Boekrecensie

Titel: De interviewer
Auteur: Ischa Meijer

Uitgeverij: Prometheus
Amsterdam, 1999
ISBN 90 5333 637 0
Pagina's: 402
Prijs: ƒ 55

Recensie door P. J. Vergunst - 14 april 1999

De gevoeligheid van
de interviewer

Een halve eeuw later dan in Amerika raakte het interview in de Nederlandse pers in gebruik. Zo rond 1900 werd de mens nieuwsonderwerp in de krant, als terugpratende actualiteit. Wie de ontwikkeling van het interview tijdens de laatste 30 jaar in ons land wil volgen, kan niet om de persoon en de techniek van Ischa Meijer heen.

Meijer overleed in 1995, onverwachts. Zijn partner, Connie Palmen, beschreef vorig jaar in de roman ”I.M.” haar relatie met Ischa. Nu zorgde Palmen, samen met Rob Grootendorst, voor een selectie van 50 vraaggesprekken uit het tienvoudige aantal dat Meijer voor diverse dag- en weekbladen hield, ”De interviewer. 50 interviews uit 25 jaar interviewen”. De uitgever noemt Ischa Meijer „volgens vriend en vijand de beste interviewer van Nederland”.

Deze bundel lijkt me allereerst van belang voor hen die zich bekwamen in dit journalistieke ambacht. Wie het afnemen van een goed vraaggesprek onder de knie wil leren krijgen, moet niet alleen oprecht geïnteresseerd zijn in zijn medemens, maar doet er ook goed aan interviews van anderen te lezen. Interviewen is praktijkwerk, geen theorieles. De citaten van Ischa Meijer over het interview waarmee deze bundel opent, onderstrepen dit. „Het is een vrij moeilijk terrein. Je kunt een vrij goede techniek hebben en een vaardige manier van schrijven, en toch maar matige interviews produceren. Om een goed interviewer te zijn, heb je een bepaald soort gevoeligheid nodig voor wat andere mensen bezielt. Het is een sensitiviteit, alertheid, die in je karakter aanwezig moet zijn, maar die je tegelijk moet cultiveren”, zei Ischa Meijer in 1991. Helemaal mee eens!

Zeggingskracht
Het eerste opgenomen vraaggesprek in deze bundel, dat met de zanger Boudewijn de Groot, dateert uit mei 1966. Meijer stond toen pas aan het begin van zijn loopbaan en moest in de praktijk het vak meer en meer onder knie krijgen. Dat toont ook het nu verschenen boek. Vooral de vraaggesprekken uit de jaren tachtig waarin hij zelf helemaal achter de geportretteerde schuilgaat, hebben veel zeggingskracht. Het is daarom opvallend dat van deze „beste interviewer” in de bundel met „de beste Nederlandse interviews van de laatste 100 jaar” (verschenen in 1994) slechts één vraaggesprek is opgenomen, juist dat met Godfried Bomans, uit december 1966.

In eerdere gesprekken was Ischa Meijer ook observator, bijvoorbeeld tegenover Toon Hermans: „Er gaat plotseling een mateloze triestheid van hem uit. Een fractie van een minuut misschien, dan is het over. De iele figuur die hij even uitbeeldde is verdwenen. Blijft over: de oersterke beer die Hermans is.” Meijer is aanvankelijk niet alleen beschrijvende observator van de persoon in zijn omgeving, hij is vooral een gave stilist. Nogal eens blijkt dat aan het slot, zoals in het gesprek met schrijver W. F. Hermans: „Ik heb toen ik 6 was de elektromagnetische rem uitgevonden, op m'n elfde merkte ik dat-ie al uitgevonden was. Ha! Maar dat is toch heel normaal.”

Relativerend
De diepste gedachten van een mens krijgt Ischa Meijer vaak expliciet geformuleerd. Hij beklopt de diepste laag, tot boven komt wat er in het hart leeft. Treurig en tragisch –ja, deze bundel is ook beeld van drie decennia Nederland– zijn de vloeken en de platvloerse beleving door velen van hun (homo)seksualiteit. Hier geeft de interviewer nergens blijk van een eigen levensmoraal.

Wel weer karakteristiek én herkenbaar is het gesprek met de Rotterdamse burgemeester Bram Peper en zijn tweede echtgenote Gusta. Meijer laat hen in 1984, twee jaar na de beëdiging, uitspreken hoe ambtenaren, media, voorlichting en politie hen tegenwerken om burgemeester(sechtpaar) van de stad te zijn: een felle, directe vrouw naast een relativerende maar haar nergens tegensprekende man, die de mening van zijn echtgenote graag diplomatieker verwoord ziet. Voor herpublicatie van dit interview werd voor de bundel uit 1994 geen toestemming gegeven; postuum heeft Meijer die wel gekregen.

Oorlog
Ischa Meijer koos zijn gesprekspartners uit diverse kringen: wetenschap, sport, politiek, kunst, in principe allen beroemdheden. Wie niet thuis is in een bepaalde wereld, mist in de bundel een biografisch intro. Je moet jaren na dato maar weten wie de Joodse theoloog en publicist Friedrich Weinreb was of dat Edwin de Vries acteur is.

Zeer opvallend is de nawerking van de oorlog in de jaren zestig, zeventig en tachtig. Dat Marga Minco vertelt hoe ze de oorlog verwerkte, ligt voor de hand, maar hoe velen als kind van 'foute ouders' een evenwicht in hun leven moesten zoeken, trekt de aandacht.

Een laatste citaat van Meijer zelf: „Ik doe maar één ding. Ik maak een kroniek van mijn tijd. (...) Ik wil precies weten wat er gebeurt. Ik ben niet intelligent genoeg om het allemaal te vatten. Dus loop ik naar al die mensen toe. Punt. Uit. Zo zit dat.”