Boekrecensie

Titel: Onder zeil naar Ithaka; literaire en kunstzinnige vorming in de Tweede Fase
Redactie: Wam de Moor
Uitgeverij: NBLC
Den Haag, 1998
ISBN 90 5483 128 6
Pagina's: 247
Prijs: ƒ 49,50

Recensie door drs. H. Vermeulen - 17 november 1998

”Onder zeil naar Ithaka” brengt cultuur op school in praktijk

Kunstonderwijs in de Tweede Fase

Het voortgezet onderwijs is heftig in beweging. Nieuwe werkvormen moeten worden toegepast, nieuwe vakken worden ingevoerd, bestaande vakken dienen anders aangepakt te worden... Te midden van al die veranderingen lijken de docenten de enige constante factor, maar zij zullen zich grondig moeten verdiepen in de vernieuwingsgolf.

Voor hen die zich bezig (gaan) houden met literaire en kunstzinnige vorming en allen die daar in geïnteresseerd zijn, verscheen het boek “Onder zeil naar Ithaka; literaire en kunstzinnige vorming in de Tweede Fase”. “Onder zeil naar Ithaka” dankt zijn ontstaan aan een conferentie die georganiseerd werd door de Stichting Promotie Literatuuronderwijs. Daardoor is het een bonte verzameling van bijdragen geworden, van uiterst theoretische over hedendaagse esthetiek en de invloed op de kunstpsychologie, tot uiterst praktische over het werken met het leesdossier in het literatuuronderwijs.

Uiteraard opent de bundel met het benadrukken van het belang van het kunstonderwijs. Dat kan immers het waarnemingsvermogen, het inlevingsvermogen en het oordeelsvermogen ontwikkelen – en die zaken moeten leerlingen niet alleen voor hun kunstbeleving beheersen. Het kunstonderwijs ziet zich geplaatst voor de taak de leerlingen de benodigde vaardigheden aan te leren om zo die vermogens te ontwikkelen – en dat blijkt nog niet zo gemakkelijk.

Leesdossier
Vanuit de overheid is er in ieder geval een aantal richtlijnen gegeven hoe dat zou kunnen gebeuren. Heel belangrijk daarbij is dat de eindtermen van de Tweede Fase op dit punt vakoverstijgend zijn geformuleerd. Kunsteducatie mag niet worden gesplitst in een stukje bij Nederlands, bij de moderne vreemde talen, bij tekenen, bij kunstgeschiedenis, enzovoort. Het nieuwe vak Culturele en Kunstzinnige Vorming I, verplicht voor alle leerlingen in de Tweede Fase, heeft onder andere de taak om aan de versnippering op dit gebied een einde te maken. Daarbij wordt de nadruk gelegd op ervaringsgericht kunstonderwijs, zowel wanneer het gaat om literatuur als om andere kunstuitingen.

Diverse praktijkvoorbeelden in het boek maken duidelijk hoe dat ervaringsgerichte onderwijs gestalte moet krijgen. Ter geruststelling van docenten Nederlands die hun literatuurlessen vervangen zien door “een beetje lezen wat je lekker vindt': daarbij hoort gelukkig nog steeds het leren hanteren van verschillende tekstbenaderingswijzen en het verzamelen en selecteren van relevante achtergrondinformatie. Nieuw is echter dat veel meer aandacht gegeven moet worden aan het opdoen van leerervaringen en het beschrijven van de persoonlijke leeservaringen. Het leesdossier, opgebouwd vanaf klas 1, kan dan een heel persoonlijk document worden. Daarbij horen dan ook persoonlijke reacties, zoals: „In een boek leiden de hoofdpersonen vaak heel andere levens dan ikzelf. Dat zet je aan het denken. Soms”. Zo hoort dat dus in de Tweede Fase: door confrontatie met kunst, in welke vorm dan ook, worden leerlingen aan het denken gezet. Naar aanleiding van bijvoorbeeld de “Odyssee”, het klassieke verhaal over de zwerftochten van Odysseus, moeten leerlingen zich niet alleen verdiepen in de vraag hoe het oude thema in de moderne literatuur is uitgewerkt, maar ook in vragen als: „Hoe beoordeel jij de trouw van Penelope?” of: „Wat zou jij doen in zo'n geval?”

Kennis en kunstgenot
De bundel “Onder zeil naar Ithaka” kan niet om de informatie- en communicatietechnologie heen. De vernieuwde examenprogramma's veronderstellen een centrale rol voor ICT, maar hoe geef je dat vorm in het kunstonderwijs? Als voorbeeld wordt een cd-rom van Alice Walkers “The Color Purple” besproken.

Uiteraard bevat het schijfje de complete tekst, aangevuld met allerlei soorten (meerkeuze)vragen. Het is echter nadrukkelijk de bedoeling dat de leerling die bezig gaat met deze cd-rom, tevens oog krijgt voor de sociaal-culturele context van “The Color Purple” en inzicht krijgt in de relevantie van bepaalde thema's die erin worden aangesneden. Researchopdrachten zetten de leerling verder aan het werk. Gelukkig bevat de cd-rom ook een leerling-volgsysteem, zodat de docent kan bijhouden waarmee een leerling zich heeft beziggehouden en hoeveel hem dat gekost heeft. De traditionele literatuurles is hier ver achter de horizon verdwenen – en dat zal wennen zijn.

Uiteraard gaat de bundel niet alleen over literatuuronderwijs, ook het nieuwe vak CKV I krijgt ruime aandacht. Heel praktisch zijn de tips ter voorbereiding van dat vak. Er wordt voor gepleit om de leerlingen heel wat kunst te laten zien en in verband daarmee bevat het boek zelfs iets dat lijkt op een complete leerlijn kunst vanaf groep 1 van de basisschool tot en met de eindexamenklas. Gelukkig wordt er tegelijkertijd geconstateerd dat alleen het onderdompelen van de leerling en het aandacht geven aan de ervaring van kunst niet genoeg is: „Geen kunstgenot zonder kennis”. De kunsteducatie zal de kloof tussen de taal van de kunstenaar en die van de kunstconsument moeten overbruggen.

Schoolpraktijk
Voor kunstcoördinatoren die CKV I moeten gaan voorbereiden, kan deze bundel een hulp zijn bij het bepalen van hun gedachten. Lang niet alles zal daarbij bruikbaar zijn, want, zoals gezegd, het is nogal een bonte verzameling. Jammer dat de artikelen onderling niet op elkaar zijn afgestemd. Het doet bijvoorbeeld een beetje vreemd aan op blz. 186 te lezen over een nieuw voorstel voor een gemeenschappelijk vak CKV I, waarvan de invulling nog moet worden uitgewerkt – terwijl die uitwerking eerder in de bundel al gegeven wordt.

De meeste artikelen zijn naar mijn idee nogal hooggestemd en staan tamelijk ver af van de schoolpraktijk. De weerbarstigheid van een havo-4-klas waar iets moet gebeuren met kunstonderwijs is gemakshalve door veel scribenten vergeten – of ze hebben er nog nooit kennis mee gemaakt. Het leerlingbeeld dat uit de bundel spreekt lijkt me nogal optimistisch, zodat ook over de zelfwerkzaamheid van de leerlingen te rooskleurig gedacht wordt. De schrijvers zijn een beetje als Odysseus, die, gevangen gehouden op een eiland, dagelijks aan de kust zat en over de zee staarde, of hij in de verte zijn geliefde Ithaka ook kon ontdekken. In die zin is de titel van de bundel treffend gekozen: het ideale kunstonderwijs ligt achter de horizon.

Gelukkig staan er ook nuchtere opmerkingen in de bundel, zoals: „Op elk niveau blijft degene die de 'klappers' (de meest beroemde kunstwerken, red.) aan de man brengt de beslissende factor in het geheel”.

Ieder die op een inspirerende manier literatuuronderwijs gehad heeft, weet wat daarmee bedoeld wordt. De verhalen over de praktijkervaring met het leesdossier komen eveneens nuchter over. Die nuchterheid is, naast een dosis idealisme, onontbeerlijk. Samen kunnen ze helpen bij het vorm geven van het kunstonderwijs van de toekomst. Hopelijk komen er dan meer reacties als van die leerling aan het Heerbeeck College in Best na een leergang Europese literatuur: „Ik wist niet dat literatuur ook leuk kon zijn”.