Boekrecensie

Titel: Kinderen met leer- en gedragsproblemen
Auteurs: Roel de Groot en Cees Paagman

Uitgeverij: Boom
Amsterdam, 2000
ISBN 90 5352 571 8
Pagina's: 214
Prijs: ƒ 37,50

Recensie door drs. A de Muynck - 10 januari 2001

Ouders en leraren
beste deskundigen

Ouders van kinderen met leerproblemen voelen zich vaak ongemakkelijk. Het kind voldoet niet aan hun verwachtingen. Hun zoon of dochter voelt zich ook ongelukkig. Bovendien hebben de problemen op school een negatieve invloed op de sfeer in het gezin. Het is niet verwonderlijk dat ouders soms schreeuwen om hulp. Niet alleen hulpverleningsinstellingen en particuliere bureaus reageren op de hulpbehoeften van ouders. Ook ouderverenigingen en uitgevers proberen met voorlichtingsmateriaal op vragen van ouders in te spelen.

Het boek ”Kinderen met leer- en gedragsproblemen” is geschreven vanuit de motivatie ouders te helpen. De auteurs, De Groot en Paagman, hebben de overtuiging dat meer kennis over de achtergrond van de leerproblemen ouders verder kan helpen. Ze gaan ervan uit dat ouders samen met de leraren op school de beste deskundigen zijn om problemen in te schatten en te beslissen welke maatregelen het beste genomen zouden kunnen worden.

Ik ben blij met dit standpunt. Temeer omdat er zich in de omgeving van school en ouders talloze deskundigen aandienen. Dit kan de suggestie wekken dat de deskundigheid van ouders gering is. Niets is minder waar. Zij kennen hun kind het beste. Zij zijn het ook die doorgaans het beste aanvoelen waar de zwakke en de sterke punten van het kind liggen. De vertrouwdheid met het kind leidt echter niet altijd tot inzicht in de problemen van het kind en de acceptatie daarvan. De kennis en kunde van anderen kan hier een extra bijdrage aan leveren.

Toch raad ik ouders niet aan om voor informatie over leer- en gedragsproblemen bij dit boekje te rade te gaan. De inhoud van het boek is verouderd, het is rommelig van opzet en het gaat uit van een verkeerde visie op leerproblemen.

Verouderd
Een aantal jaren geleden verscheen een eerdere versie van dit boek. De auteurs geven aan dat recente ontwikkelingen in wetenschap, praktijk en beleid in deze nieuwe uitgave verwerkt zijn. Dit lijkt op het eerste gezicht het geval. Zo besteden ze aandacht aan NLD (Non-verbal Learning Disorder, niet-verbale leerstoornis) en aan ADHD (aandachtstekortstoornis), terwijl deze diagnoses een aantal jaren geleden nog nauwelijks genoemd werden. Veel ouders lezen op dit moment over deze stoornissen en hebben daar zo hun vragen over. Terecht dat er in dit boek aandacht aan wordt besteed.

De manier waarop deze begrippen aan de orde komen, is echter tekenend voor de inhoud van het boekje. Hedendaagse begrippen worden toegelicht met oude informatie. De stoornissen NLD en ADHD worden allebei behandeld in hoofdstuk 3, ”Ontwikkelingsstoornissen”. Merkwaardigerwijs wordt de voorgeschiedenis van ADHD in verband gebracht met de Groningse hoogleraar mevrouw Bladergroen. Zij heeft als een van de eersten oog gehad voor de lichamelijke componenten van leerproblemen (ogen, oren en motoriek) en is een belangrijke initiator geweest voor het ontstaan van het lom-onderwijs, nu opgegaan in de speciale school voor basisonderwijs. Op dat punt heeft zij haar sporen verdiend. Maar ten aanzien van ADHD kan dit moeilijk aangetoond worden. Tegenwoordig wordt zo nu en dan wel een verband aangegeven tussen zintuigelijke problemen en aandachtsproblemen, maar dit gebeurt zeker niet onder de noemer ADHD. Men veronderstelt soms een neurologisch probleem, hetgeen echter lang niet altijd is vast te stellen.

De verwijzing naar de persoon van Bladergroen komt ook weer voor bij NLD. De auteurs lijken –evenals in de vorige editie– de leermeesteres postuum te willen eren. Hetzelfde geldt voor de korte weergave van de Buitenbeentjes van Cruishank, waar een hele generatie PA- en pabo-studenten van kennis heeft genomen. De informatieve waarde voor dit moment is echter gering. Ik kan me tenminste niet goed voorstellen wat ouders die met hun kind problemen ervaren, ermee kunnen doen. Zij hebben behoefte aan informatie die verheldert wat ze van hulpverleners en van school te horen krijgen. Ten aanzien van ADHD zou het dan bijvoorbeeld dienstig zijn om uit te leggen hoe de aandachtsproblemen precies ontstaan en hoe de oorzaak doorwerkt in het leren en in het gedrag. Hoewel deze onderwerpen aangestipt worden, wordt er nauwelijks uitleg gegeven. Een misser in dit verband is dat een gezaghebbende auteur op het gebied van ADHD zoals Barkley niet wordt genoemd.

Te algemeen
Een tweede probleem bij het boekje is dat de informatie en de tips zo algemeen en vanzelfsprekend zijn, dat ouders er weinig mee kunnen doen. De algemeen inleidende hoofdstukjes over ”De kinderlijke ontwikkeling” (hoofdstuk 1) en ”Leerproblemen, wat zijn dat?” (hoofdstuk 2) hebben een opsommend karakter en vertonen weinig samenhang.

De grootste waarde van het boekje zou mijns inziens kunnen liggen in de praktische informatie aan het einde. In het laatste hoofdstuk staat namelijk een grote hoeveelheid gegevens over instellingen en bureaus. Helaas is de informatie niet altijd betrouwbaar. Zo wordt in het begin van het hoofdstuk gesuggereerd dat het zorgsysteem rondom het kind alles te maken heeft met de onderwijsondersteuning en bijvoorbeeld de initiatieven van de WPRO (koepel van onderwijsbegeleidingsdiensten). De informatie in de daaropvolgende paragraaf blijkt vrijwel alleen te gaan over instellingen buiten het onderwijs. De opsomming is bovendien onjuist en dus verwarrend. De schoolbegeleidingsdiensten (sbd's) worden bijvoorbeeld genoemd in het rijtje instituten voor jonge kinderen zoals medische kinderdagverblijven, terwijl daarna alleen gezegd wordt dat een sbd informatie heeft over pesten. Dit soort verwarringen maakt dat het boek minder hanteerbaar is dan een eerste indruk doet vermoeden.

Visie op leerproblemen
Een derde bezwaar is van inhoudelijke aard. In hoofdstuk 2 worden de problemen die wij als volwassenen met kinderen ervaren teruggebracht tot het kind. Uitspraken als: „Leermoeilijkheden ontstaan omdat er niet is voldaan aan de leervoorwaarden” suggereren dat de oorzaak altijd in het kind aanwijsbaar is. Zo eenvoudig is het echter niet. De weerbarstigheid van problemen met leren en gedrag hangt vooral samen met de kwaliteit van de didactische omgeving.

Vaak is een vraag van ouders: Waarom kan ons kind niet op de basisschool geholpen worden? Ouders horen enerzijds dat er veel kennis en middelen zijn om kinderen te helpen, anderzijds merken ze dat het voor de school van hun kind geweldig moeilijk is om de specifieke problemen van hun kind op te vangen. Waar zit het dan op vast? Op deze vraag geeft dit boek geen antwoord, terwijl hier het belangrijkste knelpunt van het primair onderwijs ligt. Waarom zijn we niet in staat onze didactiek zodanig af te stemmen op het kind dat er bij een kind met minder capaciteiten toch geen sprake hoeft te zijn van leermoeilijkheden? Het proces Weer Samen Naar School is een stimulans geweest om hier meer onderzoek naar te doen. Ook zijn er veel middelen ontwikkeld die een betere afstemming op alle kinderen mogelijk maken. In gesprekken met school doen ouders terecht een appèl op leerkrachten om zich ook voor hun kind in te spannen. Dit wil beslist nog niet zeggen dat alle kinderen op de basisschool moeten blijven. Juist vanwege de (nog steeds) praktische beperkingen lukt dit vaak niet.

Dat De Groot en Paagman geen oog hebben voor deze problematiek blijkt bijvoorbeeld uit de gevalsbeschrijvingen in hoofdstuk 8. Het verhaal bijvoorbeeld van Olivier met dyslexie (9 jaar) geeft een stereotiep beeld van de betrokkenen bij leerproblemen. Een strenge juf die het probleem oplost met huiswerk geven. De sbd die het probleem oplost door naar het speciaal onderwijs te verwijzen. En ten slotte de eigen pedagogenpraktijk die het hier niet mee eens is en een handelingsplan schrijft voor aparte hulp buiten de klas.

Zowel in de diagnostiek als in de behandeling die hier beschreven worden, blijkt er geen aandacht voor het proces waar het werkelijk om gaat, namelijk het onderwijs in de klas van iedere dag. Het is zo wel erg makkelijk voor een extern bureau om een advies speciaal onderwijs tegen te spreken. Ik kan me van de school voorstellen dat zij zich door het bureau volstrekt gepasseerd voelt. Als één ding in de hulpverlening funest is, is het wel het uitbrengen van adviezen geheel buiten de meest verantwoordelijke betrokkenen om.

Informatie over leerproblemen
Als ouders informatie over deze leerproblemen willen krijgen, zullen zij eerder te rade gaan bij boekjes die specifiek over deze problemen gaan. Ik kan ze geen ongelijk geven. Ten aanzien van ADHD zijn bijvoorbeeld ”Sta nu eens even stil!” (geschreven door C. Versteeg-Corba, uitgeverij Groen) of ”Zit stil” (geschreven door T. Compernolle, uitgeverij Lannoo) uitstekende informatiebronnen. Ook de oudervereniging Balans in Bilthoven verstrekt informatie over de meest voorkomende diagnoses (ADHD, PDD en NLD) die aanzienlijk meer kwaliteit heeft dan dit boekje.

Over de belangrijkste factor bij leerproblemen –de didactische overdracht in de klas– zijn mij weinig goede boekjes voor ouders bekend. De Groot en Paagman hadden daar de meerwaarde in kunnen zoeken. Het lezen van het boekje kan voor deze of gene wellicht een aanleiding zijn om voor ouders iets te schrijven onder de titel: Scholen en kinderen met leer- en gedragsproblemen.