Boekrecensie

Titel: In de schaduw van Byzantium
Auteur: William Dalrymple

Uitgeverij: Atlas
Amsterdam 1999
ISBN 90 450 0212 4
Pagina's: 528
Prijs: ƒ 55,00

Recensie door drs. A. Verhoef - 27 oktober 1999

Reisverslag peutert aan westers-christelijk chauvinisme

Kriskras door Byzantium

„Mijn cel is kaal en sober. Hij heeft witte wanden en op de vloer liggen flagstones.” Zo begint William Dalrymple zijn verslag van een reis dwars door wat tien eeuwen geleden het Byzantijnse Rijk heette. Een tocht van Griekenland naar Egypte, op een dermate boeiende manier beschreven dat je zo je biezen zou willen pakken en in Dalrymples voetspoor zou willen gaan. Met zijn lijvige boekwerk in je rugzak: ”In de schaduw van Byzantium”.

Dan zou de geschiedenis zich opnieuw gaan herhalen. Want ook Dalrymple zelf maakte zijn reis door zes landen in navolging van een ander, een monnik die in het voorjaar van 587 te voet aan de tocht begon. Toen toonde het eens zo machtige Byzantijnse Rijk al tekenen van verval.

Het was de reislustige monnik, Johannus Moschus, erom begonnen de wijsheid van de woestijnvaders, de kluizenaars en de kloosterlingen te verzamelen en op te tekenen voordat het oosterse christendom weggedrukt zou worden door een oprukkende islam. Het resultaat was een dik foliant: ”De geestelijke weide”.

Dalrymple raakte gefascineerd door dit reisverslag uit de zesde eeuw. Hij wilde te weten komen wat er –na zo veel eeuwen islamitische overheersing– overgebleven was van het oosterse christendom, dat in het kerkelijke conflict tussen Rome en Constantinopel over de Drie-eenheid van God een andere weg was gegaan dan de westerse kerk.

Daarmee wil de Engelsman Dalrymple de betekenis van dat oosterse christendom niet afschrijven. Sterker nog: „In een tijd waarin Angelen en Saksen nog offers aan Thor en Wodan brachten op de oevers van de Theems, en de laatste christelijke Britten in het uiterste westen achterhoedegevechten leverden, was de Levant het kernland van het christendom en het centrum van de christelijke beschaving.”

Tegen de achtergrond van deze verwondering moeten we het boek van Dalrymple lezen.

Achter de schermen
De gastencel van het klooster op Athos is kaal en sober. Want nog steeds leven de monniken daar als eeuwen geleden. Wie zich ooit een beetje verdiept heeft in de Griekse geografie en geschiedenis, weet dat er met die monniken iets merkwaardigs aan de hand is. Ze dulden geen vrouwen op hun schiereiland, zelfs geen vrouwtjesdieren, met uitzondering van katten.

Zoiets schreeuwt in deze wereld –ook in onze kerkelijke kringen?– om reportages en verhalen waarin de spot van het papier afdruipt. Het mooie van Dalrymple is dat hij deze mannen tekent als mensen van vlees en bloed. Mét soms hun geloofstwijfels. Met óók hun geloofsvertrouwen. Dagelijks bezig met de eenvoudige taken in hun kloosters. Mannen die nog dezelfde angst voor de verleidingen van de vrouw koesteren als de kerkvader Tertullius bijvoorbeeld.

De sensatiezucht is bij Dalrymple ver te zoeken. Dat geldt de monniken van Athos. Het betreft ook de paar overgebleven Armeense christenen die hij honderden kilometers verder naar het oosten aantreft. De Koerden, de Syrische en Palestijnse christenen, hij ontmoet hen, tekent hen in hun vaak moeilijke omstandigheden, maar onthoudt zich van een oordeel. Hij laat de lezer steeds weer achter de schermen kijken en hen hun eigen oordeel vormen.

Koerden
Tegelijkertijd merk je hoe belezen de auteur is, hoeveel hij weet van de (kerk)geschiedenis van het oostelijk Middellandse-Zeegebied. Maar al die kennis verweeft Dalrymple bescheiden in een boeiend geschreven reisverslag, dat de actualiteit paart aan de geschiedenis. Zo proef je de spanning tijdens zijn tocht door Zuidoost-Turkije, verscheurd door de strijd tussen Turken en Koerden. Dat gedeelte van het boek geeft je houvast in de aanhoudende consternatie rond het proces tegen Koerdenleider Öcalan. Maar even verder bezoekt hij de plek waar een pilaarheilige ooit gelovigen heeft onderwezen en waar nu alleen de vogels het voor het zeggen (zingen) lijken te hebben.

Wij staan geestelijk als het ware op de schouders van kerkvaders en reformatoren. Zonder meer een rijke traditie. Wij hebben zo onze gedachten over het Byzantijnse christendom. Maar op de een of andere manier smaakt het lezen van dit boek naar meer en is het besef in mij wakker geworden dat wij eigenlijk maar heel weinig doen en gedaan hebben voor de christenen oostelijk van de Bosporus. Door die laksheid konden begin deze eeuw vele Armeense christenen vermoord worden door de Turkse overheersers. Dat maakt dat er al lezend in dit boek een beetje van ons westers-christelijke chauvinisme wordt afgepeuterd. En misschien is dat helemaal niet ongezond.