Boekrecensie

Titel: Wandelen over Londense kerkhoven
Auteurs: Hans van Soest, Mark van Assen en Michel Knapen

Uitgeverij: Elmar
Rijswijk, 1999
ISBN 9038906625
Pagina's: 288
Prijs: ƒ 32,50

Recensie door W. H. Smith - 27 oktober 1999

Stilstaan bij het sterven op
Londense dodenakkers

Een begraafplaats bezoeken is niet bepaald een ontspannende bezigheid. Althans, voor wie de dood als koning der verschrikking serieus neemt. De gids ”Wandelen over Londense kerkhoven” kán daaraan een verantwoorde bijdrage leveren. Ze schiet haar doel echter voorbij als ze de lezer juist (en uitsluitend) wil laten genieten van „de macabere romantiek op spectaculaire zerkenjungles.”

Voor alle duidelijkheid: de boodschap van het belang van stervensgenade klinkt in het boek niet. De Nederlandse auteurs, journalisten van beroep, hadden bij de beschrijving van John Bunyans graf op Bunhill Fields die mogelijkheid zeker kunnen benutten. Ze beperken zich tot een korte karakterisering van de puriteinse schrijver van ”The pilgrim's progress”, waarbij vooral zijn jeugdzonden op een wat meesmuilende manier de aandacht krijgen.

Deze tekortkoming betekent niet dat de gids nutteloos is. De serieuze gebruiker zal het ”memento mori” tussen de regels door én ter plekke ter harte nemen. Het boek zal in cultuurhistorische zin ook zeker boeien. Allereerst komen de geschiedenis en begraafcultuur (met bijbehorende grafsymboliek) van Groot-Brittannië aan de orde.

Biografieën

In woord en beeld passeren daarna de dodenakkers in de hoofdstad de revue, waarbij de lezer zich moet realiseren dat ”Wandelen over Londense kerkhoven” niet alle begraafplaatsen kan portretteren. In een straal van 15 kilometer rond het centrum van de Britse metropool liggen er maar liefst 103! Het boek beperkt zich tot de (praal)graven van Westminster Abbey, St. Paul's Cathedral, het eerdergenoemde Bunhill Fiels en de ”Magnificient Seven” (Abney Par, Tower Hamlets, Nunhead, West Norwood, Brompton, Kensal Green en Highgate), zeven grote particuliere begraafplaatsen die aan het begin van de vorige eeuw in een ring buiten de toenmalige stadsgrenzen zijn aangelegd. Daarnaast wijden de auteurs enkele pagina's aan een vreemde eend in de bijt: Golders Green Crematorium, waar sinds de opening in 1902 ruim 290.000 mensen (onder wie auto-ontwerper Frederick Henry Royce en George Bernard Shaw) zijn verast, meer dan in welk ander crematorium in Groot-Brittannië ook. Een plek om aan voorbij te gaan.

Het boek fascineert vooral vanwege de biografieën van legendarische en minder bekende personen. Op de indrukwekkende dodenlijst prijken de namen van Karl Marx, Sigmund Freud en Isaac Newton, maar ook van 'onze' Willem III van Oranje (de stadhouder-koning ligt in de Westminster Abbey) en de schilder Lourens Alma Tadema. De gids wijst op een plattegrondje de plek aan waar ze in Londen begraven liggen. De schrijvers wekken eveneens een aantal, voor ons anonieme, mensen tot leven. Of ze halen onbekende kwaliteiten voor het voetlicht. Wie wist bijvoorbeeld dat Sir Henry Tate, beroemd van het naar hem vernoemde museum in Londen, destijds roem én geld vergaarde met de uitvinding van het suikerklontje? Net als baron Paul Julius von Reuter, oprichter van het persagentschap Reuters, blies hij een eeuw geleden de laatste adem uit. Op West Norwood, een statig kerkhof ten zuiden van de Theems, rusten beiden tot de Laatste Dag. In de hope des eeuwigen levens? Op reis naar het levenseinde zal die vraag voor iedereen beslissend zijn.