Boekrecensie

Titel: De aarde, de lucht, het water en het vuur van Italië
Auteur: Lisa St. Aubin de Terán

Uitgeverij: Meulenhoff
Amsterdam, 1999
ISBN 90 290 5911 7
Pagina's: 335
Prijs: ƒ 39,90

Recensie door Marie van Beijnum - 16 juni 1999

Grand Tour is nooit weggeweest

Behalve de veelheid aan schrijvers die ervan afzagen over Italië te schrijven, bestaat er dus ook een veelvoud aan auteurs die dat wel deden. Zij voelden zich daartoe met Henry James voldoende gerechtvaardigd. Omdat zij als Grand Touristen een passie hadden opgevat voor Bella Italia.

De hartstocht van de Britse schrijfster Lisa St Aubin de Terán voor Italië begon toen ze als kind van acht voor het eerst de brieven van Byron las. Indachtig zijn motto ”Laten we naar Italië gaan”, volgde ze zijn spoor en zou ze later, met Browning, zeggen „Open mijn hart en je ziet Italië erin gegrift.”

St Aubin de Terán kreeg vanwege haar betrokkenheid behoefte aan de bundeling van 'liefdescorrespondentie' die in de achterliggende eeuwen over Italië verscheen. Ze maakte een selectie en liet zich daarbij leiden door vier klassieke elementen, namelijk de aarde, de lucht, het water en het vuur van Italië. Dat zijn, zo verantwoordt ze in deze literaire reisgids, zaken die Italië vormden buiten het domein van het esthetische om. Aan de hand van deze vier categorieën probeert ze de essentie van het land over te brengen.

Pathetisch
De bloemlezing die hieruit voortvloeide, biedt ondanks de dictatuur van het ruimtegebrek een breed, humoristisch en verrassend scala aan fragmenten, citaten, brieven en verhalen van al dan niet beroemde schrijvers over hun ervaringen in Italië. Er gebeurde duidelijk iets met hen zodra ze Italië ontmoetten – alsof ze een nieuw emotioneel terrein betraden.

Tallozen vonden in de loop van de eeuwen de weg naar Italië, van Barbarossa tot Shelley en Keats, van Goethe tot Ginsborg en van De St Aubin Terán tot Mayes. De ”Grand Tour” is nooit weggeweest. Niet zelden blijkt dat er sprake is van een aan haat grenzende liefdesverhouding met het land. Ook valt er uit de teksten te destilleren dat Italië lachwekkend pathetisch in zijn grootsheid wordt gezien, net als komisch in zijn ernst en paaps in zijn bevindelijkheid. „De bewoners van de bergen tussen Rome, het Turanomeer en Ascoli geven volgens mij een vrij aardig beeld van het geestelijk klimaat in Italië omtreeks het jaar 1400”, stelt de Fransman Stendhal in het begin van de 19e eeuw appreciërend vast.

Chaos en corruptie zijn trouwens te allen tijde zo manifest aanwezig geweest, dat ze niet kunnen worden genegeerd. „Bezoekers houden van Italië ondanks de chaos”, meent Lisa de St Aubin Terán. Maar ze worden vaak zo overweldigd door andere aspecten „dat ze de corruptie niet zien.”

Ook de Italianen zelf zijn niet blind voor de bekoorlijkheden van hun patria, onder wie de beroemde Giuseppe di Lampedusa in ”De tijgerkat”. Of de communist Ignazio Silone met zijn ”Fontamara”, nu nog onder de oudere garde Italianen bekend omdat hij hen in aanraking bracht met de innig vrome boeren van het platteland. En wie zal vergeten Carlo en Primo Levi, die literaire meesterwerken hebben nagelaten – van wie Primo de Joodse chemicus is die Auschwitz overleefde, maar veel later zelfmoord pleegde.

Kroniek van rampen
De Amerikaanse Mary McCarthy geeft letterlijk lucht aan haar ongenoegen over het ongelooflijk arrogante Florence. „De hele zomer, zolang het toeristenseizoen duurt, fungeert de Cronaca di Firenze, of de stadspagina van de Nazione, die onvolprezen ochtendkrant, als een dagelijkse kroniek van rampen die buitenlanders zijn overkomen, afgewisseld met enkele zuiver plaatselijke diefstallen, zwendelaffaires, auto-ongelukken, echtelijke ruzies en pleidooien voor het behoud van monumenten.” Maar het is het gebrek aan presentie van de overheidsdienaren dat Florence nog een van de weinige steden is „waar je nog ongestoord door de kerken kunt slenteren en op je gemak de kunstwerken bekijken.”

Wat Giuseppe Tomasi di Lampedusa over de Sicilianen zei, geldt grosso modo voor veel Italianen. Ze zullen zich nooit willen verbeteren, om de eenvoudige reden dat zij menen volmaakt te zijn; hun ijdelheid is veel groter dan hun ellende. Tegen de tijd dat de Duomo van voren schoon is, is hij van achteren weer vuil. Italia come era: Italië zoals het was en blijft. Een aanslag op de zintuigen, zei Lady Morgan al melodramatisch.

Lisa St Aubin de Terán geldt als Italië-kenner en schreef onder meer ”De stoptrein naar Milaan” (1993) en ”Een huis in Italië” (1995). De collectie die zij samenstelde, is geen must, maar eerder iets voor degene die het land en zijn manieren wil verstaan. Vrolijk, tragisch, gek, pastoraal, archaïsch, modern, of gewoon dolce. Aldus Luigi Barzini over zijn primadonna, zijn prinses.