Boekrecensie

Titel: ”In hoger sferen. De fascinaties van een weerman”
Auteur: Reinier van den Berg

Uitgeverij: Kok
Kampen, 2001
ISBN 90 435 0418 1
Pagina's: 192
Prijs: ƒ 29,90

Recensie door G. Ligtenberg - 13 september 2001

Reinier van den Berg draagt onbeschroomd zijn geloofsopvatting uit

Belijdenis van een weerman

Over het weer kan iedereen meepraten. Reinier van den Berg heeft er zijn beroep van gemaakt. Hij werkt als meteoroloog bij Meteo Consult in Wageningen en maakt geregeld op radio en televisie zijn weersverwachtingen wereldkundig. Zijn opvattingen over het weer én over geestelijke zaken legde hij vast in een persoonlijk getint boek. ”In hoger sferen” is méér dan een weerpraatje.

Reinier van den Berg is christen. Daarover laat hij in ”In hoger sferen” geen enkel misverstand bestaan. Zijn fascinatie voor alles wat met het weer heeft te maken, bracht hem tot de erkenning dat er een Schepper van hemel en aarde is. En die overtuiging draagt hij onbeschroomd uit.

De structuur van het boek heeft veel weg van een instabiele stapelwolk. Van den Berg snijdt een veelheid van onderwerpen aan. Hij doet in etappes verslag van de keren dat hij op tornadojacht in Amerika was. Hij veegt de vloer aan met de evolutietheorie. Hij vertelt over z'n jeugdjaren. Hij bespreekt de ”weermachinerie”. Hij doorloopt in vogelvlucht de heilsfeiten. Hij belicht zijn werk als weerman. Hij schrijft over zijn geloofsleven.

De samenhang van het boek is niet altijd even helder. Toch weet Van den Berg te boeien. Met kennis van zaken legt hij op een begrijpelijke manier uit hoe het weer op aarde in elkaar steekt. Zijn enthousiasme over wolken, onweer en windhozen werkt aanstekelijk, al zou ik zelf een indrukwekkende onweersbui niet zo gauw omschrijven als een „show.” Voor Van den Berg is het weer dagelijkse kost en dan tempert wellicht het ontzag voor natuurgeweld enigszins.

Verse laag sneeuw
Daarmee zeg ik niet dat Van den Berg blasé doet over verschijnselen die met het weer hebben te maken. Integendeel, de weerman schrijft met onverholen bewondering over alle aspecten van de natuur. „Als water in de wolk bevriest, ontstaan er schitterende sneeuwkristallen. Sneeuwvlokken bestaan uit zespuntige sterretjes. Elk sterretje is weer anders. Ik kan me geen zuiverder en schoner wit voorstellen dan het wit van een verse laag sneeuw” (blz. 139).

Maar ook, in Amerika: „Tussen de bomen door zien we een enorme donkere, maar vormloze massa die tot aan de grond reikt. Daar zit het beest in. Als we even later in een groot open gebied komen, schrikken we haast. Een gigantische tornadobuis vormt de verbinding tussen een donkere, kolkende wolkenmassa en de grond. Wat is dat ding breed. Dit is een ramp. Hier verongelukken op dit moment mensen. Met allerlei gemengde gevoelens kijken we hooguit een minuut naar dit grijze monster” (blz. 158).

Tijdens een van de tornadojachten in Amerika komt Reinier tot het besef dat er werkelijk een God bestaat. Hoewel hij kerkelijk is opgevoed, betekent het geloof tot dan toe weinig voor hem. In het toilet bij een benzinestation treft hij een foldertje aan met een tekst uit Romeinen 10: „Want een iegelijk, die de Naam des Heeren zal aanroepen, zal zalig worden.” Diezelfde dag ontmoet hij in een postkantoor een verstandelijk gehandicapte schoonmaker die hem vraagt of hij weet wie Jezus is. „Na meer dan dertig jaar kerkgang weet ik wie Jezus is, dus ik kan de vraag van de schoonmaker bevestigend beantwoorden. Of weet ik wie Jezus was? Ik denk dat hier het verschil in zit. Weet je wie Jezus was of weet je wie Jezus is? Geloof je dat Jezus ooit bestaan heeft, of geloof je dat Jezus ook vandaag nog leeft? (...) Het is een kwestie van tijd. Spreek je over Jezus in de verleden tijd, of juist ook in de tegenwoordige tijd?”

Scheppingsverhaal
's Avonds, in een hotel, verdiept Reinier zich grondig in het Nieuwe Testament. „Voor het eerst in mijn leven ervaar ik heel duidelijk de aanwezigheid, de realiteit van God. In de Bijbel lees ik over zijn Zoon, over Jezus Christus. Nu weet ik het antwoord op de vraag van de schoonmaker pas echt. Ik weet wie Jezus is” (blz. 108).

Deze omkeer zet Reinier aan het denken, onder meer over het ontstaan van de aarde. Geloofde hij eerder op een vage manier in een mogelijk door God geleide evolutie, nu vormt het scheppingsverhaal uit Genesis 1 het vaste vertrekpunt.

Overigens voert hij ook op wetenschappelijke gronden bezwaren aan tegen de evolutietheorie. Overtuigend toont Van den Berg aan dat juist de hedendaagse kennis van de genetica (erfelijkheidsleer) geloof in evolutie onmogelijk maakt. Van blind toeval kan geen sprake zijn.

Toch hangen veel wetenschappers de theorie van Darwin nog altijd aan. Waarom? Van den Berg legt de vinger bij de zere plek: „Ik denk omdat het enige alternatief wijst op een zeer doelbewust optreden sinds het allereerste begin van alles. Het alternatief is God die alles heeft ontworpen. Het alternatief is Genesis.”

Terecht trekt Van den Berg de lijn ook door naar het persoonlijk leven. „Geloof in dit alternatief, in God, is niet vrijblijvend. Geloof in God impliceert een relatie, een relatie tussen de Schepper en het schepsel” (blz. 130).

Integer
Van den Berg schrijft integer over geloofszaken. In zijn opvattingen probeert hij de bijbelse boodschap recht te doen. In scherpe bewoordingen neemt hij stelling tegen het materialisme van de moderne (westerse) mens en het zelfbeschikkingsrecht dat hij voor zichzelf opeist, met alle schadelijke gevolgen voor mens en milieu.

Van het zogenaamde reli-shoppen moet Van den Berg niets hebben. „Een christen weet dat hij of zij niet een of andere vage religie achternaloopt, die alleen voor hem of haar een waarheidsgehalte heeft. Er is wel degelijk een absolute waarheid. God is de waarheid! God is Zelf op aarde gekomen in de Persoon van Jezus Christus. Jezus is de Zoon van God. Jezus noemt zichzelf onder meer de Waarheid, zoals we kunnen lezen in het evangelie van Johannes, hoofdstuk 14 vers 6. In deze Waarheid gelooft een christen” (blz. 144). Dat is een klassiek gereformeerde belijdenis.

Het is daarom des te meer jammer dat Van den Berg in de uitwerking in remonstrants vaarwater terechtkomt. Dat God de mens met een vrije wil heeft geschapen, is waar. Maar dat hij ook na de zondeval over een vrije wil zou beschikken, strijdt met de bijbelse beschrijving van de menselijke verdorvenheid. Van den Berg laat het heil uiteindelijk afhangen van de keuze die mensen maken.

Ondanks de veelzijdigheid van Van den Bergs boek, mis ik één onderwerp dat er zeker een plek in had moeten krijgen. De zondvloed heeft immers ook het klimaat ingrijpend veranderd, en daar lees ik bij Van den Berg niets over. Van den Berg gaat er stilzwijgend van uit dat de huidige klimatologische omstandigheden niet wezenlijk verschillen van die vlak na de schepping.

Watergewelf
Er zijn allerlei interessante theorieën over de vraag hoe de aarde er oorspronkelijk uitgezien zou kunnen hebben. Was de aardbol vóór de zondvloed omgeven door een watergewelf dat zorgde voor een gelijkmatige verdeling van de temperatuur? En dat schadelijke straling uit de ruimte absorbeerde, waardoor mensen een veel hogere leeftijd bereikten? Stond de aardas aanvankelijk misschien precies recht, waardoor er nog geen sprake was van seizoenen? Het zijn theorieën waarvoor zowel bijbelse als wetenschappelijke gegevens beschikbaar zijn. In ieder geval zijn ze het doordenken meer dan waard. Ik had er graag Reinier van den Bergs mening over gehoord.