Boekrecensie

Titel: Wereldreiziger in de jaren dertig. Met de fiets naar de Oriënt
Auteur: Gerard Monnink

Uitgeverij: Elmar
Rijswijk, 2000
ISBN 90 389 1046 0
Pagina's: 268
Prijs: ƒ 32,50

Recensie door W. M. van der Linden - 27 september 2000

Twentenaren in colbert en bretelbroek fietsen naar Palestina

Woeste honden, bloedwraak, uitdroging

In de crisisjaren 1936-1940 trok de net afgestudeerde en werkloze onderwijzer Gerard Monnink met zijn fiets de wijde wereld in, een wereld die vrijwel onbekend was en dus geheimzinnig. Globetrotten bestond nog niet. Reizen was duur en voor wie zich buiten de gangbare wegen waagde ook nog gevaarlijk. Toch kon Monnink geen weerstand bieden aan de verhalen van vader Graads, de meesterverteller van buurtschap ”De Bult” in Twente.

In fotograaf Toon Damhuis vond Monnink een fietsmaat. Een rijwielfabriek stelde twee fietsen ter beschikking. En zo trokken twee Twentenaren, gestoken in colberts en lange broeken met bretels, op zware fietsen zonder versnellingen en zonder antilekbanden over de Balkan en door Turkije naar Palestina. Vanwege de late vertrekdatum was haast geboden. De herfst en vooral de winter zouden hen kunnen inhalen, vertelt Monnink in ”Wereldreiziger in de jaren dertig. Met de fiets naar de Oriënt”.

Over het eerste deel van de route lezen we niet veel. De schrijver komt pas met zijn kleurrijke verhalen als hij de poesta in Hongarije binnen fietst. Dan horen we over ontmoetingen met zigeuners, aanvallen door bloeddorstige honden en koude nachtelijke tochten over de bergen van de Balkan. Voortdurend maken we kennis met de ongeschreven wet van de gastvrijheid.

Stara Planina
De laatste grote barrière vóór de hoofdstad van Bulgarije is de Stara Planina, een gebergte met hoogten tot bijna 3000 meter. Monnink en Damhuis nuttigen hun laatste proviand: een slok wijn en wat hard brood met geitenkaas. Urenlang schuiven ze naar boven. Fietsen is niet meer mogelijk. Telkens verrijzen er nieuwe bergpieken. Naast de weg gapen bodemloze ravijnen. Het begint te schemeren. IJzel nestelt zich op de kleren en handen van de Twentenaren. De sneeuw beneemt hun het zicht. Tot overmaat van ramp krijgen de twee een lekke band. Ze zijn genoodzaakt de nacht in de Stara Planina door te brengen. Op de tast zetten ze de tent op, niet wetend dat op nog geen meter afstand een diepe afgrond is. Gehuld in dekens en zich warmend aan de primus komen ze de nacht door. De volgende morgen zien ze aan welk gevaar ze ontkomen zijn. Nog geen vijftig centimeter van de diepte zien ze de afdrukken van hun schoenen in de sneeuw…

Het rijk van de moslims
Met het passeren van de Bulgaars-Turkse grens, zijn de twee fietsers opeens in een andere wereld, in het rijk van de moslims, waar Kemal Pasja de scepter zwaait. Westerlingen zijn niet geliefd en hoe dieper de twee het land binnentrekken, hoe fanatieker de bewoners. Soms gooien jongens met modder en stenen en weigert men zelfs water te geven. Van Zwitserse fietsers horen de Twentenaren dat het door onlusten in Syrië voor toeristen onmogelijk is het land binnen te komen. Ze zouden beter naar de havenstad Antalya kunnen gaan en daar een boot zoeken, die hen naar Haifa kan brengen.

Na aankomst in Haifa gaan Monnink en Damhuis met de bus naar Jeruzalem. Vanwege twisten tussen Joden en Arabieren wordt fietsen hun ontraden. Ze verblijven in een klooster, waar ze in contact komen met Sefania, een jonge vrouw uit Egypte. Zij biedt aan om hun gids te zijn in het Heilige Land. Op het laatst lijkt ze meer dan sympathie te voelen voor de schrijver van het boek. Dat gevoel wordt door hem in hevige mate beantwoord. Deze verliefdheid heeft tot gevolg dat de fietsers doorgaan naar Egypte om Sefania opnieuw te ontmoeten. Daar belooft Monnink haar om na zijn terugkomst in Nederland weer te keren naar Egypte.

Tweede reis
Sefania en Gerard Monnink blijven elkaar schrijven. De Twentenaar houdt zich aan zijn belofte om terug te keren naar Egypte. Dit keer gaat hij alleen op pad. Ook tijdens deze tweede reis beleeft Monnink veel: hij ligt dagenlang alleen en doodziek in een tentje tot een langskomende boer hem er half uitgedroogd uithaalt; hij spoelt met tentje en al weg in een droge rivier, die na een forse regenbui opeens niet meer droog is; hij ondervindt de bloedwraak van de Balkan aan den lijve en wordt bijna vermoord door een Arabier.

Terwijl het Italië van de fascistische dictator Mussolini zich voorbereidt om Albanië binnen te vallen, zoekt Monnink naar mogelijkheden om de Middellandse Zee over te steken en Alexandrië te bereiken. Dat lukt en daar ontmoet hij Sefania.

Omdat Monnink te horen krijgt dat zijn geliefde nog geen tijd voor hem heeft, fietst hij nog even door Noord-Afrika: van Egypte via Libië, Tunesië, Algerije en Marokko naar Spanje. In Spanje ontmoet hij Sefania opnieuw en daar trouwen ze in een grote kathedraal.

Boeiende schrijfstijl
”Wereldreiziger in de jaren dertig. Met de fiets naar de Oriënt” bestaat uit een bewerkte bloemlezing van drie eerdere boeken van Monnink en uit een serie nooit eerder gepubliceerde korte verhalen van zijn vader. De laatste heeft de auteur als eerbetoon opgenomen. Ze staan vóór de eigenlijke reisverhalen en laten zich ademloos lezen. Het is jammer dat er in sommige lichtvaardig wordt gesproken over God, de duivel en de dood.

”Wereldreiziger in de jaren dertig. Met de fiets naar de Oriënt” is het vierde boek van de nu 93-jarige Monnink. De schitterende foto's in het boek zijn een realistische verduidelijking bij de verhalen. Na lezing ben ik benieuwd hoe het verdere leven van deze avonturier is verlopen. Een bijgevoegde levensbeschrijving had niet misstaan. Door Monninks vermakelijke en boeiende schrijfstijl zal dit boek de in avonturen en reizen geïnteresseerde lezer veel plezierige en spannende uren bezorgen.