Boekrecensie

Titel: Land van de regenboog. Over Zuid-Afrika
Auteur: Erik van Ees

Uitgeverij: Contact
Amsterdam/Antwerpen, 2000
ISBN 90 254 9765 9
Pagina's: 271
Prijs: ƒ 49,90

Recensie door dr. Hans Ester - 21 september 2000

Van Ees brengt lezer dicht bij dagelijks leven in 'zijn' Zuid-Afrika

Loflied op lieftallig en keihard land

Al dertig jaar is de Nederlander Erik van Ees buitenlands correspondent van persbureau UPI en het Algemeen Dagblad in Zuid-Afrika. Uit zijn nieuwe boek ”Land van de regenboog” concludeer ik dat hij in het destijds tot Portugal behorende Mozambique is opgegroeid, doordat zijn stiefvader daar werkte. Sinds zijn jeugd is Van Ees nooit meer losgekomen van dat fascinerende en evenzeer problematische continent Afrika.

Alle hoofdstukken uit ”Land van de regenboog” leggen getuigenis af van zijn verknochtheid aan Zuidelijk Afrika in het bijzonder. Het beste advies dat Van Ees ooit van een collega kreeg, was afkomstig van UPI-redacteur Dick Growald. Deze Growald eiste van Erik van Ees dat hij zijn artikelen tot leven bracht: „Schoenleer wil ik in je verhalen zien.” Dat was niet aan dovemansoren gezegd.

Erik van Ees brengt de lezer zeer dicht bij het dagelijks leven in Zuid-Afrika, terwijl de moeite die het de journalist kost om op de meest afgelegen en gevaarlijke plekken te komen, een wezenlijk deel van zijn verslag vormt.

Tussen de vele andere boeken over Zuid-Afrika valt ”Land van de regenboog” op door zijn originele benadering van het land en van zijn mensen. Erik van Ees fietst graag en niet slechts langs gebaande wegen. Het tegendeel is eerder waar. Hij zoekt de fysieke en psychische uitdaging. Daarvoor biedt Zuid-Afrika ruimschoots gelegenheid. Zo'n uitdaging kan een snelle rit op de racefiets door een van misdaad vergeven voorstad van Kaapstad zijn of een tocht per auto over uit modder bestaande wegen in hartje KwaZulu-Natal, een qua natuur liefelijke streek waar om politieke of pseudo-politieke redenen voortdurend moorden worden gepleegd.

Koningin
Van Ees treedt niet in de voetsporen van de toeristische bezoeker aan Zuid-Afrika. Terwijl koningin Beatrix in de Kaapprovincie het traditionele bezoekprogramma afwerkte, bevond hij zich op een plekje waar hij het echte Zuid-Afrika ontmoette en waarnaar hij de Koningin graag had meegetroond: Koekenaap of het dorpje Mier tegen de grens met Botswana.

De auteur heeft een soort dwarsigheid tot zijn tweede natuur gemaakt. De grootste hekel heeft hij aan politieke retoriek. Met een simpel antwoord zal hij nooit tevreden zijn. Hij zal altijd doorvragen, ook al levert dat hem alleen boze gezichten op. Hij durft risico's te nemen, zoals tijdens opnamen voor de Nederlandse televisie van massale begrafenisbijeenkomsten in zwarte wijken van Johannesburg. Hij prikt door cliché's en ijdelheid heen, is zelf ook geweldig ijdel maar laat die ijdelheid vergezeld gaan van zelfspot. Het moet een fidele kerel zijn om mee samen te werken.

De waarde van dit boek ligt voor mij in drie invalshoeken. In de eerste plaats maakt Van Ees de lezer deelgenoot van zijn ervaringen tijdens de vele reizen die hij kriskras door Zuid-Afrika maakt. Hij kan niet stilzitten en is altijd onderweg naar iets interessants. Tijdens zijn tochten observeert hij het landschap, de bomen, de planten en de dieren op een originele manier, die laat zien dat Zuid-Afrika zíjn wereld is.

Vastbinden
Soms reist hij te snel en zou je hem op zijn klapstoel willen vastbinden. Dat is bijvoorbeeld het geval bij zijn tocht naar Gamka's Kloof (in Zuid-Afrika ook ”Die Hel” genaamd), nabij Oudtshoorn in de provincie West-Kaap. De afdaling van de Swartbergpas de kloof in, uren lang rijdend tussen hoog oprijzende bergen totdat een berg de weg een halt toeroept, behoort tot mijn Zuid-Afrikaanse ervaringen die in dromen (en nachtmerries) terugkeren. Dit land is zo indrukwekkend en lijkt zo dicht bij het moment van de schepping te liggen, dat het een schande is dat Van Ees het zo vlug mogelijk weer wil verlaten. Maar gelukkig reduceert de schrijver op andere momenten zijn gejaagde tempo tot menselijker proporties en dat is dan vooral het geval wanneer een plaats de belofte van een stevig glas inhoudt.

De taal van Erik van Ees is doordrongen van een droge humor. Ik vermoed dat het de invloed van het Engels is, met een hoge frequentie aan ”understatements” (het tegendeel van overdrijvingen), die deze taal zo aangenaam maakt. Van Ees durft ook met de taal te spelen, maar nooit in die mate dat je je als lezer voor de auteur gaat schamen.

Huilen
De derde invalshoek is de openheid van de schrijver naar allerlei ervaringen in Zuid-Afrika die niet in het beeld van een probleemloze regenboognatie passen. Zo vindt hij in de buurt van St. Francis Bay de sporen van een verkrachting. Deze passage is om te huilen. Hier, in dit geweld tegen een onschuldig meisje, heeft de vernietiging van de waardevolle traditionele Afrikaanse cultuur plaatsgevonden. Van Ees geeft alleen weer wat hij waarneemt en waagt zich niet aan prognoses. Zorgen heeft hij wel. Trouwens, wie niet?

Wie nieuwsgierig is naar de observaties van een journalist in Zuid-Afrika die bepaald niet bang is uitgevallen, komt bij Van Ees volledig aan zijn trekken. Van Ees heeft lef, lol in zijn beroep en lacht graag om drukdoenerij en verbeelding. Soms kan hij het jammer genoeg niet laten om toch met een politieke analyse op de proppen te komen. Dat blijft dermate aan de oppervlakte dat het ontsierend werkt. Schoenmaker, blijf bij je leest! Concluderend: een waardevol boek over de enorme diversiteit van Zuid-Afrika, een loflied op een lieftallig en keihard land.