Boekrecensie

Titel: Honden weten wanneer hun baas thuiskomt
Auteur: Rupert Sheldrake

Uitgeverij: Kosmos-Z&K
Utrecht/Antwerpen, 1999
ISBN 90 215 9405 6
Pagina's: 384
Prijs: ƒ 45,-

Recensie door Jeannette Donkersteeg - 5 juli 2000

Sheldrake is „meer in dieren geïnteresseerd dan in dogma's”

Voorgevoel van viervoeters

Toen mijn hond een pup was, lag hij op z'n rug in de kamer. Op zijn neus balanceerde een plankje dat hij met beide voorpoten in evenwicht probeerde te houden. Verdiept als hij in zijn spel was, had hij niet het flauwste vermoeden dat ik was thuisgekomen en hem door het raam observeerde. Voor Bas is geen plaats in Rupert Sheldrakes boek ”Honden weten wanneer hun baas thuiskomt”, dat is duidelijk.

Zelfs Bonny, de makker die we vroeger hadden, zou geen plekje in het boek krijgen. Dag in, dag uit zat hij weliswaar rond half 4 in de erker, wetend dat mijn zusje en ik spoedig uit school zouden komen, maar wij hadden dan ook vaste lesuren, zodat Bonny wellicht uit gewoonte handelde. De omvangrijke uitgave van Sheldrake gaat echter een stapje verder. Niet voor niets gaf de auteur het boek als ondertitel mee: ”Een onderzoek naar de mysterieuze vermogens van dieren”.

Paranormaal
Als zoon van een apotheker die liefhebberde in microscopisch onderzoek werd Sheldrakes enthousiasme voor de natuur al vroeg aangemoedigd. Hij studeerde plantkunde, fysiologie, chemie en biochemie in Cambridge. Bij zijn opleiding tot bioloog begon er „een grote kloof te ontstaan tussen mijn eigen waarneming van dieren en planten en de wetenschappelijke benadering die mij werd onderwezen.” Terwijl dierenliefde hem voor deze richting had doen kiezen, moest hij in teentjes van cavia's knijpen totdat de beestjes gilden, waarna ze geïnjecteerd werden met chemicaliën om die te testen op hun pijnstillend vermogen.

Sheldrake begon afstand te nemen van de wetenschap. Hij ontdekte „meer in dieren geïnteresseerd te zijn dan in dogma's”

Sommige dieren lijken over waarnemingvermogens te beschikken die de bekende zintuigen te boven gaan, stelt hij. Volgens hem worden deze door de wetenschap genegeerd, omdat het taboe is huisdieren serieus te nemen, evenals 'paranormale' verschijnselen. Bovendien proberen wetenschappers emotionele banden met dieren doorgaans te vermijden, denkt de auteur.

Telepathie
Met een aantal medewerkers interviewde hij honderden mensen die ervaring met dieren hebben, onder wie hondentrainers, dierenartsen en kennelhouders. Verder organiseerde hij formele onderzoeken in Engeland en de VS, waarin „willekeurige voorbeelden van huishoudens betrokken werden” om waarnemingen bij gezelschapsdieren te doen. Dat wetenschappelijk onderzoek in het algemeen zich veelal beperkt tot universiteiten en instituten vindt de auteur namelijk een exclusiviteit die de moderne biologie ernstig heeft verarmd.

In zijn boek bespreekt hij op basis van de resultaten van zijn onderzoek ”telepathie” (honden die weten wanneer hun baas thuiskomt), ”richtinggevoel” (duiven of verhuisde katten die de weg naar hun (vorige) woonplaats terugvinden) en ”voorgevoelens” (honden die weten dat er een aardbeving op komst is). Dat de auteur evolutionist is, merk je onder meer bij zijn beschrijving van de ontwikkeling van wolf tot huisdier.

Verder gelooft hij stellig in telepathie: „Het krachtigste bewijs voor telepathie tussen mens en dier komt van het bestuderen van honden die weten wanneer hun eigenaars thuiskomen. (...) Hoewel sommige wetenschappers snel klaar staan om dit verschijnsel toe te schrijven aan gewoonte of aan het scherpe reukvermogen en gehoor van de hond, volstaat in de meeste gevallen een dergelijke simpele verklaring niet, zoals de lezer weldra duidelijk zal worden.”

Grondig onderzoek
Hierop volgen talloze voorbeelden. Leuk om te lezen zijn ze in elk geval. Geloofwaardig niet altijd. Hoe vaak komt een mens op zijn levensweg niet een wonderlijke samenloop van omstandigheden tegen? De consequenties die de auteur eraan verbindt, gaan wat mij betreft ver, al vind ik zijn stelling dat dieren vaak meer aanvoelen dan mensen verwachten overtuigend en herkenbaar.

Een voorbeeld van een wel erg sterk verhaal is dat van John, wiens vrouw in een ziekenhuis werkte en altijd wisselende diensten had. Wanneer ze ook thuiskwam, altijd had haar man de thee klaar. „Dit verbaasde haar totdat ze erachter kwam dat precies op dat tijdstip waarop zij het ziekenhuis verliet, (...) beide honden opsprongen en in de erker gingen zitten, wat voor haar man het teken was om de ketel water op te zetten.” Onder meer het reukvermogen en de afstand waarop honden kunnen horen, worden onder de loep genomen en de conclusies dienen als onderbouwing van Sheldrakes stelling: (Sommige) honden weten wanneer hun baas thuiskomt.

Ook andere dieren (katten, papegaaien en paarden bijvoorbeeld) zijn –grondig, dat moet gezegd worden– geobserveerd. Daar de schrijver niets bekend is over reptielen die de thuiskomst van hun eigenaar (b)leken te voorvoelen, vermoedt hij dat het gebrek aan sociale banden tussen de mens en zijn huisdier doorslaggevend is. „In het wild zijn de meeste reptielen solitair en komen ze alleen bij elkaar om te paren.”

Vraagtekens
Elke lezende leek die met huisdieren omgaat, zal van deze studie zowel met herkenning als met vraagtekens kennisnemen. Het boek leest in elk geval vlot weg, het boeit en stimuleert de lezer om aandacht te besteden aan het gedrag van zijn viervoeter. De auteur zelf erkent dat zijn onderzoeksgebied nog slechts in de kinderschoenen staat en er „aanzienlijke mogelijkheden voor (...) baanbrekend onderzoek” zijn. Veel meer dan een notitieboek, een potlood, een videocamera en eventueel een computer zijn daarvoor zijns inziens niet nodig.