Boekrecensie

Titel: Levi in de Lage Landen. 350 jaar joodse schrijvers in de Nederlandse literatuur
Samenstelling: Daphne Meijer

Uitgeverij: Contact
Amsterdam, 1999
ISBN 90 254 1347 1
Pagina's: 592
Prijs: ƒ 79,90

Recensie door P. J. Vergunst - 23 juni 1999

Een aardbeving in je borst

Mordechai van Aron, Abraham Chaim Braatbard en David Franco Mendes. Hun namen verraden meer de Joodse identiteit dan die van Marcel Möring, Harry Mulisch en Frans Pointl, maar állen kregen een plaats in de bloemlezing ”Levi in de Lage Landen”. Wie deze mooie uitgave in handen heeft, kan niet anders dan concluderen dat de Nederlandse literatuurgeschiedenis een fors aantal Joodse schrijvers heeft voortgebracht. Ze gaven rekenschap van de betekenis van hun jood-zijn in onze samenleving.

Voordat de bloemlezing kon verschijnen, was Daphne Meijer (1961) bijna een jaar met het lezen en selecteren van (oude) Joodse teksten bezig. De schrijfster en journalist las hierdoor ook over haar eigen Joodse identiteit, overwoog enige tijd om in Israël te gaan wonen. Vooralsnog bivakkeert ze echter in haar Amsterdamse bovenwoning in het stadsdeel Westerpark. „Verhuizen is moeilijk, want ruim 50 procent van de Amsterdammers wil groter wonen.”

De door haar samengestelde bundel met teksten van Nederlandse Joden uit de afgelopen 350 jaar –„van Spinoza tot Arnon Grunberg”– past in de serie prestigieuze bloemlezingen van uitgeverij Contact. In oktober verscheen ”Oost-Indische inkt. 400 jaar Indië in de Nederlandse letteren”, terwijl in september als derde ”Fries stamboek. 400 jaar proza uit Friesland” zal verschijnen.

„Een van de redacteuren van de uitgeverij had mijn boekje ”Joodse tradities in de Nederlandse literatuur” gelezen, dat ik in 1998 voor de Bijenkorf maakte. Er staan biografische mini-essays over Joodse auteurs in, een soort top-100 van interessante boeken van Joden.” En, ontwapenend: „Wel een beetje commercieel, hoor.”

De uitgever stelde vooraf de vraag die Daphne Meijer ook ná verschijning van de bundel nog wel verwacht: „Waarom maak je een boek met alleen Joden? Wat is de zin daarvan?” In het Voorwoord schrijft ze daarom: „Iedereen mag vinden dat het onjuist is om een bloemlezing met alleen joodse schrijvers samen te stellen (...) Deze kritiek zou ik graag willen pareren door erop te wijzen dat dit boek niet is samengesteld bij wijze van staalkaart van wat joden literair allemaal kunnen, maar als overzicht van een historische ontwikkeling die Nederland heeft helpen vormgeven tot de maatschappij zoals die nu bestaat.” Niet het Jood-zijn staat centraal, maar de thematiek van het werk.

Kraakbeweging
Meijer, die een studie Nederlands achter de rug heeft, begon haar journalistieke carrière bij het Nieuw Israelietisch Weekblad, waar ze vanaf het begin over literatuur schreef. Op haar naam staan de romans ”Resten van de eeuw” (1993) en ”Het plezier van de duivel” (1995), evenals de novelle ”De bezoeking” (1999). „Omdat ik zelf Joods ben, heb ik gemerkt hoe het werkt als je een boek over Joodse personages en een Joodse thematiek schrijft, hoe gewone lezers én professionele lezers als recensenten reageren.

Ik schreef mijn eerste roman over een meisje dat in de Amsterdamse kraakbeweging zat, in een kibboets gaat wonen en daar dezelfde onderdrukkende sociale structuren tegenkomt. Dit boek zit tamelijk ingewikkeld in elkaar, is een typisch voorbeeld van een eerste roman, waarin iemand even wil laten zien wat hij in literair opzicht kan. Ik ben in die tijd veel geïnterviewd, waarbij ieder slechts één ding wilde weten: „Hoe zit het nu met de Joodse aspecten? Hoe autobiografisch is alles? Ben jij dat meisje? Is het leven zo in Israël?” Andere zaken uit de roman sneeuwden onder.

Hetzelfde patroon zag ik bij andere auteurs. Marcel Möring zei me ooit dat mensen er altijd van uitgaan dat hij de hoofdpersoon in zijn eerste roman is. Hoezeer hij uitlegt dat zijn verhaal verzonnen is, lezers kunnen dit niet loslaten. Mensen lezen graag over een Joods thema. Misschien heeft het iets met schuldgevoel te maken. Zolang de relatie tussen Nederlandse Joden en niet-Joden nog in het teken van de verwerking van de Tweede Wereldoorlog staat, houd je dit.”

Langere golfslag
Het oeuvre van Joodse auteurs reikt echter verder dan de holocaust. „Omdat de bundel 350 jaar Joodse schrijvers weergeeft, zie je ook iets van een langere golfslag in de tijd, een beweging. Het perspectief is breder: deze bundel laat zien hoe het met de assimilatie en integratie van minderheidsgroepen gaat, hoe standpunten historisch verklaarbaar zijn. Dat was voor mij de reden om dit boek samen te stellen.”

Daphne Meijer meent dat inzicht in de geschiedenis van betekenis voor de kennis van het heden is. „Als je ziet hoe de assimilatie, de aanpassing, tot 1940 voortschreed, is het voor ons duidelijker te begrijpen hoe groot het trauma ná de oorlog was. Sinds er Joden in Nederland wonen, is er een proces van aantrekken en afstoten geweest. Wie wilde assimileren, werd soms door de eigen cultuur weerhouden. Door de taal is die aanpassing er juist wel geweest. Het fenomeen van het Jood-zijn heeft een voortdurende aantrekkingskracht van zowel de omringende wereld als van de eigenheid. Ik herken die behoefte om net als andere mensen te zijn én om je identiteit niet geheel te verliezen. Mensen maken soms een periode door dat ze orthodox leven, koosjer eten; later verslapt dat weer, omdat er in het sociale leven spanningen door komen.”

Selectie
”Levi in de Lage Landen” bestaat uit zes delen. Het eerste, ”Nieuwe buren. Joden in de Republiek”, geeft teksten uit de tijd tot 1796, toen er een einde aan de administratieve scheiding tussen Nederlanders en Joden kwam. De gelijke rechten en plichten na dat jaar leidden tot een grotere mate van integratie, wat uit de teksten uit het volgende deel (”Voor de wet gelijk”) blijkt. Het derde deel (”De breuk”) valt samen met de oorlogsjaren. Deel vier en vijf (”De droom” en ”De scherven”) geeft teksten die terugblikken op de jaren voorafgaand aan 1940 en die herinneren aan de holocaust. Dan volgt ”Moedig voorwaarts!”, waarin Joodse auteurs zich uitspreken over het Jodendom in religieuze zin.

„Naarmate ik dichter bij de huidige tijd kwam, ben ik strenger geworden wat de selectie betreft. Erg enthousiast was ik vooral over de oude teksten. Tot het begin van de negentiende eeuw was er bijna niets in het Nederlands, hoewel ik ook stukken opnam waarvan een Nederlandse vertaling was. Belangrijker vond ik vooral of een tekst iets over de relatie tussen Joden en de Nederlandse samenleving vertelt en of de tekst een beetje leesbaar is.

Toen er zich aan het begin van onze eeuw een explosie van teksten voordeed, zocht ik meer naar het verrassende in plaats van naar de stukken die iedereen al kent. Je kunt geen bloemlezing maken waarvan iedereen binnen vijf minuten zegt wat erin staat. Vanaf 1945 heb ik opgenomen wat ik opvallend vond, auteurs die óf in hun tekst iets heel bijzonders hadden óf die het op een bijzondere manier beschreven.

Misschien heeft de hoeveelheid Joodse auteurs iets te maken met het feit dat de oorlog zó'n trauma is, zó'n breuk, zó'n verschrikking, dat zelfs mensen die eigenlijk nooit de behoefte hadden om te schrijven het toch gingen doen. Ze hadden geen ambitie om in de literatuur mee te doen, maar het moest, vanwege de aardbeving die in hun borst woedde. Voor mijn generatie geldt dat niet meer.”

Jiddisch
„Door de eeuwen heen hebben Joodse mannen altijd kunnen lezen en schrijven. Evenals de protestanten kennen wij de traditie van het boek en van het woord. Je moest de Torah kunnen lezen. Ik kan me voorstellen dat die alfabetisering doorgezet heeft toen er in 1825 niet meer in het Jiddisch onderwezen mocht worden, omdat koning Willem I Nederlands verplicht stelde.

Er is overigens ook een meer prozaische reden. In de negentiende eeuw was er een tendens, althans in de grote steden, om actief te zijn in amusement en theater. Daardoor hebben veel Joden teksten geschreven, om zo zichzelf werk te verschaffen. Denk aan Herman Heijermans. Het underdog-gevoel als basis voor creativiteit is pas van na de oorlog. Voor die tijd was de lust tot assimilatie veel groter. Neem Carry van Bruggen en haar broer, Jacob Israël de Haan, die pas op latere leeftijd over hun Jood-zijn gingen schrijven. Carry van Bruggen heeft vanuit een geassimileerde positie teruggeblikt op het Joodse milieu waaruit ze afkomstig was, terwijl Jacob Israël de Haan een weg van assimilatie naar zionisme en antizionistische orthodoxie heeft afgelegd. Verder speelde voor de oorlog een sociaal-democratisch idee –cultuur voor het proletariaat– ook mee. Een aantal Joden wilde schrijven voor de armen.”

Daphne Meijer denkt dat het sociaal en economisch overleven voor Joden belangrijker geweest is dan de religieuze identiteit. „In Nederland is geen sterke spirituele traditie ontstaan. Hoewel er in de achttiende eeuw gedurende korte tijd een groot centrum van kennis, van Joods leven was, is ons land in dit opzicht altijd een provincie geweest.”

Scharnierpunt
Dat religieuze verwijzigingen in vele teksten aanwezig zijn, erkent Meijer. „Nederlandse Joden zijn zich na de oorlog voor godsdienst gaan interesseren, omdat ieder positie moest kiezen: Ben ik geassimileerd of niet, of ergens ertussenin? Mensen hebben hier een bewustere mening over. Je kunt je daarbij interesseren voor je spirituele traditie zonder er zelf deel van uit te maken, zoiets als een postmodern religieus besef.

Ja, de holocaust zie ik daarom toch als het scharnierpunt in het Joodse bestaan. Ik heb dat nooit zo willen toegeven, maar na het samenstellen van deze bundel moet ik wel. Voor de oorlog had iedereen het goed, ondanks zijn eigen moeiten. En wie dat wilde, kon zijn Jood-zijn áchter zich laten of er juist net zoveel tijd in steken als hij wilde, zonder druk van buitenaf. Dat is ineens afgelopen. Het besef is aanwezig dat de veiligheid en de gezelligheid schijn waren, een ontluisterende waarheid.”

Wat heeft het bezig zijn met al die Joodse teksten u persoonlijk gedaan?
„Ik voel me enorm verrijkt, maar ervaar op een bepaalde manier weer heel Nederlands te zijn. Ik heb meer respect gekregen voor al die auteurs die de diepte van hun eigen emotie betraden, de confrontatie met hun verleden, met verdriet of vreugden zijn aangegaan.

Het is een voortdurend wippen op twee voeten. Enerzijds een enorme passie om werkelijk tot Nederland te behoren en dan het beste te geven. Anderzijds voortdurend op afstand staan. Dat leven tussen twee polen is bepalend voor de Nederlandse Joden, al wordt daar ook wel mee gekoketteerd.”

Memoires
„Er verschijnen nog steeds ontzettend veel boeken met oorlogsherinneringen die niets meer toevoegen. Laten we daarmee ophouden. Een vriendin van Anne Frank was twee weken geleden in ons land voor de presentatie van haar memoires. Toen ik daarover in de krant iets las, werd ik bevangen door een grote weerzin, niet tegenover die vrouw, die ik niet ken, maar wel tegenover de uitgeverij die zoiets dan weer entameert.

Ik behoor tot de mensen die kritiek hebben op de uitwassen van de hele Anne Frank-industrie. Maar als ik haar dagboek lees –een van de mooiste teksten uit de bloemlezing– ontroert me dat. Ik ben teruggekeerd tot de persoon Anne Frank. Met teksten van Herman Heijermans en ”Jeruzalem van het Westen” van Siegfried van Praag behoort haar dagboek voor mij tot de mooiste teksten in het boek.”