Boekrecensie

Titel: Bij de vijand thuis
Auteur: Carol Matas; vert. Bart van der Griendt

Uitgeverij: Callenbach
Kampen, 2001
ISBN 90 266 1032 7
Pagina's: 144
Prijs: ƒ 26,50

Recensie door Jeannette Donkersteeg - 25 april 2001

Matas beschrijft hoop en vertrouwen van Jodendom

In het huis van
een nazi-officier

De Duitsers nemen Polen in. Het gezin van de vijftienjarige Marisa valt uit elkaar. Omdat ze blond haar en blauwe ogen heeft, lukt het haar een niet-Joods, Pools paspoort te krijgen. Ze vindt zelfs werk in Duitsland. Je adem stokt als Marisa ontdekt dat ze als hulp in het gezin van een hoge nazi-officier is opgenomen.

Carol Matas pakt het prachtig aan. Joodse hoofdpersonen spelen in meer jeugdboeken een rol. Dat zo'n personage echter „bij de vijand thuis” komt, is bijzonder. Marisa wordt heen en weer geslingerd tussen gevoelens van haat en sympathie.

Spel
Het meisje moet koste wat het kost verbergen dat zij Jodin is. Als de kinderen voor wie ze zorgt het spel ”Joden eruit” spelen, kijkt ze schijnbaar onberoerd toe. Terwijl ze in grote onzekerheid over het leven van haar familie en haar vriend Sjemoeëel verkeert, probeert ze te niet te laten merken wat ze van de ”Führer” denkt. Dat dit een enorm conflict in haar binnenste veroorzaakt, is duidelijk.

Door de 'raszuivere' familie wordt ze als Slavische vaak neerbuigend behandeld. Soms heeft ze de neiging uit te roepen dat het nog veel erger is: Ze is niet alleen een „minderwaardige Poolse bediende”, ze is zelfs „een Jood zonder bestaansrecht”.

De nazi-officier en zijn vrouw zijn niet slecht voor haar. Hun kinderen weten bovendien niet beter dan dat er verschil in de waarde van rassen is. Marisa dreigt daardoor zelfs van hen te gaan houden. Op een van de laatste pagina's troost ze de oudste dochter. Op dat moment schiet haar een tekst uit Ezechiël te binnen: „Ik zal u (sic, red.) hart van steen wegnemen ... en geef u een hart van vlees en bloed”. „En toen herinnerde ik me iets wat papa vaak tegen me zei, als ik op school problemen had met Polen die joden haatten. „Het is beter dat ik het goede in mijn vijand zie, dan dat ik het kwade in hem zie.””

Geleerde
Het verhaal heeft een open einde. Een epiloog vertelt beknopt dat de oorlog eindigt. Sjemoeëel lijkt nog in leven te zijn. Christelijke lezers zullen hopen dat Marisa niet alleen het Oude Testament, maar ook het Nieuwe leert kennen.

De traditie, maar ook de moed, de hoop en het vertrouwen die het Jodendom kenmerken, komen in dit boek mooi tot uitdrukking. Uit de laatste alinea blijkt dat Marisa nog steeds geleerde wil worden. „Een geleerde mag nooit vergeten. Een geleerde heeft een plicht. Maar ik zal ook nooit de belangrijkste les vergeten die ik had geleerd: mijn verstand mocht nooit belangrijker worden dan mijn hart, want alleen daar kan God echt wonen.”