Boekrecensie

Titel: Siegfried. Een zwarte idylle
Auteur: Harry Mulisch

Uitgeverij: De Bezige Bij
Amsterdam, 2001
ISBN 90 234 6215 7
Pagina's: 213
Prijs: ƒ 39,90

Recensie door dr. J. de Gier - 7 maart 2001

Harry Mulisch vergroot het raadsel Hitler uit

De zoon van het
absolute ”Niets”

Op de omslag van Harry Mulisch' nieuwste roman staat een jongetje afgebeeld. Zo te zien zo'n vijf of zes jaar oud. Een dergelijke jongen speelt in het boek een cruciale rol. Hij heet Siegfried en is in de roman de zoon van Hitler. Siegfried: Germaanser kan het niet. Maar in de echte werkelijkheid heeft hij nooit bestaan! Zoiets kun je bij Mulisch verwachten. Hij geeft in zijn romans fictie waarbij fantasie de werkelijkheid ver achter zit laat.

”Siegfried. Een zwarte idylle”, is de volledige titel van de roman. De paradoxale ondertitel –een idylle is doorgaans niet zwart– heeft een duidelijke bedoeling.

In de roman, die uit negentien hoofdstukken bestaat, kunnen we drie delen onderscheiden. In het eerste deel (hoofdstuk 1 tot en met 7) landt hoofdpersoon Rudolf Herter, een beroemd schrijver op leeftijd, met zijn vriendin in Wenen. Hij is daar te gast om voor te lezen uit zijn nieuwste boek, dat Europese bekendheid heeft gekregen. Wenen is voor hem een bijzondere stad, want het is de stad die verbonden is met Hitler, over wie hij een nieuw boek aan het schrijven is.

Tijdens een interview doet hij bepaalde uitspraken over het raadsel Hitler. Dat raadsel, zo oppert hij, is alleen met de fantasie op te lossen. Via fictie, via plaatsing in een gefingeerde, extreme situatie is Hitler misschien te vangen in een net.

Truc
Herter wordt op zijn wenken bediend. Uiteraard is dit een truc van de schrijver Mulisch. In het tweede deel (hoofdstuk 8 tot en met 15) maakt Herter kennis met het oude echtpaar Julia en Ulrich Falk. Het uitgezonden interview deed bij hen een gruwelijk verleden weer bovenkomen. Van hen hoort Herter iets „wat niemand weet”, een raadselachtig en angstaanjagend verhaal.

Ze vertellen hem dat Hitler in november 1938 –nota bene op de dag van de ”Reichskristallnacht”, de grootscheepse pogrom tegen de Joden– in zijn buitenverblijf Berghof op de Obersalzberg een zoon heeft gekregen bij zijn maîtresse Eva Braun. Zowel Hitlers relatie met Eva Braun als de geboorte van zijn zoon, die de naam Siegfried kreeg, moest voor het Duitse volk verborgen gehouden worden, omdat Hitler de schijn wilde ophouden dat hij aan alle Duitse vrouwen toebehoorde. Julia en Ulrich Falk kregen de taak als vervangende ouders op te treden.

Onbegrijpelijk
Tot zover is het verhaal een idylle. Maar in september 1944 krijgt Ulrich Falk plotseling via Bormann van Hitler de ongemotiveerde opdracht Siegfried te doden: „Befehl ist Befehl!” Hij voert de opdracht met grote tegenzin uit: bij weigering zou Siegfried toch gedood worden en bovendien zouden dan ook hijzelf en zijn vrouw zijn omgekomen. Hij moest kiezen tussen één of drie doden. Zwart is de kleur van de dood. Het verhaal is nu een zwarte idylle geworden, gruwelijk en onbegrijpelijk. Even onbegrijpelijk als de mens Hitler.

Voor Herter echter is het een verhaal dat veel verheldert. Dit verwoordt hij in het derde en laatste deel (hoofdstuk 16 tot en met 19), dat een nogal zwaargeladen filosofische en theologische beschouwing bevat met onder meer gedachten ontleend aan Kant, Schopenhauer, Nietzsche en Heidegger. Hitler, zo stelt hij, is niet psychologisch, maar alleen filosofisch-theologisch te verklaren. Hitler is het grote ”Niets”, het volstrekte tegendeel van het ”heilige”, de absolute tegenhanger van wat de christenen ”God” noemen –hier kom ik nog op terug–, een verschrikkelijk en tegelijk fascinerend ”mysterie”.

In slaap gevallen krijgt hij een soort nachtmerrie, die hem heel dicht bij het mysterie brengt, zo dicht dat hij daaraan sterft. Zo vindt zijn vriendin hem en op de dictafoon luistert ze zijn laatste woorden af: „hij is hier...” Met ”hij” zal Hitler bedoeld zijn, die blijkbaar in een angstaanjagende droom aan Herter verschenen is. Het curieuze is dat dezelfde woorden door Hitler in 1942 zelf zijn uitgesproken, na een angstaanjagende ervaring in de slaap waarvan we de inhoud niet kennen.

In dit laatste deel is ook een gecursiveerd hoofdstuk opgenomen: delen uit het gefingeerde dagboek van Eva Braun. Dit dagboek geeft enkele verklaringen voor Hitlers ongrijpbaar gedrag. Siegfried moest gedood, omdat men Hitler door falsificaties ervan had overtuigd dat Eva Braun, blijkens haar voorgeslacht, niet voor honderd procent Germaans was. Via haar had dus ook Siegfried enige procenten Joods bloed in zijn aderen. Naderhand bleek dat echter een complot te zijn. Om zijn fout, de moord op zijn zoon, toch enigszins goed te maken, besloot Hitler vlak voor zijn dood met Eva Braun te trouwen, waarmee zij heel gelukkig was.

Zo verklaart Mulisch, langs de weg van de fantasie, het late huwelijk van Hitler met zijn minnares Eva Braun.

Bekende ingrediënten
Wie het werk van Mulisch kent, komt veel bekende ingrediënten tegen. De Tweede Wereldoorlog blijft de schrijver fascineren. Hij is geobsedeerd door Hitler. Zelf schreef hij eens: „Ik ben de Tweede Wereldoorlog.” Dat is niet verwonderlijk: zijn moeder was Joods, zijn vader een collaborateur. Geboeid is Mulisch vooral door de schuldvraag –zie zijn boek ”De aanslag”–, de complexiteit van de schuld, van daders die tegelijkertijd slachtoffer zijn.

Een schrijver als hoofdpersoon –in dit geval Herter, die allerlei trekken vertoont van Mulisch zelf– is ook heel gebruikelijk in het werk van Mulisch. Datzelfde geldt voor allerlei filosofische en wetenschappelijke beschouwingen die hij in zijn werk invlecht. En dan is er uiteraard Mulisch' ongebreidelde fantasie, ook al neemt hij zijn uitgangspunt in de historische werkelijkheid. Nadrukkelijker dan menig ander auteur wil hij geen –min of meer realiteitsgetrouwe– geschiedenis geven, maar fictie. Zijn boek is een fictioneel spel en een taalspel tegelijkertijd.

Raadsel
Hitler is een raadsel. Hij was, aldus hoofdpersoon Herter, wezenlijk anders dan demonische en despotische figuren zoals Nero en Stalin. Veel gecompliceerder en raadselachtiger. Hij was een razende en tierende volksmenner, een onberekenbare en nietsontziende chef van de natie, maar ook een bedaard huisvader, een wellevend man, een dierenvriend.

Herter zegt op een gegeven moment tegen zijn vriendin Maria, na het verhaal van het echtpaar Falk: „Ik heb hem begrepen.” En dan komt hij tot filosofisch-theologische omschrijvingen als: Hitler was „een vacuüm” dat „zich volzoog met andere mensen”, het „allesverzwelgende Niets”, het „zwart gat”, het „angstbarende, nietigende Niets”, iemand met een „nihilistische, totale vernietigingswil jegens al het zijnde.” Eigenlijk geen mens, maar een „buitenzijns wezen.”

Onder anderen Schopenhauer en met name Nietzsche zijn bepaalde mijlpalen op weg naar dat nihilisme. Vooral met de laatstgenoemde legt Mulisch een verband dat toeval te boven gaat: Hitler werd verwekt in 1888, toen bij Nietzsche de waanzin begon! De vernietiging waar Nietzsche alleen nog maar over dacht en schreef is vlees geworden in Hitler; Hitler, een gruwelijk product, een creatie van Nietzsche.

Taalspel
Dit alles heeft toch veel weg van een taalspel, een quasi-diepzinnig jongleren met filosofische begrippen. De vraag die in elk geval bij de lezer opkomt, is of je hiermee Hitler kunt verklaren. Je kunt Hitler wel een „buitenzijns wezen” noemen, maar hoe je het wendt of keert, hij kwam niet van een andere planeet. Hij was een mens op deze aardbodem, welke termen je ook verzint en welke filosofische registers je ook opentrekt. Ergens staat in de roman dat de werkelijkheid in gruwelijkheid en onbegrijpelijkheid de verbeelding te boven gaat. Zo bezien is de raadselachtigheid van Hitler nog toegenomen. Het raadsel is uitvergroot.

Wie Hitler probeert te verklaren, komt voor een grens te staan. Dat lijkt een belangrijke boodschap van de roman te zijn. Herters dood is veelzeggend: het gebeurt in zijn slaap, tijdens of na een nachtmerrie waarin hij de man die hij probeert te doorgronden 'ziet', blijkens zijn laatste woorden op de dictafoon: „hij is hier.” Hier lijkt hij de grens van het menselijk begrip te overschrijden. Die grensoverschrijding moet hij met de dood bekopen. Hij is te dicht bij het mysterie gekomen.

God en het Niets
Op diverse plaatsen in de roman komt God voor, maar daar moet de lezer niet uit afleiden dat de hoofdpersoon Herter –alias Mulisch– een gelovige is. Herter noemt zich een heiden. God is voor hem een verhaal, zoals er zo veel verhalen zijn. God bestaat niet echt, maar is een constructie in de theologische wetenschap, in welk verband Mulisch het godsbewijs van Anselmus van Canterbury aanhaalt: „God is volmaakt, dus hij bestaat (...).” God is een theologisch bedenksel dat Mulisch in deze roman goed kan gebruiken. Als God, hoezeer ook een bedenksel in zijn ogen, absoluut volmaakt is, moet er ook een absolute tegenfiguur zijn, een ”Totaal Andere”. En zo komt hij bij het ”Niets” terecht. Hij gebruikt zelfs een formulering die christenen heel vertrouwd is: Hitler is „de absolute (...) Antichrist.”

Mulisch kiest dus uit de theologie elementen die hij kan inpassen in zijn fantastische creaties. Het is een uiterst selectieve keuze, waarin niet past dat de Bijbel overduidelijk spreekt van een absolute tegenpersoon van God: satan, de gevallen engel, de macht van het kwaad. Niet bruikbaar is voor hem de bijbelse waarheid dat dáár –hoe moeilijk te bevatten soms– de oorsprong ligt van het kwaad op aarde, een kwaad dat in bepaalde mensen proporties kan aannemen die je alleen maar demonisch of duivels kunt noemen, demonisch in de diepe zin van het woord. Die oorsprong, zoals de Bijbel die tekent, kan Mulisch niet gebruiken en zo komt hij tot zijn ingewikkelde filosofisch-theologische omweg.

Detectiveroman
Ongetwijfeld is ”Siegfried” boeiend geschreven en knap opgebouwd. Geheimen en raadsel worden langzaam ontsluierd. Op knappe wijze stelt de auteur de ontknoping –via het gefingeerde dagboek van Eva Braun– uit. Het boek heeft iets van een detectiveroman.

Het fantastische aspect in de roman zal sommige lezers aanspreken, anderen niet. Datzelfde geldt voor het taalspel, het gegoochel met termen rond het woord ”Niets”. Zwak en gezocht vind ik persoonlijk de filosofisch-theologische passages in de roman. Ze hebben veel weg van geleerdheidsvertoon, bij Mulisch geen onbekend verschijnsel. En ze vormen een wel erg kunstmatige en omslachtige manier om bij Hitler als „buitenzijns wezen” terecht te komen, iets waar ik ook niet goed mee uit de voeten kan, omdat de man in kwestie hoe dan ook een mens was van vlees en bloed.

Binnen de fictionele wereld van de roman worden inderdaad enkele raadsels rond Hitler opgelost, namelijk waarom hij zijn zoon liet doden en waarom hij pal voor zijn dood met Eva Braun trouwde. Maar daarmee is het raadsel Hitler bij lange na nog niet opgelost. Heel wat lezers zullen na het lezen van de roman dan ook met deze vraag blijven zitten: In welk opzicht is Hitler via deze fictionele benadering minder raadselachtig geworden?