Boekrecensie

Titel: In de handen van mensen. 2000 jaar Christus in kunst en cultuur
Auteur: Peter Schmidt

Uitgeverij: Kok
Kampen, 2000
ISBN 90 435 0127 1
Pagina's: 272
Prijs: ƒ 125,-

Recensie door Arie van der Spek - 7 maart 2001

Christusbeelden tonen alleen wat mensen van Hem hebben gemaakt

Jezus voor de
ogen geschilderd

Er is geen persoon in de geschiedenis van de westerse beeldende kunst die zo vaak geschilderd of gebeeldhouwd is als de Heere Jezus. Sinds de tijd van de vroegchristelijke kerk treffen we beelden aan die naar Hem verwijzen. De wijze waarop Hij verbeeld wordt, is in de loop van de tijd drastisch veranderd. Elke tijd of cultuurperiode kende een eigen Jezusfiguur. Kunst is mensenwerk. Zijn al die Christusbeelden in de kunst wel iets anders dan wat mensen van Hem hebben gemaakt?

Het boek ”In de handen van mensen” gaat over 2000 jaar Christus in kunst en cultuur. Het is geschreven door Peter Schmidt (1945), als hoogleraar bijbelexegese verbonden aan het Grootseminarie te Gent. Met steun van het Davidsfonds in Leuven werd het manuscript van zijn proefschrift tot verkrijging van de doctorstitel in de godgeleerdheid bewerkt tot een prachtig boekwerk.

Door het formaat en het gewicht, maar meer nog door het schitterende plaatmateriaal dat toegevoegd is, lijkt het op het eerste gezicht een echt kunstgeschiedenisboek. Maar dat is het niet direct. Het plaatmateriaal is (slechts) opgenomen om de tekst te illustreren. Ook gaat het boek niet diep in op kunstbeschouwelijke zaken; de bijschriften bij het beeldmateriaal volstaan soms met de verbluffende opmerking dat commentaar overbodig is of dat woorden tekortschieten bij het bekijken van zo veel moois.

Allerlei wind van leer
Toch is het een waardevol boek, vanwege de vele en diepgaande informatie die gegeven wordt omtrent de ontwikkeling, of verschuiving, van het Christusbeeld, zoals dit vooral tot uitdrukking komt in de westerse beeldende kunst. Die beeldende kunst staat natuurlijk niet op zichzelf, maar is diepgaand beïnvloed door allerlei wind van leer. De Christusbeelden die na de verbreiding van het Evangelie in West-Europa ontstaan zijn, berusten volgens Schmidt op niets anders dan op de beeldvorming van mensen omtrent Christus.

De Zoon van God is het Voorwerp van het geloof, Hij wordt door de kerken beleden als Jezus van Nazareth. Hij is de verachte Galileër, Die de wereldgeschiedenis zo diepgaand bepaald heeft en alle denkbare politieke, religieuze en sociale opvattingen onder Zijn vlag verzamelde. In dat opzicht is de titel van het boek veelzeggend: ”In handen van mensen”. Met andere woorden: wat hebben mensen van Hem gemaakt?

De rode draad door het boek is de beeldvorming rond de figuur van Jezus door de tijd heen. Schmidt heeft geprobeerd dat proces inzichtelijk te maken en in dat opzicht biedt het boek heel veel waardevolle informatie. Die is weliswaar niet altijd even makkelijk leesbaar vanwege het moeilijke woordgebruik, maar wie de moeite neemt om zich erin te verdiepen, vindt veel.

Misstanden
Wie wil weten welke betekenis Christus heeft in het leven van Zijn Kerk, zal dit boek na het lezen van het eerste hoofdstuk al teleurgesteld terzijde leggen. Schmidt beseft dit zelf ook, maar hij rechtvaardigt zijn geschrift door te stellen dat onderzoek juist nodig is omdat de geschiedenis ons leert dat verabsolutering van het Christusbeeld kan leiden tot de misstanden van ideologisch en sectair gebruik van Jezus. Veel beeldvorming staat onder invloed van de wisselwerking met de ander. Mensen kunnen tot symbool worden van alles wat een individu of een volk zich tot ideaal stelt. Het gevaar is groot dat men beelden gebruikt om allerlei dingen te legitimeren die de persoon in kwestie nooit verdedigd zou hebben.

Anderzijds is Schmidt van mening dat de mens een denkend en cultuurscheppend wezen is. Hij creëert kunst en wetenschap en filosofie. Zonder dat is zijn geschiedenis niet denkbaar. Het geloof kan het stellen zonder kunst en wetenschap, maar de mens kan dit niet. Zodra een mens gaat denken en doen, komt zijn geloof in aanraking met alle andere terreinen van het menselijk bestaan. De vraag is dan niet alleen of dit geloof geïntegreerd is in het totale menszijn, maar ook of de gelovige kan functioneren zonder zichtbaar gemaakte Christusbeelden.

In het boek van Schmidt proef je een heimwee naar vroegere tijden, een verlangen naar een tijd waarin de kunst in dienst staat van de kerk, waarin Christus als eenheidssymbool (weer) het middelpunt is van de totale samenleving en gestalte krijgt in kunst en cultuurproducten.

Religiositeit
Welnu, aan dat laatste lijkt in onze tijd geen gebrek te bestaan. Er is schier geen kunstproduct of de link naar Jezus wordt gelegd. Onze tijd staat bol van het zoeken naar religiositeit. Alleen is de uitkomst meestal huiveringwekkend. Kerkdiensten worden steeds minder bezocht, maar tegelijkertijd stromen de kathedralen vol. Massa's 'cultuurchristenen' bezoeken de 'musea van het christendom' –monumentale gebouwen volgepakt met religieus-cultureel erfgoed– om zich te laven aan beelden van hout en steen.

Op de beeldbuis danst in een videoclip de gevierde zangeres Madonna haar erotische dans in zo'n kathedraal tegenover een levensgroot crucifix. En opgewekt door zinnelijk genot komt dit beeld tot leven en vindt een 'ontmoeting' plaats tussen een negroïde Christusfiguur en een blanke bruid.

Nooit lijkt Jezus meer in handen van mensen te zijn overgeleverd dan in onze tijd: als popster in ”Jesus Christ Superstar”, als hippie in ”Godspell”, verscheurd tussen vlees en geest in ”The Last Temptation of Christ”. In de fototentoonstelling ”Ecce Homo” zien we een jonge man met lang afhangend haar en kort baardje, gekleed in wit gewaad met damesschoenen, aan een gedekte tafel zitten, omringd door dames van bedenkelijk allooi. De maakster van de geënsceneerde foto merkt op: „Voor mij is Jezus de rebel die aan de zijde durfde te zitten van de kwetsbaren. En dat zijn de homo's, hoeren en lesbiennes.”

Talrijk zijn vandaag de kunstenaars die blijk geven van intens religieuze gevoelens, van verlangen naar spiritualiteit en transcendentie. Op zijn best is hun Christusbeeld er een van eerbied en sympathie en belichaamt het universele waarden. Anderen gebruiken Christus echter om hun aversie tegen religie en kerken uit te spuwen; hun Christusbeelden dalen af tot het niveau van godslastering, spot en perversie.

Christus verschijnt in onze tijd als allerindividueelste interpretatie en reflectie van de kunstenaar op de maatschappij en als spiegel van een vertwijfeld vragen naar zin. Als icoon van de grote godsafwezigheid van onze eeuw en als symbool van de angstige schreeuw van godsverlating.

Symbool van macht
Eindeloos ver hiervan verwijderd lijkt de tronende Christus in Zijn mandorla tussen de vier dieren in het romaanse timpaan boven de ingang van een middeleeuwse kerk. Maar is dat wel zo? Is Hij ook dáár niet overgeleverd geweest in de handen van mensen? Was Hij ook daar niet het symbool van macht, in Wiens Naam de machthebbers konden regeren?

In de gotiek is de koninklijke triomf niet meer dominant; de nadruk wordt meer gelegd op Christus' lijdende nabijheid in het leven van de gelovige. Het crucifix wekt op tot medelijden en devotie. Doel was de offerande, liturgisch ornament, gave om Gode te behagen. De beelden zijn tot in de details verfraaid om door die aantrekkingskracht mensen via het zichtbare te leiden naar het onzichtbare.

De Renaissance, met de gevierde Giotto als spits, maakte als eerste een individueel esthetisch gebeuren van het afbeelden. Maria wordt een mooie jonge vrouw en Jezus een guitige bambino. Van Veronese (zestiende eeuw) is bekend dat hij het gigantische doek dat door dominicanen was besteld moest veranderen. Opdracht van de Inquisitie, vanwege een al te profane houding van de menselijke gestaltes. De schilder veranderde alleen de titel: ”Het laatste Avondmaal” werd ”Maaltijd in het huis van Levi”. „Wij schilders nemen dezelfde vrijheid als dichters en narren, ik schilder zoals ik het zie en zo goed als mijn talent dit toelaat”, stelde hij. De ontworsteling van de kunstenaar aan de greep van de kerk was een feit.

Kentering
Zo kunnen we de lijn doortrekken tot onze tijd toe. Natuurlijk was er niet alleen sprake van een kentering in de kunst. De oorzaak van deze omslag ligt in een verandering van denken. Schmidt licht dit met vele voorbeelden toe: met Gutenberg begon de erosie van het kerkelijke monopolie op kennis; in de ontdekkingsreizen sluimerde de kiem van de latere relativering van de Europese, christelijke cultuur; met Copernicus vloeide het christelijk denken uit de wetenschap, met Machiavelli uit de politiek, met Descartes uit de filosofie. In de achttiende eeuw volgen de economie, de techniek, de natuurwetenschappen, de psychologie, de sociale wetenschappen enzovoort.

Dit alles bracht vérgaande veranderingen in het Christusbeeld teweeg. Schmidt noemt (zijdelings) de invloed van de Reformatie: „De Reformatie keerde terug naar het strikte Bijbelwoord als bron van openbaring en godskennis en weerde de beelden als boeken der leken uit het godsgebouw.” Hij gaat eraan voorbij dat dit juist een ongekende bloei tot gevolg had van de 17e-eeuwse Hollandse schilderkunst in landschap, portret, stilleven en genre. Dat is jammer, want juist in die kunst is de invloed van het christelijk gedachtegoed op dezelfde wijze merkbaar als dat in de tijd van de Vroege Kerk het geval was. De christelijke kunst is niet ontstaan vanuit de behoefte om Christus als individu af te beelden, maar uit de behoefte iets van de betekenis van het geloof te visualiseren.

In de Rooms-Katholieke Kerk daarentegen vinden we Christusbeelden in ruime mate, maar ze hebben nauwelijks nog zeggingskracht. Door de weke en zoete romantische uitstraling grenzen ze aan kitsch en maakwerk. Maar Schmidt legt uit dat kitsch en authentiek geloof in die kerk goed kunnen samengaan. Onmiddellijke herkenbaarheid en religieuze functionaliteit hebben hier immers de hoogste prioriteit. Beelden moeten voldoen aan het verwachtingspatroon van mensen en daarom past een individuele interpretatie van het Christusbeeld niet.

Zijdelings zou ik hierbij willen opmerken dat wat dat betreft de Rooms-Katholieke Kerk behoudender lijkt te zijn dan vele kerken in ons vaderland waar onder aanvoering van dr. Regnerus Steensma juist individuele kunstwerken in de eredienst worden gepropageerd ter ondersteuning of zelfs ter vervanging van de woordverkondiging.

Na het lezen en bekijken van het boek blijft één vraag over en die is heel legitiem, omdat Christus Zelf die vraag stelt: „Wat dunkt u van de Christus?” De kerk is geroepen om Zijn Naam te belijden aan de moderne naaste, in een wereld die bol staat en overspoeld wordt door Christusbeelden die ten diepste de Christus der Schriften niet tonen.