Boekrecensie

Titel: Geheime kamers
Auteur: Jeroen Brouwers

Uitgeverij: Atlas
Amsterdam, 2000
ISBN 90 450 0203 5
Pagina's: 494
Prijs: ƒ 49,90

Recensie door drs. A. J. Maasland - 21 februari 2001

Brouwers' nieuwste kan zelfkennis en bewogenheid vergroten

Geheime kamers in ons bestaan

De liefde, de dood en de literatuur. Dat zijn de thema's die worden behandeld in het werk van Jeroen Brouwers. Ook in zijn nieuwste roman ”Geheime kamers” komen zij aan de orde, waarbij de lezer al gauw ontdekt dat de belangrijkste plaats wordt ingenomen door de liefde (of wat daarvoor doorgaat).

Hoofdpersoon van de roman is Jelmer van Hoff, een arbeidsongeschikte leraar geschiedenis. Tijdens de bijeenkomst waar zijn vroegere studievriend Nico Sibbelijn zijn inaugurele rede houdt, ontmoet hij Daphne, Nico's echtgenote. Er ontstaat een relatie. Het boek is gewijd aan de manier waarop deze zich ontwikkelt en tenslotte escaleert, met dramatische gevolgen voor alle partijen.

De psychologische geloofwaardigheid van het boek is groot. Jelmers tobberijen met zijn gestel, met zijn angsten, met zijn verstandelijk gehandicapte dochtertje en met Daphne maken een zeer realistische indruk. Daphnes psyche en gedrag zijn niet bepaald alledaags, maar ze komt voor de lezer tot leven.

Brouwers legt zichzelf bij alles wat hij schrijft hoge esthetische maatstaven op; ook ”Geheime kamers” bevat suggestieve stijlstaaltjes: „In mijn lucht- of slikbuis kwam een uit kwalster bestaand, pulserend ei vast te zitten. Onbeheersbaar beven, begonnen in mijn knieholten, verspreidde zich als elektriciteit over mijn lichaam.”

Het verhaal wordt gepresenteerd als een schriftelijke terugblik van Jelmer, die grotendeels chronologisch is opgebouwd. Jelmer schrijft voor een labiele historicus overigens wel érg goed; je zou je bijna afvragen waarom hij geen auteur is geworden... Anders gezegd: de manier waarop Brouwers de gebeurtenissen brengt, vormt een kleine bedreiging voor de geloofwaardigheid ervan; maar dit is eerder een compliment dan een kritische opmerking.

Ontnuchterend
De titel ”Geheime kamers” duidt op de verborgen gebieden die de mens in zijn bestaan kan handhaven. Jelmer bevindt zich in een van Daphnes geheime kamers; haar echtgenoot en zoontje weten niets van haar vele relaties. Omgekeerd bevindt Daphne zich in een van de kamers van Jelmer.

Leidt de doorsnee Nederlander echt een verborgen-kamerleven? Deelt hij de normen en waarden van Brouwers personages? Het valt niet uit te sluiten dat dit boek inderdaad een ontnuchterend beeld geeft van de leefwereld van de moderne mens. Jelmer leeft een God-loos bestaan, evenals Daphne, evenals beider wederhelften, evenals ieder ander personage. In al de 488 bladzijden die het verhaal beslaat, is er geen mens die een serieuze gedachte wijdt aan de vraag of God er zou kunnen zijn. Als het erop aankomt, leeft ieder voor zich; hetzij moedwillig, hetzij omdat de moed ontbreekt voor een andere keuze.

Het lezen van Brouwers' roman heeft een verrijkend aspect. Het boek opent (eens te meer) de ogen voor de armoede van het leven zonder God. Een boek als dit kan de zelfkennis verdiepen en de bewogenheid met anderen vergroten.

Maar anderzijds is zo'n confrontatie niet zonder risico's. Wie kan een boek als ”Geheime kamers” lezen zonder dat de verborgen omgang met God er schade van ondervindt? Is dat wel mogelijk: je in de geest verenigen met iemand die zich bezighoudt met allerlei schandelijks en schadelijks, en zelf toch vrij blijven van iedere smet? Kan het lezen van een dergelijk boek samengaan met een hartelijk streven naar heiligmaking? Over deze vragen zou iedereen zich moeten bezinnen voor hij het boek ter hand neemt.

Ik bewonder Brouwers' talent en de mate waarin hij dit heeft ontplooid. Maar ondanks de psychologische diepgang en vormschoonheid is het me onmogelijk veel genot te beleven aan ”Geheime kamers”; te veel passages zijn strijdig met de wet van God.