Boekrecensie

Titel: Dichtkunst in de Bijbel. Handleiding bij literair lezen
Auteur: Jan Fokkelman

Uitgeverij: Meinema
Zoetermeer, 2000
ISBN 90 211 3693 7
Pagina's: 261
Prijs: ƒ 39,50

Recensie door dr. J. de Gier - 24 januari 2001

Veel bijbelvertalingen blokkeren het zicht op de poëtische gedeelten

Kunst van de
beheerste proporties

Poëzie is iets anders dan proza. Poëzie is direct herkenbaar door veel wit op de bladspiegel. Ook de Bijbel bevat vele poëtische gedeelten, wat het Oude Testament betreft zelfs ruim eenderde! Het merkwaardige is dat de meeste bijbelvertalingen die poëzie typografisch niet zichtbaar maken. Dit aspect in het bijbelonderzoek heeft blijkbaar de afgelopen eeuwen te weinig aandacht gehad. Een boek als ”Dichtkunst in de Bijbel” is alleen al om die reden zeer welkom.

Na zijn boek ”Vertelkunst in de Bijbel” van zo'n vijf jaar geleden, een analyse van bijbels proza, verscheen nu van Jan Fokkelman een soort tegenhanger: ”Dichtkunst in de Bijbel”. In beide boeken laat Fokkelman, docent klassiek-Hebreeuwse literatuur aan de Leidse universiteit, zich kennen als bewonderaar en kenner van de literaire aspecten van het Oude Testament. De ondertitel van het laatstgenoemde boek luidt dan ook: ”Een handleiding bij literair lezen.”

De laatste dertig jaar is er meer zicht ontstaan op het karakter van de Hebreeuwse poëzie. Meestal werd –en wordt!– ter typering van deze dichtkunst alle nadruk gelegd op één kenmerk: het parallellisme, dat wil zeggen een gelijklopende zinsstructuur. Er is over die poëzie echter heel wat meer te zeggen.

Variatie
Fokkelman maakt in zijn boek allereerst duidelijk dat het zware accent op het parallellisme een te eenzijdige benadering is. Hij wil het parallellisme niet ontkennen, maar wijst erop dat in de praktijk veel te weinig is gelet op de variatie daarbij, de subtiele verschillen waaruit het meesterschap van de dichter blijkt. Ook is te weinig aandacht geschonken aan parallellismen binnen de verzen. Zijn benadering is vooral gebaseerd op de structuur: een opbouw bestaande uit kleinere bestanddelen en grotere. Hij ziet als een van de voornaamste kenmerken van de Hebreeuwse poëzie de tot in details doorgevoerde regelmaat. Het is kunst van de beheerste proporties.

Zo onderscheidt Fokkelman een aantal niveaus, opklimmend van klein naar groot. Laten we de kleinste eenheden buiten beschouwing –klanken, lettergrepen en woorden– dan kunnen we allereerst het lijnstuk of colon onderscheiden. Lijnstukken zijn versdelen, ritmische eenheden binnen een vers. De grote regelmaat blijkt vooral hieruit dat doorgaans twee à drie lijnstukken een vers vormen, twee à drie verzen een strofe en twee à drie strofen het hele gedicht of eventueel een stanza als er sprake is van een langer gedicht. ”Stanza” komt van het Latijnse ”stare” (= zich ophouden, staan), en betekent globaal zoiets als rustpunt in een gedicht. De term is hier echter wat ongelukkig, want hij wordt in de literaire kunst al gebruikt voor een specifieke strofevorm die uit het Italiaans stamt, terwijl de stanza bij Fokkelman nu juist géén strofe is, maar een combinatie van strofen.

Gevarieerde herhaling
Binnen de hoofdstructuur maken de bijbelse dichters een fijnzinnig gebruik van allerlei stijlmiddelen. De herhaling speelt daarin een grote rol: herhaling van kernwoorden, maar ook van lijnstukken en zinsstructuren, in welk geval we kunnen spreken van parallellisme. Een voorbeeld uit vele: „Wees mij genadig, HEERE, want ik ben verzwakt; genees mij, HEERE, want mijn beenderen zijn verschrikt” (Psalm 6:3). Of psalm 8:7: „Gij doet hem (=de mens) heersen over de werken Uwer handen, Gij hebt alles onder zijn voeten gezet:...” De gelijkheid in zinsstructuur is duidelijk, evenals de overeenkomst in betekenis. In feite dus herhaling, maar wel –en daar legt Fokkelman terecht de vinger bij– gevarieerde herhaling, iets wat te vaak is veronachtzaamd.

Daarnaast past de bijbelse dichter allerlei andere stijlfiguren en structuurmiddelen toe, zoals synoniemen, antithesen, refreinregels en de omarmingstechniek waarbij begin en eind van de psalm (vrijwel) identiek zijn. Dit laatste bijvoorbeeld in Psalm 8: „O HEERE, onze Heere! Hoe heerlijk is Uw Naam op de ganse aarde!” Ook de strofelengte kan bepalend zijn voor de totaalstructuur: in Psalm 1 zijn drie strofen te onderscheiden en de kortste staat in het midden, zodat de opbouw een prachtige symmetrie vertoont.

Op overtuigende wijze toont Fokkelman aan dat de oudtestamentische poëzie een subtiel en kunstzinnig spel van herhaling en variatie laat zien. Hij doet dit aan de hand van analyses van diverse psalmen, maar evenzeer van andere poëtische gedeelten uit het Oude Testament, zoals Job, Spreuken, Prediker, het Hooglied en poëtische passages uit de profetische boeken.

Verhelderend
Het structuuronderzoek dat Fokkelman beoefent is pas in de laatste decennia goed op gang gekomen. Wat Fokkelman laat zien is verhelderend. Hebreeuwse dichtkunst moet je lezen als poëzie en niet als proza. Het is een kunstvorm met een geheel eigen karakter, een ingenieuze vorm van taalgebruik.

Een gevaar is wel dat ”structuur” de enige bril wordt waarmee we naar die poëzie kijken. Gelukkig besteedt Fokkelman ook aandacht aan het ritme, maar mij viel wel op dat de beeldspraak er erg bekaaid van afkomt. Een apart hoofdstuk over plastiek –bergen die „springen” en „smelten”, heuvels die „springen als lammeren”– had mijns inziens in het boek niet mogen ontbreken.

Het boek is bedoeld „voor belangstellenden die geen Hebreeuws lezen”, zo vermeldt Fokkelman in zijn voorwoord. Hij probeert die belangstellenden op diverse manieren te hulp te komen. Zo gaat aan het eigenlijke boek een woordenlijst vooraf waarin hij technische termen –assonantie, chiasme, homoniem, enjambement enzovoorts– uitlegt met behulp van een korte definitie. In de laatste twee hoofdstukken geeft de schrijver allerlei nuttige tips voor de wijze van lezen en biedt hij een overzicht aan met een strofe-indeling van de poëtische bijbelgedeelten in het Oude Testament.

Naar mijn mening is belangstelling op zich niet voldoende om het boek met vrucht te lezen. De lezer die Fokkelmans boek met vrucht wil lezen, zal zeker enige bagage moeten hebben als het gaat om technische termen, structuuronderzoek en poëzieanalyse. De woordenlijst met technische termen heft dat probleem niet op, enerzijds omdat de lijst niet compleet is en anderzijds omdat de auteur steeds volstaat met een korte definitie en daarbij geen verhelderend voorbeeld geeft.

Luisteren
Fokkelman wijst erop dat men in het bijbelonderzoek thans meer dan voorheen geneigd is tot „luisteren en nog eens luisteren.” Ik moest daarbij denken aan de woorden van Ida Gerhardt in haar korte voorwoord bij de psalmvertaling die ze met haar vriendin Marie van der Zeyde in 1972 voltooide: „Wat wij hebben gedaan is luisteren, luisteren en nóg eens luisteren (...).”

Fokkelmans benadering zie ik als een bepaalde vorm van luisteren die de tekst kan verhelderen en de kunstzinnige vormgeving aan het licht brengt. Het is zeker niet de enige vorm van luisteren... Maar ook wat de vorm betreft mogen we niet vergeten dat de Bijbel een ”boek van schoonheid” is.

Van één ding heeft Fokkelmans boek mij volledig overtuigd: veel bestaande bijbelvertalingen blokkeren te zeer het zicht van de lezer op de poëtische gedeelten. Bijbelvertalingen behoren de poëziegedeelten niet als proza af te drukken, maar typografisch zichtbaar te maken door te werken met wit!