Boekrecensie

Titel: Alle wateren naar de zee, de Galway Kronieken IV
Auteur: Bodie en Brock Thoene

Uitgeverij: Gideon
Hoornaar, 2000
ISBN 90 6067 875 3
Pagina's: 336
Prijs: ƒ 34,75

Recensie door Esther Papeveld - 17 januari 2001

Eindelijk afscheid van Galway

”Alle wateren naar de zee” is de titel die Brock en Bodie Thoene meegaven aan het vierde deel van de Galway-kronieken. Ook voor dit laatste deel putten de Thoenes hun materiaal uit de –gelukkig niet bodemloze– put van de geschiedenis van Ballynockanor, een graafschap in Noord-Ierland. Het boek neemt de lezer mee naar de beginjaren van de Grote Hongersnood: 1844-1846.

Heel fijn dat de auteurs ook in de vierde kroniek de inhoud van het eerste hoofdstuk onder andere laten bepalen door de lotgevallen van de belangrijkste personages uit de eerdere delen. Dit voor het geval dat de lezer hun specifieke omstandigheden vergeten zou zijn. Als rechtgeaarde Thoene-lezer hecht je veel belang aan datzelfde hoofdstuk vanwege de daarin aanwezige ingrediënten voor de verhaallijn van de nieuwe roman. De structuur wordt in duidelijke, dikke, zwarte strepen opgezet.

Het leed van mensen door mensen blijft een belangrijke rol spelen. Zo zijn jonker Joseph en Kate lange tijd van elkaar gescheiden en komt hun zoontje –Kate is in het derde deel zwanger geraakt– levenloos ter wereld.

Een handig verhaalgegeven is ook dat kolonel Mahon, die in het derde deel de dood vond, een waardige opvolger heeft gevonden in zijn neef: major Denis Mahon. Door hem blijft het graafschap verzekerd van onheil. Weliswaar doet Denis niet aan ordinair ”landjepik”, maar verspreiding van een aardappelziekte heeft best veel uitwerking wanneer het de broodwinning van je pachters is.

Prettige bijkomstigheid is dat gekke Molly deel uitmaakt van de scène, want wie het eerste hoofdstuk goed leest en daarbij let op de uitspraken van Molly, weet dat de oplossing voorhanden is.

Hoopvol
Toch is ”gelukkig” niet helemaal het goede woord voor het einde van de Galway-geschiedenis. ”Hoopvol” past beter bij de boodschap die de Thoenes, door middel van de inwoners van Galway, voor de lezer hebben: „Zelfs dan! Zelfs dan!/ Gedenk de Rivier waar jullie vandaan komen!/ Ik zal gedenken!/ Gedenk de Zee die wij allen op een dag moeten oversteken!/ Vrees niet! Vrees niet!/ Gedenk Christus, de Redder, het kind voor wie geen plaats was!/ Zelfs dan! Zelfs dan!/ Hij is met u en met wie na u komen/ Tot het laatste geslacht… voor eeuwig!”

Gelukkig besluiten de Thoenes hiermee de oeverloze verhandelingen over de lotgevallen van de bezitters en de inwoners van Ballynockanor.