Boekrecensie

Titel: Kunstkijken; de geheimen van schilderijen
Auteur: Joy Richardson

Uitgeverij: Waanders
Zwolle, 2000
ISBN 90 400 9471 3
Pagina's: 80
Prijs: ƒ 29,50

Recensie door G. Ligtenberg - 8 november 2000

”Kunstkijken” onthult
ateliergeheimen

Bekijk het schilderij ”Het strand van Trouville” van Claude Monet met een vergrootglas. Dan worden hier en daar kleine stukjes schelp en zandkorreltjes zichtbaar. Ze kwamen in de verf terecht terwijl Monet aan het werk was. Het boek ”Kunstkijken; de geheimen van schilderijen” van Joy Richardson laat zich lezen als een avonturenroman.

Schilderijen zijn meer dan leuke wandversieringen. Dat blijkt wel uit de vele voorbeelden die Joy Richardson bij elkaar heeft gezocht. De kunstwerken in het boek komen allemaal uit de National Gallery in Londen. Directeur Neil MacGregor schrijft in zijn voorwoord: „Voor alle schilderijen geldt dat er heel veel op te zien is en hoe meer je ernaar kijkt, hoe meer vragen je zult hebben.” Op veel van die vragen probeert Richardson een eenvoudig antwoord te formuleren.

De schrijver laat –en léért– de lezer vooral kijken. Uitvergrote details vestigen de aandacht op bijzonderheden; vragen en opdrachten dwingen tot secuur kijken en intensief zoeken; perspectieflijnen geven structuur en houvast.

Handen
Op het schilderij ”Tobias en de engel” van (vermoedelijk) Andrea del Verrocchio is te zien dat de hand van de engel en die van Tobias vrijwel hetzelfde zijn. Beide handen kwamen waarschijnlijk uit een verzameling tekeningen in de werkplaats. Een jonge leerling kon die gemakkelijk kopiëren. De kunstenaar zelf kon zich dan met belangrijker zaken bezighouden.

Een intrigerend schilderij blijft Jan van Eycks ”Giovanni Arnolfini en zijn bruid” uit 1434. Er is veel op te zien. „Zelfs vijfhonderd jaar nadat dit schilderij is geschilderd, stelt het ons voor raadsels”, schrijft Richardson. „Misschien zien we hier een intieme plechtigheid. Is het een trouwerij? We weten het niet zeker.” Het hondje op de voorgrond zou inderdaad een verwijzing naar de huwelijkstrouw kunnen zijn. Mogelijk is een van de geheimzinnige figuren die in de spiegel te zien zijn Van Eyck zelf.

Bélsazar
Rembrandts ”Feestmaal van Bélsazar” is uitstekend geschikt om te illustreren hoe de grote meester toverde met licht. „Rembrandt maakt spaarzaam gebruik van licht”, stelt Richardson vast. „Hij laat het schijnen waar het van belang is en laat de rest in het donker. Dit maakt het allemaal extra dramatisch.” Een gemis dat hier de term ”clair-obscur” niet valt. Andere kunstenaars volgden het voetspoor van Rembrandt. Een heel sterk voorbeeld is ”Experiment met een vogel-in-de-lucht-pomp” van Joseph Wright of Derby. „Joseph Wright gebruikt op dit schilderij van een wetenschappelijke proef het licht om je bij de les te houden. Je zit op het puntje van je stoel te kijken wat er gebeurt”, licht Richardson toe. Bij de zoektocht naar de –onzichtbare– lichtbron stuit de kijker op allerlei bijzonderheden op het schilderij.

”Kunstkijken” gaat ook in op allerlei technische aspecten van het schilderen: Hoe wordt verf gemaakt? Op welke manier beïnvloeden kleuren elkaar? Wat komt er kijken bij een restauratie? Welk verhaal vertelt een schilderij? Welke hulpmiddelen gebruikt een kunstenaar? Caspar David Friedrich maakte voor zijn ”Winterlandschap” een gedetailleerde ondertekening van de kerk die op het schilderij zelf slechts als een vaag silhouet is weergegeven. Met infrarood komt de tekening haarfijn tevoorschijn.

Stipjes
Ook in de zestiende eeuw gebruikten kunstenaars tekeningen om een schilderij te maken. Soms prikten ze honderden gaatjes op de lijnen, legden de tekening op het schilderdoek en strooiden er houtskoolpoeder overheen. De stipjes die op het doek terechtkwamen, gaven de contouren van het ontwerp weer. Van Rafaël is zo'n tekening met gaatjes bewaard gebleven. Het is aardig deze te vergelijken met het uiteindelijke schilderij.

”Kunstkijken” snijdt een groot aantal aspecten van de schilderkunst aan. Doelgroep zijn kinderen, maar ook volwassenen met belangstelling voor kunst kunnen heel wat leren van dit boek. Je staat er letterlijk van te kijken hoe veelzijdig de schilderkunst is.

Geen kunstgeschiedenis
De thematische behandeling van de onderwerpen heeft als nadeel dat het kunsthistorische aspect in de verdrukking komt. ”Kunstkijken” geeft geen chronologisch overzicht van de kunstgeschiedenis; de auteur gebruikt het verleden uitsluitend als een arsenaal waaruit hij zijn voorbeelden haalt. Zo komt het voor dat op één pagina ”Binnenplaats van een huis te Delft” van Pieter de Hooch (1629-1684) en ”De baders” van Gerorges-Pierre Seurat (1859-1891) staan afgebeeld.