Boekrecensie 

Titel: Handen vol BACH. Johann Sebastian Bach poëtisch
Auteur: Hans Bouma
Uitgeverij: Kok
Kampen, 1999
ISBN 90 435 0121 2
Pagina's: 70
Prijs: ƒ 17,50 
 
Recensie door P. W. van de Wege - 18 oktober 2000 

Handen vol Bach

Schrijven over Bach is een hachelijke zaak. Dichten over Bach is dat al helemaal. Immers, bij deze componist is elke noot raak. Wie het aandurft dit muzikale genie te bezingen in poëzie, zal toch op z'n minst moeten streven naar eenzelfde hoge norm van doeltreffendheid. 

Bouma is een gulle dichter. De woorden stromen gemakkelijk voort, niet geremd door al te veel diepzinnigheid in gedachten en formuleringen. Bouma's poëtisch woordenboek is aan de dunne kant. Muziek, zielen, handen, hoog en diep, aards en hemels, eeuwig: telkens duiken vooral dergelijke gróte woorden op. Opvallend in deze omvangrijke bundel is dat beeldspraak en muzikale terminologie nagenoeg ontbreken. 

Bouma is een bijzonder positief gestemd mens die z'n gevoelens (veel méér dan gedachten) rechtstreeks op papier zet. Neem het vers ”Arleen Auger”: 

Alleen wie hem
diep, 
zeer diep heeft ingeademd, 
alleen wie zich 
heel zijn wereld 
te binnen heeft gezongen 
zingt Bach 
zó hartgrondig, 
zó verheven, zó verheffend. 
Zingt Bach 
zó onweerstaanbaar, 
zó onsterfelijk mooi. 

Alle karakteristieken van Bouma's bundel zitten erin: een paar aardige invallen (vaak in de tweede en derde strofe), de woordherhalingen (die helaas algauw eerder poëtische onmacht dan kracht uitstralen) en de opsommingen. Als Bach bij uitstek de componist was van de meerstemmige gelaagdheid, dan is Bouma het tegendeel. 

Hij zet in z'n verzen de (weinige) inhoudselementen consequent náást elkaar, op één niveau. Er is een aantal geslaagde notities: ”Geluk”, ”Tussenstem”, ”Hooglied” en ”Zo eeuwig” met een mooie eerste strofe: „Een prelude zo eeuwig/ dat de tijd/ noot voor noot verdampt”. Uiteindelijk deelt deze toegankelijke, goed geïllustreerde bundel echter meer mee over de bewonderaar Bouma dan over de bewonderde Bach.