Boekrecensie

Titel: De Petersburgse pest
Auteur: Ivan Alexandrovitsj Gontsjarov

Uitgeverij: De Arbeiderspers
Amsterdam, 2000
ISBN 90 295 2173 2
Pagina's: 84
Prijs: ƒ 25,00

Recensie door J. C. Karels - 27 september 2000

Gontsjarov hekelt gedweep met de natuur

In de ban van een
„heerlijk” uitstapje

”De Petersburgse pest” (1838) is een Russisch verhaal van een ondergaande familie. Ze lijdt aan een „ernstige ziekte”, die erop neerkomt dat, zodra de winter voorbij is, een ongeneeslijke drang ontstaat om uitstapjes te gaan maken en van de natuur te genieten.

De familie Zoerov kan 's zomers maar niet thuisblijven. Ze moet en zal de stad verlaten. Want, in de optiek van het gezin, buiten de stad is de lucht zuiverder en zijn de bloemen geuriger. Daar is geen stof van de „bedompte stedelijke krochten en stinkende straten.” Het denken is er „vrijer, de ziel lichter, het hart zuiverder.”

Op het eerste gezicht aantrekkelijke, en niet per se onjuiste, motieven om te gaan wandelen. Maar er schuilt een adder onder het gras. De Zoerovs zijn geheel bezeten van „uitstapjes.” Hun wandel- en picknickdrift is onstuitbaar. Wat een vergezichten! Komen ze verkleumd, verregend en bijna uitgehongerd terug, dan roepen ze monter: Wat hebben we heerlijk gewandeld! Staat de brug open, zodat ze niet terug naar de stad kunnen, dan juichen ze: Schitterend, kunnen we nog een uitstapje maken! De ikpersoon, die deze exercities mee mag beleven, kan de „ongelukzalige hartstocht” niet anders aanmerken dan als een ziekte. „Ze hebben zo te zien weer een uitstapje onder de leden”, verzucht hij eens.

Familie Zoerov is ten slotte via Finland en Zwitserland naar Amerika vertrokken „waar de natuur, volgens hen, boeiender was.” „Op een dag zijn ze met een enorme hoeveelheid kleren, beddengoed en mondvoorraad de bergen ingetrokken en nooit meer teruggekeerd.”

Belachelijk
Dit merkwaardige geschrift is een jeugdwerk van Ivan Alexandrovitsj Gontsjarov (1812-1891), een van de grote Russische schrijvers van de negentiende eeuw. Gontsjarov drijft erin op mild-ironische wijze de spot met zijn vrienden en andere stadgenoten die na de donkere winter een onweerstaanbare drang krijgen de stad te verlaten en de natuur te beleven.

Tegelijk is het boek een parodie op het romantische dwepen met de natuur, dat rond 1840 op zijn retour is (en dus rijp om belachelijk te worden gemaakt). Met vertaler Arthur Langeveld zouden we dit verhaal een ecologische satire kunnen noemen.

De familie Zoerov en de vadsige, „methodisch luie” vriend Tjazjelenko –voorloper van Gontsjarovs beroemde personage Oblomov– beleven de natuur als idyllisch, pittoresk en ongerept. Ze hebben een nog volop romantische visie op het buitenleven. Maar de verteller laat niet na minder fraaie plekjes aan te wijzen: een vetsmelterij die een verpestende stank verspreidt, het zogenaamd schilderachtige meertje dat evenwel niet groter is dan een tafellaken en geheel bedekt met een laag zeepschuim omdat de soldaten hun kleren erin wassen, het 'prachtige' uitzicht vanaf een heuvel op niet meer dan de schutting van een steenfabriek.