Boekrecensie

Titel: De wereld van Vincent van Gogh. Portretten en zelfportretten

Uitgeverij: Waanders
Zwolle, 2000
ISBN 90 400 9457 8
Pagina's: 72
Prijs: ƒ 69,50 (na 14-01-2001 ƒ 85,00)

Recensie door Arie van der Spek - 6 september 2000

Van Gogh verbeeldde het liefst de sporen van een moeitevol leven

Portretten als
kleurensymfonieën

Overal zien we ze hangen, van de museumzaal tot de huiskamer toe. Brave tronies die een goede beurt willen maken, in een ideale pose, soms een tikkeltje flatteus. Maar wie zou het lef hebben gehad om voor de schilder Vincent van Gogh te poseren, die in een schilderij je snoet verbouwt tot een baaierd van kleurige verftoetsen? Het waren er maar enkelen. Wie ze waren doet er niet zo veel toe maar wat ze uitstralen des te meer. Uitgeverij Waanders bindt Van Goghs portretten tussen twee kaften.

Portretkunst staat volop in de belangstelling en dan bedoel ik vooral die portretten die geschilderd zijn door de mannen van naam. Alleen al het afgelopen paar jaar was in Zürich en Tübingen de expositie ”Degas: portretten” te zien, in New York ”Picasso en de portretkunst”, en in Londen en Den Haag ”Rembrandt zelf.” Toppers, met rijen wachtende bezoekers voor de poort.

Nu loopt tot 14 januari 2001 in Detroit, Boston en Philadelphia de reizende tentoonstelling ”Van Gogh face to face”. Wie daar niet naar toe kan, heeft nog een redelijk alternatief, want naar aanleiding van deze tentoonstelling verscheen bij uitgeverij Waanders ”De wereld van Vincent van Gogh”, een schitterende uitgave met het (complete?) overzicht van portretten en zelfportretten van deze overbekende schilder.

Zelfs na honderd jaar houden ze ons nog bezig, die portretten van Van Gogh, getekend of geschilderd met een kracht die zijn weerga niet kent. Wie ze beschouwt uit een geïdealiseerd oogpunt of fotografische gelijkenis ziet enkel gedrochten, maar wie ze ervaart als expressieve producten van een bewogen gemoed ziet wonderlijke schoonheden.

Sien
Dit prachtige, kloeke boekwerk neemt ons mee langs de portretten en zelfportretten van Vincent. Vele mooie en vaak paginavullende reproducties worden begeleid door pakkende teksten van diverse kunsthistorici.

Onthullende achtergronden en boeiende interpretaties van zijn werk worden gelardeerd met uitspraken van Vincent zelf. Steeds wordt een bepaalde periode uit het leven van Vincent voorafgegaan door een beknopte, maar toch levendig geschreven chronologie. Een uitgebreid notenapparaat ontbreekt ook niet; het verwijst naar eerdere studies over de schilder, maar het vermeldt ook andere nuttige wetenswaardigheden. Verder is een poging ondernomen de invloed van de schilder op de schilderkunst van de twintigste eeuw inzichtelijk te maken.

Er is door de tijd heen al heel veel geschreven over het veelbewogen leven en het unieke schilderwerk van Vincent van Gogh. Wat valt er nog voor nieuws te melden? Juist doordat hier de portretkunst van Vincent voor het eerst als een samenhangend geheel bezien is, biedt dit boek zo veel dat zowel de kenner als de liefhebber het gretig ter hand zal nemen.

Het is echt een werk om te hebben, te lezen en te bekijken, maar ook om weg te geven aan iemand die Vincent van Gogh alleen nog maar van naam kent. Wie weet, misschien moet, na kennisneming van zijn werk, de verkleurde reproductie van het zigeunerinnetje alsnog plaats ruimen voor een echte reproductie van de eerste muze van Vincent. Alhoewel ik vermoed dat de Arlésienne of la Berceuse meer kans zal maken in de reformatorische gezindte dan Sien!

Verlangen
Wat maakt portretten bekijken zo boeiend? Wat beleven we als we al die 'tronies' zien die door de tijd heen geschilderd zijn? Is het hun treffende gelijkenis? Dat kun je moeilijk volhouden, want geen mens weet hoe die mensen, voor de uitvinding van de fotografie, eruitzagen. Toch lééft ”Het Joodse Bruidje” van Rembrandt voor ons. Vincent had er alles voor over om met slechts een korst droog brood een dag voor dit schilderij te mogen zitten.

Hij bewonderde, naast vele andere zeventiende-eeuwers, vooral de werken van Frans Hals, die met snelle, rake toetsen en met wel 27 verschillende zwarten zijn modellen transformeerde tot wat ze voor ons nu geworden zijn: mensen met een ziel! „Ach, het portret, het portret met daarin de gedachte, de ziel van het model – dat moet er volgens mij absoluut komen... Ik zou zo graag portretten maken die over een eeuw voor de mensen die dan leven, als het ware openbaringen zijn, waarbij ik dan onze kennis en onze smaak omtrent kleur hanteer als middel om het karakter uit te drukken en op te voeren... Er zijn moderne koppen waar men nog lang naar zal kijken en waar men over honderd jaar wellicht naar terug zal verlangen.”

Ruïnes
Vincent tekende en schilderde het liefst portretten. Niet gehinderd door academische kennis, maar gedreven door een innerlijke kracht kraste hij aan het begin van zijn loopbaan met zwart krijt in hoekige contouren zijn types op ruw aquarelpapier. Spitters, zaaiers, ploegers, uit Drenthe en Brabant, met grimmige gelaatstrekken, direct en radicaal uit de ziel van de schilder. Geen mens die erom vroeg. Zijn eerste modellen waren door het harde, moeitevolle leven getekende mensen, die wel wat anders aan hun hoofd hadden dan te poseren voor een vreemde snoeshaan.

In Den Haag vond Vincent later gewilliger modellen: de 'weesmannen' of 'diaconiemannetjes' uit het oudemannengesticht van de Nederlandse Hervormde Kerk. Hij tekende hen als ruïnes, met hun verweerde koppen in hun karakteristieke kleding: hoge hoed, zwarte jassen met dubbele rij knopen en brede revers, al dan niet voorzien van medailles of andere veteraneninsignes. De kleding die het model droeg, was voor Vincent heel belangrijk. Hij verzamelde gretig diverse 'uit het leven gegrepen' tenues en dezelfde weesmannen veranderden door wisseling van kleding in stoere vissers, compleet met zuidwester en kiel in bruin pilo.

Waarheidsgetrouw
Het boek maakt duidelijk dat deze koppen nog geen echte portretten zijn. Want de weesmannen werden door hun veranderde kleding natuurlijk nog geen echte vissers, maar meer verbeeldingen van types zoals Van Gogh ze graag zag. Expressief en karaktervol, types die aangeven wat hij zo hartstochtelijk zocht: een waarheidsgetrouwe weergave van het echte leven dat zijn sporen heeft nagelaten in gelaat en gewaad. Zijn waardering voor expressieve karaktervolheid, zelfs lelijkheid, boven ideale schoonheid was een constante in Van Goghs leven.

Zijn oom, die kunsthandelaar was, toonde hem eens een geïdealiseerd naakt: de Phryné van de classicistische schilder Gérôme. Vincent vond het afschuwelijk. Hij zag liever een oude lelijke vrouw, met een paar handen waaraan je kon zien dat ze gewerkt hadden. Mensen hadden in zijn ogen pas verstand en een ziel gekregen als ze getekend waren door de levenservaring van armoede en verdriet.

Vincent zag in hen de echo van Jesaja 53, waar gesproken wordt van de Man van smarten, zonder gedaante noch heerlijkheid en bij het aanzien niet begeerd. Naast de Bijbel verslond Vincent ook Bunyans ”Christenreis” diverse malen, want hierin vond hij een overeenkomst met zijn eigen gevoelens omtrent het leven hier op aarde, een moeizame doorreis als in een tranendal. Mede hierdoor ging zijn sympathie uit naar het onedele, het verachte. Mensen die het moeitevolle leven zelf aan den lijve hadden ervaren.

Oude kereltjes
Het was zijn diepste wens zich over zulken te ontfermen en zich verbonden te voelen met hun droevig lot. Zo kwam ook de ongehuwde moeder Sien bij hem in huis. Net als bij de weesmannen was het Siens conventionele onaantrekkelijkheid die Vincent juist zo aantrok. Zij stond model voor de tekening waarop met grote letters ”Sorrow” staat. Sien als de muze van Vincent, een personificatie van smart. Of Sien werkelijk een ziel had zoals Van Gogh hem gaarne had, valt te betwijfelen.

Portretten in de eigenlijke zin van het woord zijn de tekeningen van de weesmannen en van Sien dus niet. Hij noemt ze zelf dan ook geen portretten maar ”koppen”. In werkelijkheid bleven de weesmannen ondanks de stoere vissersoutfit maar oude kereltjes. En de deugdzame huisvrouw die kleren verstelt blijft Sien, de vulgaire, sigaren rokende prostituee.

Ook zijn zo bekende aardappeleters zijn meer verbeeldingen van zijn ideologie dan portretten. Met hun geboetseerde gezichten en knoestige knuisten verheerlijken ze het armoedige bestaan van de hardwerkende onderklasse uit de samenleving. Ze lijken te zijn geschilderd met de aarde die ze inzaaien, zo donker en modderig. Zij illustreerden voor hem de ware en eeuwige menselijke waarden.

Vlam
Vincent voelde zich zo verbonden met hen maar zij niet met hem. Het schilderij maakt duidelijk dat hij buitengesloten was en geen deel met hen had. De families Van Rooy en De Groot zitten in gesloten formatie rondom de tafel in een donkere hut. Boven hen hangt één lichtpuntje als een soort aureool. Onder dit warme lichtje vangen we iets op van hun schijnbaar enig dagelijks plezier: het prikken in de schaal met dampende aardappels en het drinken van de koffie die als dikke zwarte stroop uit het keteltje stroomt.

Echte portretten ontstaan pas in Parijs als hij, bij gebrek aan modellen, zichzelf in de spiegel gaat beschouwen en zijn palet rijkelijk voorziet van echte stralende kleuren, als zijn schilderijen bezaaid worden met zijn zo kenmerkende verftoetsen. Maar ook daarna in Arles en Auvers, als vette contouren nodig zijn om al dit schildersgewoel binnen de perken te houden.

Dan ontstaan ze, die onvergetelijke portretten die elke beschrijving tarten. Echte schilderijen die uitstijgen boven het alledaagse grauwe bestaan. Van dichtbij gezien, vanwege de vette toetsen en impasto's, ongeordend en zelfs grof. Maar doe je een paar stappen achteruit, dan wordt dit alles zo anders. Dan slaat er een vlam doorheen die alles samenbindt tot geweldige kleursymfonieën.

Geen poespas
Als slechts een handjevol vrienden hem omringt en hem begrijpt, dan zijn het díé mensen die door hem worden geschilderd in de felste kleuren. Dan golft zijn vette verf als kolkende, krachtige stromen langs wangen, armen, handen en kleding van hen die zo veel voor hem hebben betekend. Niet één keer maar verschillende keren worden ze geschilderd. Ze vullen met hun gelaat en lijf de doeken tot aan de kaders toe. Volkomen belangeloos schildert hij ze. Met de kracht en het gemoed van een tijger en anderzijds zo teer en liefdevol als een lam.

En met een schok herken je ze: de postbode Roulin met zijn gezin, mevrouw Ginoux, beter bekend als ”L'Arlésienne” en mevrouw Roulin als ”La Berceuse”; Patience Escalier, de tuinman met zijn gele strohoed tegen een intens blauwe achtergrond. Ze ontroeren door hun menselijkheid, ongekunsteld, zonder poespas. Soms gebruikt hij nog wel eens boeken of bloemen of een ander attribuut om iets meer over zijn model te vertellen. Maar nodig is het niet, want wat deze portretten zo tot echte portretten maakt is zijn schilderkunst zelf. Pure schilderkunst! Beelden die door niets anders zijn te vervangen. Wat moet je nog zeggen bij zo veel schilderkunstige zeggingskracht die afstraalt van het portret van dokter Gachet? Hij was voor Vincent een laatste goede vriend die hem begreep. Het was zijn laatste portret. In dit portret wordt alles samengebald wat Vincent wilde verbeelden. „Ik heb een portret van dokter Gachet geschilderd met de trieste uitdrukking van onze tijd.”

Warm hart
Hij vertaalde dit met zuivere kleuren en zulke vibrerende penseelstreken dat al zijn emoties naakt op het doek schijnen te liggen. We kijken Vincent in zijn hart en dat maakt hem kwetsbaar en juist daarom misschien wel zo groot. Want wat hij zo intens graag wilde, zegt hij ergens in een van zijn brieven aan zijn broer Theo: „Een artiest hoeft geen dominee te zijn of collectant, maar moet wel een warm hart hebben voor mensen... En in een schilderij zou ik iets troostends willen zeggen als muziek. Ik zou mannen en vrouwen willen schilderen met iets van dat eeuwige, waarvan de nimbus vroeger het symbool was en dat wij proberen te bereiken door de schittering zelf, door de trilling van onze kleuren.”