Boekrecensie

Titel: Regels voor het mensenpark
Auteur: Peter Sloterdijk

Uitgeverij: Boom
Amsterdam, 2000
ISBN 90 5352 579 3
Pagina's: 176
Prijs: ƒ 39,50

Recensie door prof. dr. ir. E. Schuurman - 30 augustus 2000

Peter Sloterdijk,
een nieuwe Nietzsche

De Duitse filosoof Peter Sloterdijk gooide vorig jaar juli de knuppel in het hoenderhok. Op een conferentie van christelijke en Joodse filosofen en theologen bepleitte hij het gebruik van gentechnieken om „mensen te kweken.” Een storm van protest brak los. Onder de titel ”Regels voor het mensenpark” verschenen Sloterdijks rede én de daarop volgende reacties in het Nederlands.

Tijdens de conferentie op Schloss Elmau werd vorig jaar de vraag aan de orde gesteld of de filosofie nog wel antwoorden heeft op de vragen van de huidige maatschappij, op de vragen van vooral de ontwikkeling van wetenschap en techniek. Sloterdijk koos op de conferentie voor een andere dan de gangbare benadering, die gegrond is in de Verlichting. Vooral in navolging van Nietzsche –de filosoof van de ”wil tot de macht” en van de ”Übermensch”– pleit Sloterdijk niet langer voor het temmen van de verwilderde mens, maar voor het telen van de nieuwe mens. Hoe die nieuwe mens er moet uitzien, zullen wijze filosofen moeten bepalen.

Op de lezing brak een storm van protest en weerzin los in de pers. Sloterdijk zou met zijn ”Regels voor het mensenpark” niet de les hebben geleerd van Hitler-Duitsland met zijn praktijk van eugenetica – waardoor bijvoorbeeld Joden werden uitgemoord. Bovendien zou hij met zijn idee dat een elite de regels zou moeten vaststellen voor het mensenpark een antidemocratische weg opgaan en daarmee ook herinneren aan het dictatoriale, onvrije verleden.

Alarm
In het boek, dat bij uitgeverij Boom uitkwam onder de titel van de oorspronkelijke lezing van Sloterdijk, kunnen we zowel Sloterdijks lezing als de reacties daarop lezen. Mijn indruk is dat er niet ten onrechte alarm geslagen is. Sloterdijk houdt in een eindreactie zijn oorspronkelijke verhaal wel staande, maar maakt zich vooral sterk in het aan de kaak stellen van zijn opponenten. Daarbij komt veel filosofie om de hoek kijken, wat het lezen van het boek niet vergemakkelijkt. Binnen het kader van deze recensie zal ik daarop niet kunnen ingaan. Voor de geïnteresseerde lezer van deze krant is dat ook niet nodig. Wat wel nodig is, is precies in de gaten te krijgen wat Sloterdijk wil en wat zijn opponenten willen. Vanzelfsprekend wijzen zijn critici het denken in de lijn van Nietzsche af. Ze komen op voor de vrijheid, voor het geweten, voor de democratie, voor de ethiek. Ze zien dat die waarden bij Sloterdijk in het gedrang komen of zelfs verdwijnen.

Hoe interessant de kritische beschouwingen in het boek over Sloterdijks visie en voorstellen ook zijn –ze zijn de moeite waard om er kennis van te nemen–, toch bevredigen ze niet voldoende. Dat komt naar mijn overtuiging doordat men in de kritiek op Sloterdijk niet teruggaat naar zijn eigenlijke bronnen en doordat men met Sloterdijk ook zelf nog te veel drinkt uit de bronnen van het Westerse humanisme.

In de mij resterende ruimte wil ik daarom vooral ingaan op Sloterdijks verhaal en daarbij mijn kritiek richten op wat hem ten diepste drijft. Dat hij door de één weersproken wordt en door de ander bejubeld, maakt duidelijk dat hij een belangrijk onderwerp aan de orde stelt. Voor hem moet de nieuwe mens van de toekomst de door genetische technieken gemaakte en dus vernieuwde mens zijn. En wie zou willen ontkennen dat –gezien de vorderingen van de genetica en de gentechniek– daarmee een actueel thema aan de orde is gesteld? We lezen er veel over in de kranten en dat zal eerder meer dan minder worden. Wat is er aan de hand en wat is wel of niet geoorloofd?

Genetische manipulatie
Sloterdijk gaat er in de traditie van velen van uit dat de mens als afstammeling van het dier nog in allerlei opzichten moet worden getemd. Maar, zo vraagt hij, „wat is nog in staat de mens te temmen, als het humanisme als school van het temmen van mensen faalt?” Onder dat ”humanisme” verstaat Sloterdijk het humanisme van de heersende wijsgerige stromingen, die bijvoorbeeld ethiek als begrenzing van de techniek en een vrije democratie voorstaan. De grote vertegenwoordiger van die stroming is Habermas, de vader van de naoorlogse Duitse filosofie.

Die filosofie is volgens Sloterdijk dood en moet ten grave worden gedragen, omdat ze geen antwoorden geeft op nieuwe ontwikkelingen in wetenschap en techniek, vooral ontwikkelingen in de genetica en de antropotechniek, de techniek ter beheersing –en vernieuwing– van de mens. Niet langer de vorming (”Bildung”) van de mens in de lijn van de Verlichting zal de mens verbeteren, maar de verandering van de mens door middel van de techniek staat Sloterdijk voor ogen. Daarbij grijpt hij terug op het „scheppen van de Übermensch”, zoals Nietzsche meer dan een eeuw geleden –vrijdag was het honderd jaar geleden dat hij stierf– voor ogen stond.

Een Duitse krant geeft het zo weer: „Het komt er niet op aan de mens te temmen, het komt er op aan hem te telen.” De criteria die daarbij moeten worden aangelegd, zullen door een gespecialiseerde elite van filosofen moeten worden opgesteld. In die suggestie volgt Sloterdijk de oude Griekse filosoof Plato, die verzuchtte: „Och waren alle filosofen koningen, en alle koningen filosofen.” Zonder het ideaalbeeld van de wijze blijft de zorg voor de mens door de mens een vergeefse hartstocht. Bij de filosoof is de „herinnering aan het hemelse schouwen van het beste het levendigst.”

Superhumanist
Neemt Sloterdijk afscheid van het humanisme? Ja, voorzover dat humanisme een bezinnend humanisme, een conformistisch humanisme is; dat humanisme slaagt er niet (meer) in de mens te ”ontdierlijken”. Het humanisme van de opvoeding mislukt in onze tijd. „Wat is nog in staat de mens te temmen, als het humanisme als school van het temmen van mensen faalt?” vraagt Sloterdijk. Daarom zal met het oog op de nieuwe mens de techniek moeten worden toegepast. In die zin is Sloterdijk superhumanist. Met de modernste techniek wil hij de mens verbeteren. Definitief wil Sloterdijk afrekenen met een beroep op God of het toeval. De mens moet zichzelf tot macht zijn: „De mens vormt voor de mens de hogere macht.”

Dat stond Nietzsche ook voor ogen. Nog steeds zal daarom de komende tijdspanne voor de mensheid een periode van politieke beslissingen inzake de soort zijn. „Zal de mensheid wereldwijd een omschakeling kunnen maken van het geboortefatalisme naar de geboorte-bij-keuze en naar prenatale selectie?” In elk geval zullen filosofen een morele codex voor de verbeteringstechniek van de mens moeten gaan formuleren. Een „koninklijke antropotechniek” moet beginnen met „ongeschikte naturen” uit te kammen voordat er tot verbetering via het telen van de mens wordt overgegaan.

Mijns inziens waren de reacties in Duitsland meer dan een storm in een glas water. Het is inderdaad verontrustend dat ideeën van Nietzsche, de filosoof van ”God is dood”, de filosoof van de wetteloosheid, de filosoof van de ”Umwertung aller Werte”, in het gewaad van de promotie van nieuwe gentechnieken worden gestoken. Sloterdijk is een nieuwe Nietzsche, zoals de Franse filosoof Bruno Latour hem verwelkomt. Sloterdijk is een superhumanist. Er treedt een radicalisering op van het humanisme, dat zich steeds verder van het christendom verwijdert. Met Sloterdijk zet de secularisatie zich meer en meer door.

Ethiek
Sloterdijk is vertegenwoordiger van een actuele ontwikkeling in de relatie tussen ethiek en techniek. Gold tot voor kort nog –onder invloed van het christendom en het klassieke humanisme– dat ethiek de richting van de techniek moest bepalen, bij Sloterdijk en de zijnen wordt techniek richtlijn voor de ethiek. Wat dat betreft is Sloterdijk een denker die de technische mogelijkheden overschat. Niet voor niets valt hij de denker Gotthard Günther bij, die een opmerkelijk boek schreef over het bewustzijn van machines. De mens wordt als een te verbeteren machine gezien, en de machine wordt vermenselijkt.

Deze ”omkering van waarden” verdient in christelijke kring meer kritische aandacht. Steeds minder zal er geluisterd worden naar een ethiek van het ”nee” tegen de ongehoorzaamheid van Gods geboden en van het ”ja” voor het opkomen van de mens als geschapen naar Gods beeld. Steeds minder zal er ontzag zijn voor wat God in de schepping heeft geschonken. Elk ontzag voor de Schepper verdwijnt. De uitkomst van deze ontwikkeling belooft weinig goeds voor de toekomst. Zullen christenen in woord en daad de les van de geschiedenis niet versterkt moeten doorgeven? Met Einstein moeten zij blijvend waarschuwen voor „een verwildering van de wetenschappelijk-technische cultuur.” Het boek van en over Sloterdijk kan bij goed lezen daarvoor de ogen openen.