Boekrecensie

Titel: Johann Sebastian Bach
Auteur: Maarten 't Hart

Uitgeverij: Joan Records/ Arbeiderspers, 2000
ISBN 90 295 2187 2
Pagina's: 199
Prijs: ƒ 9,45

Recensie door S. M. W. Bezemer - 26 juli 2000

Bach door de bril van Maarten 't Hart

Bij Maarten 't Hart staat Bachs ”Wohltemperiertes Klavier” hoger aangeschreven dan de Bijbel. Dat is niet verwonderlijk. De schrijver, die bewust afstand nam van de gereformeerde religie, is al ruim dertig jaar volledig in de ban van Bachs muziek. Aanvankelijk had hij geen plannen om in dit herdenkingsjaar over zijn idool te schrijven, maar omdat niemand het deed, voelde hij zich toch gedrongen, zo vertelde hij in een interview.

Wie liever zelf bepaalt welk werk van Johann Sebastian Bach hij het „allermooist, meest verbijsterend, wonderschoonst, prachtigst, ongelooflijkst en meest subliem” vindt, moet dit boek laten liggen. In zestien hoofdstukken geeft 't Hart zijn mening over tal van zaken waar kenners het lang niet altijd over eens zijn. Dit komt omdat we nauwelijks iets over het leven van Bach en over zijn persoon weten. De auteur beschrijft dit in het eerste hoofdstuk.

De typering van Bach als onbehouwen driftkop wordt door 't Hart naar de prullenbak verwezen. Vervolgens toont hij volkomen terecht aan dat de meeste biografen sommige voorvallen verkeerd navertellen, aandikken of verkeerd interpreteren. Zeer vermakelijk onderhoudt hij ons over wat hij noemt ”Een voorval in Arnstadt”, waar de jonge Bach tegenover een fagottist zijn degen getrokken zou hebben.

Crisis
Een heel eigen geluid laat de schrijver horen in het hoofdstuk over Bach en de dood. Daarbij wijst hij op het grote aantal eigen kinderen die Bach naar het kerkhof moest brengen, de dood van zijn eerste vrouw, het vroege verlies van zijn eigen ouders en zijn broers en zuster. Volgens Maarten 't Hart heeft het grote aantal sterfgevallen in de familiekring binnen een periode van zeven jaar, rond 1730 tot een crisis geleid, waardoor Bachs muzikale productie tijdelijk is gestopt. Net zo goed als in het eerste hoofdstuk is hier sprake van inlegkunde, al kan het best zo geweest zijn.

Over de teksten van de cantates is 't Hart nogal direct in zijn mening. Ze zijn zo ongeveer allemaal van de slechtst denkbare kwaliteit, lachwekkend van beeldspraak en stuntelig van rijm en zinsbouw. Even verder maakt hij echter gewag van de driedelige uitgave ”De wereld van de Bach-cantates”, onder redactie van Bach-specialist Christoph Wolff. Wanneer hij de moeite had genomen hoofdstuk 13 (”Muzikale tekstuitleg”) door te nemen, was hij misschien wat voorzichtiger geweest in zijn uitspraken.

In Bachs tijd werd er breed gediscussieerd over hoe de cantateteksten eruit moesten zien opdat ze aan hun doel zouden beantwoorden: elke kerkganger moest er iets van zijn gading in kunnen vinden. Opvallend is dat men vond dat de ariateksten (nota bene) het grootste „affect” veroorzaakten bij de luisteraar. De fout die door 't Hart wordt gemaakt is dat hij de geesteswereld van de achttiende eeuw bekijkt door de bril van de twintigste eeuw. Voor wie een vlot geschreven boekje over Bach wil lezen en zich wat wil oriënteren over zijn werk is dit werkje bruikbaar en nuttig. Het ligt bij Kruidvat in de schappen.