Boekrecensie

Titel: Een Hollands stadsorgel uit de Gouden Eeuw. Het Van Hagerbeer-orgel in de Pieterskerk te Leiden
Auteur: Willem Jan Cevaal e.a.

Uitgeverij: Walburg Pers
Zutphen
ISBN 90 5730 055 9
Pagina's: 320
Prijs: ƒ 79,50

Titel: Monumentale orgels van Luthers Amsterdam
Redactie: Harry Donga en Pieter van Dijk

Uitgeverij: Boekencentrum
Zoetermeer
ISBN 90 239 0367 6
Pagina's: 296
Prijs: ƒ 54,50

Titel: Luisterrijk. Nederlandse kerkorgels in beeld
Auteur: Carel van Gestel

Uitgverij: Atrium
Alphen aan den Rijn
ISBN 90 6113 847 7
Pagina's: 144
Prijs: ƒ 34,90

Titel: Het Historische Orgel in Nederland 1769-1790
Uitgeverij: Stichting NIvO
Amsterdam
ISBN 90 75473 05 2
Pagina's: 384

Titel: Het Historische Orgel in Nederland 1790-1818
Uitgeverij: Stichting NIvO
Amsterdam
ISBN 90 75473 06 0
Pagina's: 360
Prijs: ƒ 139,- per deel; niet los verkrijgbaar

Recensie door G. de Looze - 12 april 2000

Orgelboeken herbergen een schat aan feiten, foto's en anekdotes

Uitvluchten van
een gretig vakman

Vertragingsacties van een orgelmaker. De taakomschrijving van een balgentreder. Een keur aan kleurenfoto's. Hét ideale orgelboek bestaat niet, maar voor iedere liefhebber is er wel een uitgave op maat. Jan Zwart die Schütz uitvoert, asfalt in de Amsterdamse Zaksteeg, een aanmaning vanaf de „predikstoel”: orgelhistorie is geen saaie aangelegenheid.

De orgelrijkdom in ons land is ongekend. Klomp, molen en tulp gelden als onze visitekaartjes, maar de koning der instrumenten kan daarmee wedijveren. Toch lopen tal van vaderlanders het muzikale goud in veel kerken voorbij. Hoe win je Nederland voor het orgel? Onder meer door het organiseren van concerten en orgeldagen en het verzorgen van publicaties.

Bezoekers van de Pieterskerk in Leiden ontkomen niet aan het Van Hagerbeer-orgel dat de westwand van de kerkruimte beslaat. De argeloze toerist die bij het verlaten van de kerk het boek ”Een Hollands stadsorgel uit de Gouden Eeuw. Het Van Hagerbeer-orgel in de Pieterskerk te Leiden” aanschaft, schrikt mogelijk wanneer hij thuis aan het lezen slaat. Hij heeft weliswaar een compleet boek in handen, maar geen uitgave die op de leek is toegesneden. Direct al in het eerste hoofdstuk stuit hij namelijk op muzikale termen als ”blokwerk”, ”alternerend” en ”diminuenties”.

Mensen die diep in de historie van één orgel willen duiken, komen met deze monografie, die de geschiedenis van het instrument en de achtergronden bij de restauratie belicht, wel aan hun trekken. In 1998 werd de restauratie van het orgel afgerond. Daarbij is gekozen voor de situatie waarin Galtus en Germer van Hagerbeer het in 1643 opleverden, omdat –ondanks ingrepen in de loop van de tijd– veel materiaal uit die tijd aanwezig is.

Tweespalt
Jaap den Hertog doet de geschiedenis van het Pieterskerk-orgel tot 1680 uit de doeken. Hij beperkt zich niet tot de (vroegere) orgels, maar geeft ook weer hoe ze gebruikt werden. Ook het wel en wee van de orgelbouwers Van Hagerbeer komt uitvoerig aan de orde. De tweespalt tussen vader en zoon. De grote hoeveelheid hooi die zoon Germer op z'n vork neemt, de gretigheid om zijn oeuvre uit te breiden, waardoor hij afspraken niet nakomt. Uitvluchten en vertragingsacties helpen niet altijd: boze Goudse kerkmeesters legden eens beslag op zijn gereedschappen.

Willem Jan Cevaal volgt in het hoofdstuk ”Van Hagerbeer tot Verschueren” de opzet van Den Hertog. Een droge opsomming van feiten wordt zo voorkomen en dat maakt het doorspitten van deze orgelgeschiedenis tot een boeiende bezigheid. Na 1800 stapelen de gebreken in het Leidse orgel zich op. De kerkmeesters van de Pieterskerk hebben echter onvoldoende middelen om een restauratie te bekostigen. Ze overwegen daarom door middel van „eene aanmaning, ware 't mogelijk van de predikstoelen” gemeenteleden ertoe te bewegen in de buidel te tasten. Rond 1840 gaat orgelmaker Lohman de gebreken te lijf. Hij doet er echter lang over en wordt daarover aan de tand gevoeld. In een brief bepleit hij uitstel, want: „Ik ben uitgeput.”

Arjen Looyenga wijdt een hoofdstuk aan de orgelkassen van het Pieterskerk-orgel, die een grote variëteit aan vormen en stijlkenmerken vertonen. Ondanks al zijn speurwerk blijven er veel raadsels.

De tweede helft van het boek is gereserveerd voor een uitvoerige beschrijving en verantwoording van de restauratie door de firma Verschueren Orgelbouw. Anders dan de voorgaande hoofdstukken, is dit kost voor de diepzeeduikers onder de orgelliefhebbers: ze mogen zich door gegevens over oude stokken, laden, registeropstellingen en restauraties, door archivalia en technische bijlagen heen werken. Deze uitgave over het Leidse stadsorgel is een weergave van gedegen speurwerk.

Luthers Amsterdam
„Zorgvuldige documentatie is een schatkamer voor toekomstige vragen en mogelijk nieuwe restauraties”, schrijven Harry Donga en Pieter van Dijk in het door hen samengestelde boek ”Monumentale orgels van Luthers Amsterdam”. De auteurs, naast Donga en Van Dijk ook Rogér van Dijk, Jongepier, Looyenga, Oost, Den Toom en Steketee, ontkwamen er niet aan een vracht gegevens in hun bijdrage te verwerken. Deze feiten vormen echter geen belemmering, waardoor je snel afhaakt, omdat de schrijvers ze smaakvol hebben verpakt.

De kracht van deze uitgave ligt ook in de geslaagde synthese tussen kerk- en orgelgeschiedenis. Aan bod komen de (voormalige) orgels van de Oude Lutherse Kerk, de Ronde Lutherse Kerk en de Hersteld Evangelisch-Lutherse Kerk. Bijdragen over de geschiedenis van de kerkgebouwen, de organisten van het Witte-orgel in de Oude Lutherse Kerk, technische informatie over bestaande instrumenten en over orgelontwerpen voor de Ronde Lutherse completeren het boek.

Volgens Donga waren de orthodoxe lutheranen een licht ontvlambaar volk. De omgeving van de Hersteld Evangelisch Lutherse Kerk aan de Kloof is regelmatig het toneel van ongeregeldheden, mede vanwege verschil van mening over het orgelspel. Daarom wordt de Zaksteeg in 1863 als eerste Amsterdamse straat geasfalteerd. De kerkenraad hoopte zo het gooien met straatstenen te ontmoedigen.

Notaris
Je stuit tijdens het doornemen van ”Monumentale orgels van Luthers Amsterdam” op interessante gegevens: Jan Zwart voert met het door hem opgerichte kerkkoor onder meer de Johannes Passion van Schütz uit. In de taakomschrijving van de blaasbalgtreder van de Ronde Lutherse staat dat hij ook de registerknoppen moet afstoffen. Natuurlijk gaat het in deze uitgave vooral over orgels en orgelmakers. Het is boeiend te lezen over de concurrentie, over communicatiestoornissen, over de ambachtslieden die een graantje van de bouw proberen mee te pikken, over orgelmaker Hoornbeeck, die kerkmeesters zo lang aan het lijntje houdt, dat ze uiteindelijk de notaris inschakelen.

Wanneer negen auteurs zich over een stukje Amsterdamse orgelgeschiedenis buigen, zijn doublures onvermijdelijk. Het zijn er echter te weinig om ergernis te wekken. Fraaie gravures en tekeningen onderstrepen de tekst. De bedenkelijke kwaliteit van de kleurenfoto's strookt echter niet met het hoge niveau van deze uitstekend gedocumenteerde uitgave.

Toppers
Ook Carel van Gestel klom in de pen en schreef ”Luisterrijk. Nederlandse kerkorgels in beeld”. Een bruikbare uitgave, omdat de auteur koos voor instrumenten in kerken die open zijn voor bezichtiging of waar concerten gegeven worden. De opzet is steeds hetzelfde: foto's van het exterieur van de kerk, het front van het orgel, details van instrument en speeltafel, de dispositie en beknopte informatie over kerk en instrument.

Voor een liefhebber die al een aantal orgelboeken in zijn kast heeft staan, biedt deze uitgave mogelijk weinig nieuws. Er komen namelijk veel bekende toppers in Amersfoort, Dordrecht, Gouda, Haarlem, Utrecht en Zaltbommel aan bod. Gelukkig kregen ook enkele kleintjes zoals de instrumenten in Eys, Langweer en Rheden, een plekje. Van Gestel verdient een pluim voor de vele fraaie kleurenfoto's. Onbegrijpelijk is daarom dat de kwaliteit van enkele opnamen –onder meer het instrument in Deventer en de dorpskerk van Rheden– onder de maat is.

”Luisterrijk” oogt aantrekkelijk, biedt toegankelijk geschreven teksten, een hoofdstuk over de bouw van het orgel en de weergave van een interview met organist Ab Weegenaar. Het is zeker geen naslagwerk, maar wel geschikt voor een eerste kennismaking met het fenomeen orgel. Wat je na lezing bijblijft, is het enthousiasme van de auteur: hij zal in zijn sas zijn wanneer de lezer gaat kijken én luisteren naar de door hem beschreven instrumenten. Van de hier besproken orgelboeken past deze uitgave het beste in de schappen van een algemene boekwinkel.

Glorie
De realisering van de twaalfdelige encyclopedie over ”Het Historische Orgel in Nederland vordert gestaag. Vier delen zijn inmiddels gereed. Wie nog twijfelt aan de orgelrijkdom in ons land, moet beslist kennis van deze uitgaven nemen. Kilo's papier gevuld met foto's, feiten en kunsthistorische aspecten tonen het grootste muziekinstrument in volle glorie.

Liefhebbers van anekdotes, van verhalen over het wel en wee van een orgel zijn bij deze uitgave aan het verkeerde adres. Wel bezitten intekenaren straks een standaardwerk, waarin de feiten over de instrumenten overzichtelijk zijn gerangschikt. Puntsgewijs komen historische gegevens, technische aspecten en bijzonderheden aan bod. De kunsthistorische aspecten die Arjen Looyenga van ieder orgel belicht, geven een goed inzicht in de opzet van de orgelkas.

Elk deel kent een of twee inleidende hoofdstukken. In deel 3, ”Het Historische Orgel in Nederland 1769-1790”, gaat Arjen Looyenga in op het Nederlandse orgelfront tussen 1479 en 1725. Mieke van Zanten legt uit waarom orgelluiken nodig waren en geeft een toelichting bij de schilderingen. In deel 4, dat de orgels uit de periode 1769-1790 beschrijft, belicht Stef Tuinstra de geschiedenis van de orgelbouw in Groningen en presenteert Jan Jongepier de belangrijkste feiten over de orgelbouw in Friesland.

Voor de meeste intekenaars op de orgelencyclopedie zullen de delen vooral kijkboeken zijn. De redactieraad komt de in deel 2 gedane toezeggingen, onder meer dat de hoofdafbeelding van het orgel minimaal een halve pagina moet beslaan, na. Van ieder instrument is een overwegend prachtige kleurenfoto opgenomen. Teleurstellend zijn de afbeeldingen van onder meer Hoorn en Burgum. Van de plaat van het kabinetorgel in het Amsterdamse Hospice Wallon passen er minstens vier op een halve pagina. Verder niets dan lof voor het doorzettingsvermogen van de samenstellers en het resultaat van hun inspanningen.