Boekrecensie

Titel: Misschien het tedere begrijpen. Dichter bij kunst
Auteurs: Jos en Maurits Smeyers

Uitgeverij: Davidsfonds/Literair
Leuven, 1999
ISBN 90 6306 397 0
Pagina's: 184
Prijs: ƒ 99,00

Recensie door Tera Voorwinden-Hofman – 8 maart 2000

Bernlef naast Saenredam

Bizarre monsters van Jeroen Bosch, landschappen van Pieter Brueghel, Da Vinci's Mona Lisa, de abstracte lijnen en kleuren van Piet Mondriaan. Schoonheid die door de eeuwen heen ook andere kunstenaars inspireerde. Vooral dichters proberen zich te meten met de schilders van alle tijden. Uit de dichterlijke fascinatie voor het doek ontstond het recent bij uitgeverij Davidsfonds te Leuven uitgegeven boek ”Misschien het tedere begrijpen. Dichter bij kunst”.

Jos Smeyers (1926), emeritus hoogleraar Nederlandse letterkunde aan de Facultés Universitaires St. Louis in Brussel, maakte een keus uit gedichten die naar aanleiding van schilderijen zijn gemaakt. Zijn broer Maurits (1937-1999), hoogleraar kunstgeschiedenis aan de Katholieke Universiteit van Leuven, selecteerde de schilderijen. De lezer krijgt met dit boek zowel een overzicht van topwerken uit de schilderkunst als van de beste Nederlandstalige poëzie uit de twintigste eeuw. Dichters als Paul van Ostaijen, Simon Vestdijk, Hugo Claus en Rutger Kopland geven hun ontmoeting weer met kunstenaars als Hans Memling, Antoon van Dyck, Claude Monet en vele anderen.

Meer dan tachtig schilderijen vinden een plaats naast ruim 120 zogenoemde beeldgedichten. In de inleiding op de afbeeldingen met gedichten is naast een weinig nieuws bevattende historische uiteenzetting over de ontwikkeling van schrift uit afbeeldingen en de relatie die daartussen altijd is blijven bestaan, ook een aantal opmerkingen geciteerd uit Lessings ”Laokoon oder über die Grenzen der Poësie und Malerei” over wat beeld en woord scheidt en samenbindt.

Verhaal
Beeldende kunst situeert zich in de ruimte en is een product van het naast elkaar plaatsen van kleuren en vormen. Het kan in één oogopslag worden waargenomen. Poëzie verloopt in de tijd. Klanken, woorden en stiltes worden na elkaar geplaatst. Het gedicht moet dan ook al lezende begrepen worden, ook al schilderen dichters met woorden en vertellen schilders een verhaal.

Overeenkomsten zijn er ook. Evenwicht bijvoorbeeld in het gebruik van kleuren of in de bouw van een zin. Of in structuur en verhouding of harmonie en contrasten. Op het raakvlak van schilderkunst en poëzie bevindt zich het gedicht van J. Bernlef naar aanleiding van het beroemde en voor de orgelbouw bruikbare schilderij van Pieter Saenredam van het interieur van de Sint-Bavokerk in Haarlem. Een passage hieruit: „Rechtlijnig ontmoeten wij elkaar/ uiteindelijk op dit papier/ doorschoten van dezelfde pijn/ die alle muren slecht/ Het was, het was en nu niet meer/ het grote orgel zwijgt, de nis is leeg/ jij met je ruimte, ik met mijn tijd/ als twee geketende aapjes dansen wij.”

De uitgever presenteert het boek als geschenkboek. De uitvoering is daarmee in overeenstemming. Fraai en stijlvol, hoewel gezegd moet worden dat een aantal naaktschilderijen het boek niet siert.