Boekrecensie

Titel: Mama Sranan. 200 jaar Surinaamse verhaalkunst
Samensteller: Michiel van Kempen

Uitgeverij: Contact
Amsterdam, 1999
ISBN 90 254 9734 9
Pagina's: 696
Prijs: ƒ 89,90

Recensie door M. Bingley - 23 februari 2000

Verhalenvertellers
uit het regenwoud

Hoe Surinaams is de Surinaamse literatuur? Wie ”Mama Sranan. 200 jaar Surinaamse verhaalkunst” leest, zal overtuigd raken van de rijke historie van de verhaalkunst in de voormalige kolonie. Maar tegelijkertijd komt de lezer van het door Michiel van Kempen samengestelde werk tot de ontdekking dat de huidige generatie schrijvers een wel erg Hollands gezicht heeft. De succesvolste auteurs wonen vandaag de dag buiten Suriname of hebben een nadrukkelijk Nederlandse achtergrond. Voor de 'echte' Surinamers zijn het nog altijd moeilijke tijden.

„Meneer, wilt u een boekje van mij kopen?” Hij oogt op zijn zachtst gezegd wat zonderling, als hij met een vuile plastic zak vol eigen werk door de straten in het centrum van Paramaribo banjert en voorbijgangers aanspreekt. In eerste instantie denk je tijdens de confrontatie te doen te hebben met een aan lager wal geraakte oude man, die ”hosselt” in een poging zijn magere pensioentje wat aan te vullen. Niets is minder waar. Want Michael Slory is eigenlijk geniaal, ook al delen veel Surinamers die mening niet. Uit onbegrip, want literatuur is iets wat menigeen vreemd in de oren klinkt.

De 64-jarige Slory, van huis uit leraar Spaans, heeft zich er vooral in gespecialiseerd de sociale en politieke ontwikkelingen in zijn land op poëtische wijze te verwoorden. Hij is een van de weinige in Suriname wonende auteurs die in Nederland erkenning hebben gevonden. In 1996 maakte Michiel van Kempen samen met John Albert Jansen een film over de persoon Slory.

Bosnegerdorp
Ook Dorus Vrede was het middelpunt van een Nederlandse documentaire. Aanleiding waren zijn boeiende vertellingen in ”Rond het sterfbed van mijn dorp” uit 1987, waarin hij de sfeer rond zijn geboortedorp Lombé beschrijft, evenals het gedwongen vertrek van zijn familie. Het bosnegerdorp Lombé verdween in de jaren zestig in een watermassa, na de aanleg van de Afobakastuwdam die vandaag de dag een groot deel van Suriname van stroom voorziet. Hoewel Vrede een begenadigd verteller is, verscheen tien jaar later pas zijn tweede verhalenbundel, ”Als ik zwijg bloedt mijn hart”.

De beide boekjes hebben gemeen dat ze in eigen beheer zijn uitgegeven. Vrede zou wel meer op de markt willen brengen, maar de financiën ontbreken. „Ik heb nog wel wat liggen, maar ik moet er eerst fondsen voor zien te vinden”, zegt hij. Surinaamse uitgevers staan echter niet in de rij om te investeren in de ontwikkeling van de literatuur in eigen land.

Het meeste werk van de bescheiden stapel die jaarlijks op de Surinaamse markt komt, wordt daarom in eigen beheer uitgegeven. Veel publicaties overstijgen de klassering ”gefröbel van de keukentafel” niet, of kunnen door de slechte drukkwaliteit niet met goed fatsoen op de Nederlandse markt worden gebracht. De meeste boeken van schrijvers met een Surinaamse achtergrond die in de Surinaamse boekwinkels liggen, zijn om die reden uitgegeven in Nederland.

Miskenning
Door de miskenning van Surinaamse auteurs door de lokale uitgevers worden veel prachtige verhalen de lezers onthouden. Zoals van Vrede, die zichzelf zoals zo veel Surinaamse schrijvers een verhalenverteller vindt die zijn woorden heeft toevertrouwd aan het papier. De meeste verhalen die in de bloemlezing van Van Kempen voorkomen, zijn ook afkomstig van verhalenvertellers. De 'echte' Surinamers die hun sporen op literair gebied hebben verdiend, zijn op de vingers van één hand te tellen.

Weliswaar beschikt Suriname met onder anderen Albert Helman, Hugo Pos, Astrid Roemer en Bea Vianen over literaire grootheden, maar het zijn allemaal schrijvers die hun geboorteland ooit achter zich hebben gelaten. De vroegere kolonie biedt vandaag onderdak aan slechts een handjevol mensen dat de naam schrijver van niveau waard is.

De verzameling verhalen en fragmenten daaruit die Van Kempen bijeenbracht, heeft geleid tot een indrukwekkend werk van bijna 700 pagina's. Maar al lezende kun je je afvragen of de definitie van Surinaamse literatuur die de samensteller hanteert, wel de juiste is. Natuurlijk is het moeilijk de grens te leggen voor een land dat zo verbonden is met het oude moederland en waarvan bijna driekwart van de bevolking ook in dat moederland leeft.

Vertellers
Van Kempen heeft ervoor gekozen niet alleen vertellers en auteurs met een Surinaamse achtergrond te belichten, maar ook Nederlanders zonder Surinaamse roots die, zoals hij dat zelf omschrijft, „hun lot definitief met Suriname verbonden.” Daarmee begeeft hij zich op glad ijs. Want wie kan oordelen of iemand zijn lot definitief met een bepaald land heeft verbonden? Ook ondergraaft hij op die manier zijn eigen doelstelling auteurs met een Surinaamse achtergrond naar voren te halen. Onder hen bevinden zich enkelen die weinig meer op hebben met het Suriname van nu, maar slechts over het land schrijven in de hoop daar commercieel mee te kunnen scoren.

De oorsprong van de Surinaamse literatuur ligt bij de vertellers, die generatie op generatie boeiende verhalen op hun luisterpubliek overbrachten. Daar is geheel terecht veel aandacht aan besteed door Van Kempen, die zelf te boek staat als een specialist in de Surinaamse literatuur. Een knap staaltje research van zijn zijde leverde een bonte verzameling vertellingen op die eeuwen geleden slechts in kleine gemeenschappen in het regenwoud te horen waren. Sommige van die verhalen zijn bovendien voor het eerst in het Nederlands gepubliceerd.

Zowel uit de indianen- als de bosnegergemeenschappen wist Van Kempen juweeltjes te halen, waarbij je je als lezer bijna automatisch laat meevoeren naar de vroegere sfeer in de dorpen. Het boek geeft sowieso een weloverwogen weergave van de rijke culturele smeltkroes Suriname. Indianen, creolen, Javanen en hindoestanen passeren de revue. Niet zelden zijn hun verhalen gebaseerd op de geschiedenis van hun voorouders uit Afrika, Brits- en Nederlands-Indië.

Volksstromen
„De Surinaamse literatuur is begonnen waar mensen het Surinaamse grondgebied als hun thuis herkenden. Want als weinig andere landen in de wereld is de natie Suriname het resultaat van de beweeglijkheid van de mens. De beweeglijkheid van de inheemse volkeren die, van ver gekomen, al lang voor Columbus het Amazonegebied doorkruisten”, zo schrijft Van Kempen zelf. „Van de volksstromen in gang gezet in drie eeuwen onbarmhartige koloniale politiek en woekerzucht. Van de welvaartzoekende en vaak misleide boeren en contractarbeiders die in de negentiende eeuw en de eerste helft van de twintigste eeuw naar het Caribisch gebied kwamen. En tussen al die grote stromen door sijpelden nog andere stroompjes migranten: zendelingen, missionarissen, goudzoekers, avonturiers –dwazen evengoed als bevlogenen– die altijd door het land aangetrokken zijn geweest.”

Hoewel het overzicht van Van Kempen zeer uitgebreid is, kan het absoluut niet compleet worden genoemd. Zijn selectie kun je op bepaalde punten ter discussie stellen, zeker als het om literatuur van meer recente datum gaat. Zo ontbreekt het werk van Ismene Krishnadath volledig, terwijl zij toch vele boeken op haar naam heeft staan. Waarom daarentegen wel het weinig inspirerende geschrijf van de Nederlandse Anne Huits of het bescheiden werk van de al even Nederlandse redemptorist Bas Mulder –objectief bezien van generlei literaire waarde– in de bloemlezing zijn opgenomen, is een raadsel. De persoonlijke voorkeuren en de relaties die hij al dan niet met bepaalde auteurs tijdens zijn jarenlange verblijf in Suriname heeft opgebouwd, hebben kennelijk voor de samensteller de doorslag gegeven.

Hoogtepunten
Over de nu al klassieke trilogie van M. M. Schoenmakers rept Van Kempen eveneens met geen woord. Dat laatste is wellicht te verklaren uit het feit dat de auteur Suriname geen enkele keer in zijn boeken noemt. Maar ook Van Kempen zal weten dat Schoenmakers, die meer dan tien jaar als ontwikkelingswerker in Suriname zat, zijn verhaal in de vroegere kolonie laat spelen.

Ook de keuze van de geciteerde stukken roept hier en daar vragen op. Het ”Hortend bestaan” van Ellen Ombre roept bij de lezer door de bijna-telegramstijl zo veel irritatie op, dat je je kunt afvragen of uit haar oeuvre niet iets leesbaarders had kunnen worden gehaald. Daartegenover staan echter genoeg fragmenten die de lezer wel kunnen boeien, zoals het pakkende ”Sporen wissen” van Thea Doelwijt.

De historische fragmenten zijn een aaneenschakeling van hoogtepunten. Zoals het uit de achttiende eeuw stammende ”Dichtkundige bijspraak van een nieuw lid” van David de Isac Cohen Nassy, waarbij de in die tijd gehanteerde spelling in de wollige volzinnen door Van Kempen gelukkig gespaard is: „Bij het krieken van eenen bloozenden Morgenstond, had zich de God der Dichtkunde op de kruin van den gelukzaaligen berg, wier omleggende heuvels hem zijn toe geheiligd, en van waar hij de kracht zijner straalen op de vernuften der stervelingen needer schiet, bij het ruischen des Hengsten brons, needer gezet, en zag met groot vermaak de stervelingen, die uit den Hengsten-bron kwamen drinken.”

Anton de Kom
Confronterend is het fragment uit ”Wij slaven van Suriname” van Anton de Kom, een van de eerste Surinaamse nationalisten. In de jaren dertig werd hij door de koloniale bewindvoerders naar Nederland verbannen en kort voor het einde van de oorlog stierf hij in een concentratiekamp. Zijn nationalistische geschriften zijn ruim vijftig jaar na zijn dood inmiddels, geheel terecht, verheven tot literatuur. De warmte voor zijn geliefd Suriname die uit zijn teksten spreekt, is minstens zo indrukwekkend als zijn afkeer van het Nederlandse bewind in zijn geboorteland: „Van 2 tot 6 graden zuiderbreedte, van 54 graden westerlengte, tussen het blauw van de Atlantische Oceaan en het ontoegankelijke Toemoek-Hoemak gebergte, dat de waterscheiding vormt met het Amazone-bekken, gevat tussen de brede waterstromen der Corantijn en Marowijne, die ons van Brits en Frans Guyana scheiden, rijk aan ontzaglijke bossen, waar de groenhart, de barklak, de kankantrie en de kostbare bruinhart groeien, rijk aan brede rivieren, waar reigers, wieswiesies, ibissen en flamingo's hun broedplaatsen vinden, rijk aan natuurlijke schatten, aan goud en bauxiet, aan rubber, suiker, banaan en koffie... arm aan mensen, armer aan menselijkheid. Sranang – ons vaderland. Suriname zoals de Hollanders het noemen. Nederlands twaalfde en rijkste, nee, Nederlands armste provincie.”

Talent
Vele Surinaamse auteurs van vandaag kunnen er alleen maar van dromen dat hun werk ooit net zo gewaardeerd zal worden als dat van De Kom. Dorus Vrede heeft nog zo veel ideeën liggen, maar raakt het op eigen bodem aan de straatstenen niet kwijt. „Als je zelf niet over geld beschikt, kom je er niet. Of je nu talent hebt of niet.” En dus werkt hij nog altijd als onderwijzer, waarvoor hij is opgeleid. En hoopt onderwijl dat hij met zijn literaire kwaliteiten ooit ergens terechtkan.

De Surinaamse literatuur staat nog in de kinderschoenen. De schrijvers en uitstervende orale vertellers valt dat niet te verwijten. Het wachten is slechts op uitgevers die de talenten in eigen land serieus gaan nemen. Mede dankzij ”Mama Sranan. 200 jaar Surinaamse verhaalkunst” zullen zij met het schaamrood op hun kaken moeten toegeven dat ze de eigen literatuur eeuwenlang volkomen ten onrechte hebben miskend.