Boekrecensie

Titel: De rechters
Auteur: Elie Wiesel

Uitgeverij: BZZTôH
's-Gravenhage, 1999
ISBN 90 5501 679 9
Pagina's: 206
Prijs: ƒ 29,50

Recensie door drs. A. Verhoef - 9 februari 2000

Elie Wiesel maakt in ”De rechters” de lezer tot de zesde gijzelaar

Middernacht voor beulskinderen

Het verhaal is absurd. En toch heb ik de laatste roman van Elie Wiesel drie keer gelezen. Driftig „op zoek naar gecodeerde tekens, de boodschap in de boodschap.” Net als een van de personages, Razziel. Hij verwacht zijn geestelijke leidsman aan te treffen en vindt aan het slot van de roman slechts een mysterieuze brief van hem. Met ”De rechters” schreef de joodse filosoof Elie Wiesel een roman waarin vanuit het absurde de contouren opdoemen van een huiveringwekkende realiteit.

Een lijnvlucht van New York naar Tel Aviv. Een sneeuwstorm dwingt de piloot een noodlanding te maken op een klein vliegveld in Amerika. Daar worden vijf van de passagiers gastvrij ontvangen door een nette man. Hij introduceert zich als de Rechter. Hij speelt met hen een spel dat steeds grimmiger wordt. Binnen 24 uur zal over de onschuldigste onder hen een oordeel uitgesproken worden. Die ene zal moeten sterven voor een in zedeloosheid vervallen mensheid. De vijf zelf zullen de rechters zijn.

Het vonnis zal uitgevoerd worden door de Bochel, de rechterhand en slaaf van de Rechter. Ondanks groeiend verzet van de vijf gijzelaars kunnen zij niet anders dan het spel meespelen. Zonder dat de buitenwereld, gebukt onder het natuurgeweld, er iets van weet. Het spel in die besloten ruimte krijgt niettemin bijna kosmische trekken. Want wanneer het oordeel geveld is, gaat de sneeuwstorm liggen.

Wet en Orde
„Wie was de Rechter? Wie sprak door zijn mond?” vraagt de Bochel zich vier pagina's voor het einde nog af. Als het voor hem al een mysterie is, dan helemaal voor de vijf personages en de lezer. In deze „roman over schuld en verantwoording” –de ondertitel– helpt een motto van Dostojewski de lezer een stukje op weg: „Als de Rechter rechtvaardig was, zou de misdadiger misschien niet schuldig zijn.” Hier worden normen en waarden op hun kop gezet. Hoewel de Rechter de vijf op het hart drukt om mee te werken aan de Orde die het gevolg is van de Wet, blijkt door de roman heen dat die Wet en Orde alleen maar het Kwaad beogen.

Een van de vijf gijzelaars is Razziel. Hij krijgt de gelegenheid om in een gesprek onder vier ogen te discussiëren over de moraal van de Rechter. Terwijl de jood Razziel de verlossing ziet als de bevrijding van het lijden, orakelt de Rechter dat het Kwaad de verlossing zal brengen. Van de Bochel komt de lezer te weten dat de Rechter wel eens Christus speelde, „een zedeloze, haatdragende Christus.” Het doet pijn wanneer de jood Wiesel de Rechter christen noemt, hem zelfs trekken van een Christus geeft die de Bochel gered heeft, „twintig eeuwen geleden volgens de telling van de Bochel of tien dagen volgens de telling van de Rechter” (vergelijk 2 Petrus 3:8).

De mens die leeft onder de heerschappij van het Kwaad, wil volgens de Rechter maar één ding: een god van de Dood worden. „Het doden van de schuldige, het uit de weg ruimen van de misdadiger is niet meer genoeg voor hem. Hij wil de onschuld van de anderen vernietigen.”

Beklemmend
Treinladingen vol onschuld werden vernietigd tijdens de holocaust, die –hoe kan het anders bij Elie Wiesel– ook in deze roman aan de orde komt. De moraal van de Rechter was de moraal van de beulen, waaronder niet alleen de joden geleden hebben, maar ook de kinderen van de beulen. „Voor de beulskinderen zal het altijd middernacht zijn,” zegt een van hen in de roman. Maar de herinnering moet blijven. Die herinnering kan de mens –als Job– tot zwijgen brengen. (Elie Wiesel zelf zweeg na de oorlog tien jaren, voordat hij begon te schrijven.) „Maar het zwijgen van de herinnering: dat nooit!”

Is de Rechter –zijn naam wordt nergens genoemd– in deze roman een abstractie van Hitler, die ook zei christen te zijn en intussen gedreven werd door het Kwaad? Nee, de roman ”De rechters” doet nog meer: Wiesel tilt die drijfveren als het ware uit de vijf oorlogsjaren en plaatst ze in die besloten ruimte tijdens een sneeuwstorm. Het Kwaad is niet dood. Er kan zo weer een Rechter opstaan. Daarmee maakt Wiesel de lezer tot de zesde gijzelaar. Hij gaat niet vrijuit. ”De rechters” is een beklemmende roman geworden. Beklemmend, omdat het absurde verhaal opeens zo akelig dicht bij mijn eigen realiteit komt. Van zonde en schuld.

De vijf gijzelaars raken in de roman overtuigd van hun schuld. De jood Razziel schuilt bij zijn hemelse Rechter. De vier anderen hebben niemand om bij weg te schuilen. Maar dan is er een climax, die opnieuw aan het denken zet en nieuwe vraagtekens oproept. Een beklemmende roman over het Kwaad in mij. En waar kan ik schuilen? Gode zij dank bij het bloed van Christus, Die vrede geeft, veel dieper dan een Nobelprijs voor de vrede ooit kan bewerkstelligen.