Boekrecensie

Titel: Juliana Cornelia de Lannoy (1738-1782), ambitieus, vrijmoedig en gevat
Auteur: W. R. D. van Oostrum

Uitgeverij: Verloren
Hilversum, 1999
ISBN 90 6550 057 X
Pagina's: 375
Prijs: ƒ 41,00

Recensie door dr. O. W. Dubois - 12 januari 2000

Jonkvrouw De Lannoy als feministe

Jonkvrouw Juliana Cornelia de Lannoy (1738-1782) was een in haar tijd beroemde dichteres en toneelschrijfster. Gedurende een groot deel van de negentiende eeuw hield haar roem stand. Bij laat negentiende-eeuwse en twintigste-eeuwse literatuurhistorici vond haar werk echter weinig waardering meer. W. R. D. van Oostrum wijdde haar proefschrift aan het werk van deze dichteres.

In het voorwoord van haar dissertatie schrijft mevrouw Van Oostrum dat zij zich aanvankelijk evenmin aangetrokken gevoelde tot het werk van deze achttiende-eeuwse letterkundige. Pas na verloop van tijd kreeg zij interesse in persoon en werk van jonkvrouw De Lannoy. Deze was echter niet van literaire aard, maar vond haar oorzaak in de ontdekking van jonkvrouw De Lannoy als een feministe avant-la-lettre.

Het is vanuit dit perspectief dat mevrouw Van Oostrum –die betrokken was bij de vrouwenbeweging en de ontwikkeling van het onderwijs-emancipatiebeleid– persoon en werk van jonkvrouw De Lannoy heeft bestudeerd: „In deze studie is de invalshoek de wijze waarop De Lannoy als auteur reageert op het keurslijf dat vrouwen krijgen aangemeten, welke tactiek zij volgt om haar kritiek te verpakken op degenen die aan deze situatie willen vasthouden en hoe zij erin slaagt een eigen bestaan op te bouwen, een eigen naam, status en identiteit te verwerven.”

Keuze voor studie
Daartoe wordt allereerst onderzocht de dichtbrief ”Aan myn Geest” (1766), een dialoog tussen een ”Ik” en haar ”Geest”, waarin de ”Geest” de bezwaren van de ”Ik” tegen de keuze van een vrouw voor studie en dichterschap ontzenuwt. De hierin verwoorde opvattingen, die niet los kunnen worden gezien van het verlangen van de dichteres een roemrijke plaats in de vaderlandse letterkunde te verwerven, worden door mevrouw Van Oostrum geplaatst in het breder verband van de verlicht-conservatieve ideeën over de vrouw in enkele invloedrijke spectatoriale geschriften, vertolkers van de verlichte burgerij.

Vervolgens worden onderzocht drie klassieke treurspelen. Opbouw en inhoud worden uitvoerig uiteengezet, maar centraal staat de manier „waarop De Lannoy, gebruikmakend van de mogelijkheden die het classicistische treurspel haar biedt, de seksekwestie via haar vrouwelijke en mannelijke personages vorm heeft gegeven en onderdeel maakte van de dramatische handeling.”

Het derde deel van het boek bevat een biografische schets. Op aardige wijze wordt hier een beeld gegeven van een dichteressenleven in Geertruidenberg, de woonplaats van jonkvrouw De Lannoy. Opgenomen zijn vier bijlagen: een bibliografie van jonkvrouw De Lannoy, enkele brieven van haar, genealogische tabellen en een chronologisch overzicht van secundaire literatuur over haar. Zeer uitvoerig is het notenapparaat dat ruim zeventig dichtbedrukte bladzijden telt.

Ideologie
Waardering voor dit boek zal vooral worden gevonden binnen de kring van feministische historici. Er kan weer een heldin in het feministisch pantheon worden bijgezet. Maar is deze annexatie juist?

Het literair talent van jonkvrouw De Lannoy wil ik op gezag van haar tijdgenoten graag erkennen. De benadering van haar persoon en werk door de neerlandica Van Oostrum ontbeert echter historisch besef en invoelingsvermogen en doet daarom geen recht aan natuur, verschijning en bestaan van jonkvrouw Juliana Cornelia de Lannoy. Twintigste-eeuwse feministische denkbeelden en theorieën worden op haar geprojecteerd en staan tussen haar en de lezer in. Dit is geen geschiedschrijving. Dit is ideologie. Ideologie die onmogelijk kan worden onderschreven.