Boekrecensie

Titel: Biografisch Lexicon voor de Geschiedenis van het Nederlandse Protestantisme, deel 5
Redactie: prof. dr. C. Houtman e.a.

Uitgeverij: Kok
Kampen, 2001
ISBN 90 435 0384 3
Pagina's: 608
Prijs: ƒ 97,50

Recensie door dr. C. A. de Niet - 10 oktober 2001

Vijfde deel biografisch lexicon biedt onderdak aan velen

Het verhaal van meer dan 400 mensen

Geschiedenis is niet in de eerste plaats een aaneenschakeling van historische feiten, maar vooral het verhaal van mensen. Hoezeer hun daden en meningen ook onderling verschillen, samen vormen zij het beeld van de eigen levensperiode en vaak ook van de tijd daarna. Het vijfde deel van het ”Biografisch Lexicon voor de Geschiedenis van het Nederlandse Protestantisme” levert daarvan een nieuw bewijs.

Dit deel van het BLGNP –de afkorting van de titel die inmiddels brede bekendheid geniet– bevat ruim 400 levensschetsen van vele mannen en enkele vrouwen uit nagenoeg evenzovele jaren. Ze zijn geschreven door 153 auteurs. In een enkel geval hebben verschillende schrijvers gezamenlijk een bijdrage geleverd. Zo is de levensbeschrijving van de bekende Groningse hoogleraar en academieprediker Anthonius Driessen (1684-1748) samengesteld door C. J. J. Clements en de redactiesecretaris J. van Sluis, terwijl de laatstgenoemde samen met A. Goudriaan de bibliografie van Driessen tot stand bracht. Deze neemt overigens aanzienlijk meer ruimte in dan de levensbeschrijving zelf, hetgeen des te opmerkelijker is als we lezen dat daarin alleen titels opgenomen zijn waarvan exemplaren zijn teruggevonden.

Arme naaister
Een lexicon is een naslagwerk. Het is niet opgezet om de lezer in een doorlopend verhaal een dwarsdoorsnede van een aantal eeuwen geschiedenis te geven. Het licht dat in dit boek op de beschreven personen valt, onthult echter ook het een en ander over de tijd waarin zij leefden. Gedurende de vier eeuwen protestantisme in Nederland hebben niet alleen grote geleerden, maar ook eenvoudigen van geest hun sporen nagelaten. In dit lexicon komen verschillende uitersten en grensgebieden ter sprake. We treffen niet alleen schetsen aan over mannen en vrouwen van goede naam en faam, maar ook een beknopte beschrijving van de tragiek van antihelden als ds. Johan Barger (1853-1900), wiens gedachtenis in de straatdeun ”Ta-ra-ra boemdiejee,/ de blikken dominee!/ Die schoot met kruit en lood/ z'n arme naaister dood” nu niet bepaald tot zegen strekt.

Aan de geschiedenis van het godsdienstig leven hebben niet alleen predikanten en theologen een bijdrage geleverd. In de eerste vijftig bladzijden lezen we over de schoenmaker Jonas Aerisz, die in de eerste helft van de zeventiende eeuw als ziekentrooster en predikant in Oost- en West-Indië gediend heeft; over Georgius Aportanus (Jurjen van den Duere, ca 1496-1530), pastoor te Emden, die omstreeks 1520 als hagenprediker buiten de poorten van de stad protestantse denkbeelden verkondigde, omdat de overige priesters hem de toegang tot de Grote Kerk weigerden, en over de veelzijdig begaafde Petrus van Balen (1643-1690), tegen wiens cartesiaanse stellingen bij de promotie in de medicijnen Gisbertus Voetius bezwaar maakte. Aan de andere zijde van de tijdbalk bevinden zich beschrijvingen van de hoofdredacteur van het Friesch Dagblad en senator H. Algra (1896-1982; door G. R. Zondergeld), de Leidse hoogleraar J. N. Bakhuizen van den Brink (1896-1987; door G. H. M. Posthumus Meyes) en de doopsgezinde privaatdocent en predikante A. H. A. Bakker (1907-1983; door A. F. J. Klijn).

Mieras en Van Niftrik
De kloof tussen de bijbeluitleg in gezelschapskringen en vrije kerkelijke groepen en de exegese van theologen aan de Nederlandse universiteiten zal door velen als onoverbrugbaar groot bezien worden. Toch staan vertegenwoordigers van beide richtingen –althans in dit lexicon– betrekkelijk dicht bij elkaar. Het is uiteraard een kwestie van alfabetische ordening, maar dat maakt het niet minder aardig om te constateren dat er slechts acht bladzijden liggen tussen ds. M. A. Mieras (1915-1981, beschreven door H. Florijn) en zijn iets oudere tijdgenoot prof. dr. G. C. van Niftrik (1904-1972; door K. Blei). Op hoeveel punten zij overigens ook van elkaar verschilden, voor beiden geldt dat velen hun getuigenis tegen het geestelijk klimaat niet konden volgen. De eerste getuigde op de kansel en in het parlement en de laatste onder meer in de bespreking van de open brief met de titel ”Getuigenis aan de Gemeente van Jezus Christus” op de hervormde synode van 1971.

Het gaat niet aan in deze recensie een compleet overzicht te geven van de besproken personen. Zonder de andere bijdragen tekort te willen doen, noem ik nu alleen nog de beschrijvingen van onze enige grote schrijver en denker uit de Romantiek, W. Bilderdijk (door J. van Eijnatten); de remonstrantse predikant-dichter D. R. Camphuysen (door A. van Strien); de bekende leerling van Bilderdijk, A. Capadose (door J. F. L. Bastiaanse); F. van Marnix heer van St. Aldegonde (door W. Bergsma); Petrus van Mastricht (door W. J. van Asselt); A. Sizoo (door J. Zwaan) en J. E. Voet (door J. C. Karels). Ook dit vijfde deel biedt dus tal van mogelijkheden voor een eerste of hernieuwde kennismaking met gestalten en thema's uit het Nederlandse protestantisme.

Zesde deel
Ondanks de problemen die de redactie te overwinnen had, doordat de Utrechtse faculteit der godgeleerdheid geen mogelijkheid meer zag om het project onderdak te bieden en financieel te steunen, kan het BLGNP naar verwachting in 2006 afgesloten worden met een zesde deel. Een sterk accent zal daarin komen te liggen op levensbeschrijvingen van personen uit de twintigste eeuw. In deze laatste periode zal het project met financiële steun van de Theologische Universiteit van de Christelijke Gereformeerde Kerken en het Kerkhistorisch Gezelschap gedragen worden door het Hervormd Theologisch Wetenschappelijk Instituut en de Theologische Universiteit te Kampen, waar het redactiesecretariaat voor de laatste twee delen is ondergebracht. Het wachten is dus op de voltooiing van dit nu reeds monumentale werk.