Boekrecensie

Titel: De Mensheid zij geprezen. Lof der Zotheid 2001
Auteur: Arnon Grunberg

Uitgeverij: Athenaeum-Polak & Van Gennep
Amsterdam, 2001
ISBN 90 253 1740 5
Pagina's: 127
Prijs: 29,95

Recensie door J. de Gier - 28 augustus 2001

De mens is een marionet

Het literaire werk van Arnon Grunberg staat in het teken van de ontluistering. Het menselijk bestaan is in zijn ogen uitzichtloos. Alle menselijk streven is vergeefs. De mens is een nietig wezen en elk geloof, elke hoop of verwachting die hij koestert is een vorm van bedrog. De beste levenshouding die je kunt aannemen, is: laconiek zijn en relativeren.

”De Mensheid zij geprezen. Lof der Zotheid 2001”, het nieuwste boek van Grunberg, sluit naadloos aan bij deze levensvisie. Het boek is geïnspireerd op Erasmus' geschrift. De ondertitel ”Lof der Zotheid 2001” is alleszins duidelijk. Net als bij Erasmus vinden we bij Grunberg een ironische stijl vol overdrijvingen en omkeringen en een gedachtengang waarin alles op zijn kop wordt gezet.

Pleidooi
De ik-verteller in het boek is een advocaat die tijdens een fictieve rechtszitting een pleidooi houdt voor zijn cliënt. Die cliënt is de mens in het algemeen. Het pleidooi is een curieuze lofrede op de mensheid, een lofprijzing waarbij van de mens en zijn bestaan weinig of niets van waarde overblijft.

Wat is de mens volgens dit advocatenpleidooi, waarachter uiteraard de schrijver Grunberg schuilgaat? De mens wordt daarin een marionet genoemd en de wereld een poppenkast. De mens kan er niets aan doen dat hij is zoals hij is, want hij is niet vrij. Hij is dus ook niet schuldig. Hij is een speelbal van de grote Poppenspeler.

Niet duidelijk wordt wat Grunberg met die Poppenspeler bedoelt: een of andere macht in de samenleving die de mens manipuleert? Met die macht kan hij niet God bedoelen, want God is een verzinsel waar een hedendaagse mens niet meer in gelooft. Geloof is een vorm van slapen, een gedachte die Grunberg ontleend lijkt te hebben aan Willem Frederik Hermans die hetzelfde beweerde, onder meer in zijn roman ”Nooit meer slapen”. Ook een leven na dit leven is een verzinsel.

Het leven is als een loterij: toevallig, willekeurig, grillig en onbegrijpelijk. En de mens is een ”loser”, een verliezer. Maak van het leven maar wat je ervan kunt maken, is het advies. Speel het leven maar. Probeer zo veel mogelijk genot te verkrijgen, want dat bepaalt de waarde die het leven nog heeft. Andere en hogere waarden worden gerelativeerd: waarheid, goedheid, liefde, rechtvaardigheid.

Twee werelden
Het moge duidelijk zijn: tussen Erasmus' levensbeschouwing en die van Grunberg ligt een wereld van verschil. Ook al ging Erasmus niet met de Reformatie mee, de Bijbel was voor hem toonaangevend. Hij kende een vast geloof in God de Schepper, de verzoening door Christus, de verwachting van een leven na dit leven. Erasmus was geen humanist in de moderne zin van het woord, hij was een bijbels humanist.

In de loop der eeuwen is binnen het humanisme, dat in de zestiende eeuw ontstond, het bijbelse element eerst verschrompeld en vervolgens geheel verdwenen. Er bleef een humanisme over dat alleen nog de menselijke waardigheid centraal stelde, een levensvisie zonder God, zonder geloof in het bovennatuurlijke. Grunberg gaat echter nog een stap verder. Niet alleen is het christelijk geloof voor hem nog slechts een spotobject, maar ook acht hij het humanistisch geloof in de menselijke waardigheid een failliete boedel.

Grunberg heeft stilistisch zeker wat in zijn mars. Hij geeft rake formuleringen en treffende vergelijkingen, zoals deze: de 'koopwaar' van de humanist is „niet meer waard (...) dan een handvol beschimmelde sinaasappelen.” Je hoeft het hiermee niet eens te zijn, maar het is wel knap geformuleerd. Ook kom je diverse malen scherpzinnige gedachten tegen, bijvoorbeeld als hij het heeft over de waarheid waarvan hij het bestaan niet wil ontkennen. In dat verband zegt hij: „Ik vraag me alleen af hoeveel waarheid er nog zit in de interpretaties van die waarheid.” Zoiets zet je best aan het denken.

Maar al die scherpzinnigheid in stijl en gedachten neemt niet weg dat we hier te maken hebben met een gedachtengang waarin zoveel fundamentele waarden ”passé” zijn, dat we alleen maar kunnen spreken van een bepaalde vorm van nihilisme.