Boekrecensie

Titel: Practycke, dat is Werckelijcke oeffeninghe van de Christelijcke hooft-deuchden Ghelove, Hope ende Liefde. Alsmede: Hemels Belegh, dat is Geestelijcke maniere van oorlogen om den Hemel in te nemen
Auteur: G. Udemans; twee delen in één band

Uitgeverij: Snoek
Ermelo, 2001
Pagina's: 664
Prijs: ƒ 185,-

Titel: Godefridus Cornelisz. Udemans en diens verklaring van het Hooglied
Auteur: G. Udemans; ingeleid door M. Verduin

Uitgeverij: De Schatkamer
Rumpt, 2000
ISBN 90 5741 144x
Pagina's: 528
Prijs: ƒ 99,-

Recensie door J. M. D. de Heer - 8 augustus 2001

Reprints maken belangrijke werken van Nadere Reformator toegankelijk

De veelzijdigheid
van Udemans

Een grote belangstelling voor de zeevaart legde hij aan de dag. Ondertussen streed hij tegen doopsgezinden, remonstranten en rooms-katholieken. Maar ds. Godefridus Udemans vergat ook zijn eigen gemeente niet en stichtte het kerkvolk met verklaringen van het Onze Vader, de Tien Geboden en het Hooglied. Uitstekend verzorgde reprints van drie werken van de Zeeuwse predikant maken deze belangrijke boeken van de Nadere Reformator beter toegankelijk.

Krap achttien jaar oud was Godefridus Cornelisz. Udemans toen hij in 1599 bevestigd werd tot predikant in Haamstede. Vijf jaar later vertrok hij naar Zierikzee, in die tijd de tweede stad van Zeeland. Deze gemeente diende hij tot zijn overlijden in 1649.

Reeds op jonge leeftijd zette Udemans zich aan het publiceren van boeken. Doorlopend thema daarin is de praktijk der godzaligheid, een actueel thema vanaf het begin van de Nadere Reformatie. De strijd om de zuivere leer werd nog volop gestreden, de remonstranten wonnen zelfs aan invloed. Volgens hen was de gereformeerde leer onnuttig voor de praktijk der godzaligheid. Dit wapen was scherp. Wat de remonstranten constateerden, was voor een deel terecht; volkszonden tierden welig in de gereformeerde volkskerk.

Het is te begrijpen dat Nadere Reformatoren als Udemans, de broers Willem en Eeuwout Teellinck en Gisbertus Voetius grote nadruk legden op de praxis pietatis, de praktijk der godzaligheid. Zij lieten zich daarin beïnvloeden door de Puriteinen, die nadruk legden op een nauwgezet leven, dat echter niet mag ontaarden in moralisme. Goede werken immers hebben hun bron in het ware geloof, dat met Christus verenigt.

Voor Udemans is dit ook het fundament vanwaaruit hij het Hooglied verklaart. Dat blijkt al uit de voorrede op zijn boek, die hij richt tot zijn vriend Eeuwout Teellinck. Geen grondstuk van de christelijke religie, begint Udemans zijn voorrede, is overvloediger van lering, vermaning en vertroosting dan het verbond der genade, dat is „het geestelijk huwelijk dat God de Vader in Christus heeft gemaakt met Zijn uitverkorenen.” De verplichting vanuit dit genadeverbond (het tweede deel in het verbond zoals het doopsformulier dat noemt) is de krachtigste reden om een christen te bewegen tot goede werken, vervolgt Udemans.

Inleiding
De reprint van Udemans' verklaring van het Hooglied maakt deel uit van het project ”Reprints uit het gereformeerd Piëtisme” van de Stichting Studie der Nadere Reformatie (SSNR). Het is een goede keuze geweest om ook dit negentiende deel in de reeks in te laten leiden door een ter zake deskundige. Dr. M. Verduin was het die in zijn proefschrift (1992) aantoonde dat de kanttekeningen bij het Hooglied in de Statenvertaling voor een groot deel uit de verklaring van Udemans zijn overgenomen.

Op één punt heeft dr. Verduin verzuimd het meest recente onderzoek te verwerken. Hij schaart zich in de rij van auteurs die vermelden dat Udemans vice-voorzitter van de Dordtse Synode was en dat zijn naam is verbonden aan de Vijf artikelen tegen de remonstranten. Twee jaar geleden toonde L. M. P. Scholten in het blad ”Standvastig” van de Gereformeerde Bijbelstichting aan dat deze informatie niet klopt. Het artikel van Scholten liet zien dat ook wetenschappers geneigd zijn elkaars resultaten zonder nader onderzoek over te schrijven.

Hoe belangrijk Udemans' verklaring van het Hooglied voor wetenschappelijk onderzoek ook is, in de eerste plaats bedoelde de auteur het als verklaring voor de gemeente en hulp voor predikanten om over het bijbelboek te preken.

Udemans verdedigt dan ook dat het Hooglied voluit een boek is voor de gemeente. Is het, vraagt hij zich af, niet Rooms om een bijbelboek zo'n „duisterheid” toe te dichten dat het kerkvolk het beter niet kan lezen?

Rode draad
Ook door ”Practycke” (1632) loopt het thema van de praktijk der godzaligheid als een rode draad. Udemans beschrijft het geloof als het instrument waardoor de zondaar Christus wordt ingelijfd. Daaraan is de heiligmaking onlosmakelijk verbonden. Het ware geloof noemt de Zeeuwse predikant het schip, een goed geweten het roer zonder welk er schipbreuk zal worden geleden.

De praktijk der godzaligheid is in de ogen van Udemans ook van belang voor de christen zelf. Hij kan vanuit zijn godvruchtige wandel verzekerd worden van het geloof; de zogeheten syllogismus practicus, de praktische sluitrede die in zijn kern al in de Heidelbergse Catechismus (zondag 32) is verwoord.

”Practycke” is al met al een complete geloofsleer inclusief ethiek waarin Udemans zowel de Twaalf Artikelen, als het Onze Vader en de Tien Geboden behandelt. Dr. H. Heppe noemde in 1879 ”Practycke” al Udemans' hoofdwerk. „Zonder grondige kennisname van dit hoofdwerk kan Udemans niet recht gekend worden”, schreef ds. A. Vergunst in zijn doctoraalscriptie over Udemans. Het is dan ook een goede zaak dat uitgeverij Snoek dit zeldzame werk in reprint op de markt heeft gebracht.

Het bijgebonden ”Hemelsch Belegh” (1633) schreef Udemans na 33 jaar ambtelijke praktijk. Een deel van het boek is bedoeld voor (aanstaande) predikanten en speciaal aan studenten in de theologie opgedragen. Udemans wekt predikanten op om zowel zorg te dragen voor de kudde als stevig te studeren. Met de politiek kunnen predikanten zich beter niet teveel inlaten, vindt Udemans. Dat zou hun ambt en studie kunnen verhinderen. Omgekeerd wekt hij de overheden op voedsterheren van de kerk te zijn en bewaarders van beide tafelen van Gods wet.

Zeer belangrijk voor een predikant is –van Udemans kunnen we dit verwachten–, de praktijk der godzaligheid. Als een predikant alleen de theorie kent, zal hij een „mager leraar” zijn, is de overtuiging van de predikant van Zierikzee.

Uitvoerige studie
In de bundel ”De Nadere Reformatie en het Gereformeerd Piëtisme” schreef drs. K. Exalto in zijn opstel over Udemans: „Het wachten is nog steeds op een uitvoerige studie over Udemans.” Dr. W. J. op 't Hof verzorgde in 1993 een lijst van geschriften van Udemans. Maar ondertussen wachten diverse facetten van Udemans veelzijdige werk nog altijd op een grondige bestudering, die van nut kunnen zijn voor deze tijd. Met het verzorgen van reprints worden de bronnen gemakkelijker toegankelijk. De eerste zetten zijn gedaan.