Boekrecensie

Titel: Het ambt herdacht. De gereformeerde ambtstheologie in het licht van het rapport ”Baptism, Eucharist and Ministry” (Lima, 1982) van de theologische commissie ”Faith and Order” van de Wereldraad van Kerken” (IIMO Research Publication 55)
Auteur: A. J. G. van der Borght (red.)

Uitgeverij: Meinema
Zoetermeer, 2000
ISBN 90 211 7024 8
Pagina's: 541
Prijs: ƒ 75,-

Recensie door prof. dr. W. van 't Spijker - 15 augustus 2001

Vergelijking geref. ambtstheologie met Lima-rapport te gewaagd

Vragen die Calvijn niet kent

In ”Het ambt her-dacht” vergelijkt Ed. A. J. G. van der Borght ideeën van het meest geavanceerde ambtsrapport van de Wereldraad van Kerken met de traditionele gereformeerde ambtstheologie. Wat over de gereformeerde traditie te berde wordt gebracht is echter weinig substantieel. Calvijn en Lima, dat is te gewaagd om tot een succesvol vergelijk te kunnen hopen.

De opzet van de dissertatie ”Het ambt her-dacht” is een bijdrage te leveren aan een discussie waarin een vernieuwend denken over het ambt in een geseculariseerde tijd de kerken kan stimuleren tot herstructurering. De ondertitel van het boek luidt: ”De gereformeerde ambtstheologie in het licht van het rapport ”Baptism, Eucharist and Ministry” (Lima, 1982) van de theologische commissie ”Faith and Order” van de Wereldraad van Kerken”. Het zogenaamde Lima-rapport was het resultaat van een jarenlang durende consultatie van theologen uit Oost en West, bijeengebracht uit de belangrijkste kerkelijke stromingen binnen de Wereldraad.

De commissie voor Geloof en Kerkorde (”Faith and Order”) was een van de interessantste lichamen binnen de brede oecumenische beweging, waarin een vleug van confessioneel denken gedurig te herkennen is geweest. Het product van deze bezinning, gericht op de sacramenten en op de ambtsidee erachter, werd aan de lidkerken ter beoordeling aangeboden en bracht op zijn beurt een reeks gewichtige reacties tot stand. Deze kunnen inzicht geven in de doctrinaire ontwikkeling binnen de Wereldraad van Kerken op dit punt.

Trente
De forse studie die al deze gegevens met elkaar wil vergelijken leverde het materiaal voor deze dissertatie. De vele bladzijden die het proefschrift telt –het zijn er in totaal 541– zijn ondergebracht in vier hoofdstukken. Na een korte inleiding tot het thema biedt het eerste deel een overzicht van de officiële ambtstheologie van de Rooms-Katholieke Kerk sinds het Concilie van Trente (1545-1563). In het tweede deel volgt een beschrijving van het kerkelijk ambt in de gereformeerde traditie van de zestiende eeuw. Deel drie biedt een zeer breed uitgewerkt overzicht van het ambt in de Lima-tekst. Het is het meest omvattende deel van het boek, dat met grote zorg is samengesteld. Vergeleken daarmee vallen de eerste hoofdstukken wel wat mager uit.

De schets van de rooms-katholieke ambtsleer sinds Trente tot vandaag wil niet meer dan een „luisteroefening” zijn, die ons op de hoogte moet brengen van een ambtstheologie „die zeker in de reformatorische traditie weinig bekend is.” Dat laatste is een these die zonder toelichting wordt geponeerd. Hetzelfde valt te zeggen over wat te berde wordt gebracht over „de gereformeerde traditie van de zestiende eeuw.”

Het komt bij mij in menig opzicht wel wat al te summier over. Luther krijgt slechts een korte bespreking, Zwingli ongeveer vijftien bladzijden, en bij Calvijn speelt vrijwel alleen de ”Institutie” een rol, waarna enkele gereformeerde confessies worden genoemd. Al met al te weinig om met het resultaat ervan een confrontatie aan te gaan met hetgeen het Lima-rapport als vraag aan de gereformeerde traditie heeft voor te leggen. Het verschil tussen Luther en Calvijn is verdwenen. De betekenis van Zwingli lijkt me overtrokken, waarbij nog het bezwaar komt dat Zürich en Genève een beslissend andere context opleveren. Bucer speelt in het geheel vrijwel geen rol, terwijl hij met name degene is geweest die door zijn prominente ambtsidee op Calvijn heeft ingewerkt.

Maar ook de gehele nareformatorische ontwikkeling, die toch wel ter sprake had moeten komen wanneer men van een gereformeerde traditie als zodanig wil spreken, blijkt buiten de boot te vallen. In feite komt het erop neer dat Calvijn vragen heeft te beantwoorden die door het Lima-rapport worden opgeworpen. Is dit billijk?

Te gewaagd
Wat het met zorg ingeleide en becommentarieerde gedeelte van het Lima-rapport over het ambt te zeggen heeft lijkt ook, ondanks de breedte van de presentatie, te beperkt, gedecoupeerd als het is tot de ambtsvraag. Het document komt niet tot die kwestie dan langs de weg van de sacramentstheologie (doop en eucharistie), waardoor de ambtstheologie binnen de accoladen komt te liggen van de posities die dáár werden ingenomen. De presbyter is een priester geworden, de bisschop is vanzelfsprekend aanwezig met een ”presentia realis”, die vooral bij Calvijn beslist niet in die zin is te vinden. Het gehele systeem verraadt dan een tendens waarin de presbyteriaal-synodale gedachte afwezig is, hoe kenmerkend die immers juist vanuit Genève (niet vanuit Zürich) werkzaam is geweest in een grootse gereformeerde traditie, die reikte van Schotland tot Hongarije, via Frankrijk en Nederland.

Wil men van een traditie spreken, dan zal men ook kennis moeten nemen van de rijke schat aan literatuur inzake het ambt die binnen dit gebied te vinden is. Nu wordt, zo lijkt het, Calvijn –die van de Institutie alleen– gedwongen om vragen te beantwoorden die in een hem geheel vreemde context na eeuwen zijn opgekomen. Men zou willen dat Calvijn werd ondervraagd met behulp van de gegevens van Regensburg (1541) en de materie van de godsdienstgesprekken daaromtrent? Nu vestigt de dissertatie, ondanks de vele arbeid die ervoor verzet werd, de indruk dat zij een warm pleidooi bedoelt te zijn voor het Lima-rapport. In dat rapport onderneemt de mij ook sympathieke beweging van ”Faith and Order” een poging om een synthese te bewerken tussen twee tradities, die in hun wezen blijven verschillen in de sacramentsleer, en ook in de ambtsopvatting.

De synthese is in dit werkstuk niet gelukt, mede omdat de synchronisatie ontbreekt. Calvijn en Zwingli verschillen nogal wat. Calvijn en Trente bevinden zich ook niet op één lijn. Maar Calvijn en Lima, dat is al te gewaagd om op een zinvolle vergelijking of op een succesvol vergelijk te kunnen hopen.