Boekrecensie

Titel: Paulus. Pionier voor de Messias van Israël; (Commentaar op het Nieuwe Testament. Afdeling Handelingen en Apostelen. Derde serie; dl. 1)
Auteur: Jakob van Bruggen

Uitgeverij: Kok
Kampen 2001
ISBN 90 435 0330 4
Pagina's: 520
Prijs: ƒ 89,-

Recensie door ds. C. den Boer - 18 juli 2001

De apostel bracht geen ander evangelie dan Jezus Zelf

Paulus, man van één wereld

„Die moeilijke Paulus” blijft uitdagen. Het laatste woord over hem is niet gauw gezegd. Was Paulus eigenlijk wel de man van „de kerk op het voorplein van de synagoge”? Stuurde hij aan op een breuk tussen kerk en synagoge? Velen hebben Paulus daarvoor gehouden. Dr. J. van Bruggen doet dat in zijn nieuwste boek over Paulus bepaald niet.

Dr. Van Bruggen gaat –in tegenstelling tot vele kritische theologen– uit van de historische betrouwbaarheid van wat ons in het Nieuwe Testament over Paulus wordt gezegd. En dat bepaalt zijn Paulus-beeld. Dit beeld van Van Bruggen ziet er in mijn ogen net zo wetenschappelijk verantwoord uit als dat van de zogenaamd wetenschappelijk onbevooroordeelde geleerden als E. P. Sanders, die het mes van de historische kritiek hanteren en met een totaal ander Paulus-beeld voor de dag komen.

In zijn boek geeft Van Bruggen eerst de personalia van Paulus aan de hand van Handelingen en de brieven. Dat is mijns inziens de enig juiste inzet van een boek over Paulus. We volgen Paulus dus op de voet. Totdat het doek valt en de apostel zeer waarschijnlijk onder Nero is onthoofd. Intussen luisteren we onderweg naar het eigen getuigenis van de apostel. We maken ook uitvoerig kennis met zijn vele medewerkers. In dit deel van Van Bruggens boek is er geen brief van Paulus, of de auteur dateert die en bespreekt kort de adressering en inhoud.

Wapenen
Daarbij komen dan ook belangrijke items van Paulus' prediking aan de orde. In feite is met dit alles het boek ook een summiere inleiding op het Nieuwe Testament geworden, althans op 29 procent van het Nieuwe Testament – de brieven van Paulus minus de brief aan de Hebreeën. Zonder in finesses te (kunnen) treden, ontwikkelt hij steeds –met de grootste precisie, scherpzinnigheid en originaliteit– eigen visies die in vele opzichten verschillen van gebruikelijke.

Van Paulus' brief aan Rome zegt Van Bruggen dat de christengemeente aldaar niet via de synagoge is ontstaan en dat de brief gericht is aan een slechts uit heidenchristenen bestaande gemeente. Daarnaast waren er de Joodse synagogen. Door deze visie op de constellatie van de Romeinse gemeente wordt ook heel concreet door Van Bruggen de interpretatie van Paulus' brief aan Rome ingevuld. Hij concludeert dat zij niet zozeer is gericht tegen agressief judaïsme, maar veeleer wil wapenen tegen het onder bekoring komen van het Joodse leven naar de wet, vanwege de invloed van de grote Joodse gemeenschap te Rome; alsof men door zo'n leven een voorsprong had op anderen.

Naast de uitvoerige bijlagen waarin wat meer specifieke zaken worden behandeld (kardinale probleempunten bij de reconstructie van Paulus' levensloop) zijn er in het boek van Van Bruggen veel overzichtskaartjes en (ook chronologische) tabellen met jaartallen, geschiedenis en dateringen van brieven.

Eigenheid
In het tweede deel van het boek gaat het over de plaats van Paulus' evangelie. En dan wordt het heel spannend. Van Bruggen stelt vast dat er in eigenlijke zin geen systematisch afgeronde theologie van Paulus is te leveren. Wat we uit zijn brieven, die gelegenheidsbrieven zijn, weten van wat Paulus leerde –mede op basis van de overlevering (didachè)– geeft ook een helder beeld van de eigenheid van Paulus' prediking.

Paulus bracht geen ander evangelie dan de andere apostelen en ook niet dan de Messias van Israël, Jezus Christus Zelf. Hij geeft weinig woorden en daden van Jezus weer, maar veronderstelt deze als bekend uit de overlevering. Toch heeft de prediking van Paulus iets eigens. Hij is er namelijk toe geroepen geweest om de deur wagenwijd open te zetten voor de heidenen om binnen te komen in het huisgezin, het volk van God. En dat zonder eerst te moeten voldoen aan regels vanuit het heidendom of het Jodendom. Dat is het meest typerende van Paulus' evangelie. Hij is gezonden tot en volgens afspraak (zie Gal. 2:9) ook gegaan naar de volkeren. Dat hield echter tegelijk voor Paulus in, dat hij als een echte Jood de wet van God voluit overeind liet staan.

Het verrassende van Van Bruggens studie is mijn inziens dat dit Paulus-beeld overeenstemt met het beeld dat ons in de gereformeerde traditie in het algemeen van Paulus is geschetst. Deze Paulus heeft toch veel overeenkomst met de Paulus van het Paulus-oratorium van Mendelssohn-Bartholdy. Tegelijk legt Van Bruggen accenten die gezien moeten worden als correcties van dit reformatorische Paulus-beeld. Ik noem enkele zaken en scherp tegelijk ook de dingen wat aan.

Trouw gebleven
In de eerste plaats. Paulus heeft bij zijn bekering niet gebroken met de Joodse religie. Hij is trouw gebleven aan het geloof in de God der vaderen en deelde in de vervulling van het oudtestamentisch geloof. Deze vaststelling is belangrijk. Daar hoeft echter mijns inziens niet aan te worden toegevoegd wat Van Bruggen eraan toevoegt, namelijk dat Paulus altijd gewoon farizeeër is gebleven en dat „Saulus (door zijn bekering) niet bevrijd werd van legalisme, maar van aversie tegen het Evangelie.” In Filippensen 3 vanaf vers 5 zegt de apostel immers dat hij wat hem gewin was (en daar hoorde zeker ook zijn farizeeërzijn bij) om Christus' wil schade en drek heeft leren achten.

Het is dan ook niet zoals E. P. Sanders in zijn nieuwste boek over Paulus –aangediend als een reconstructie van het Paulus-beeld– wil laten weten, dat Paulus zijn leven vóór zijn bekering hier als onberispelijk afschildert. De orthodoxie van het farizeïsme mocht er wezen. Laat dat zo zijn. Van Bruggen benadrukt dat steeds. Intussen was het ijveren van de farizeeër toch ook een „ijveren zonder verstand” (Rom. 10:2).

Wanneer Paulus dan ook zegt dat het God heeft behaagd Zijn Zoon in hem te openbaren (Gal. 1:15), beroept hij zich niet op een na zijn bekering ontvangen specifieke openbaring met het doel om het besnijdenisloze evangelie te gaan verkondigen onder de heidenen. Zo zegt Van Bruggen het. Veeleer echter brengt Paulus hiermee tot uitdrukking dat hij het rechte zicht op Jezus Christus heeft gekregen als de Redder van zijn leven, Die hem verloste van zijn krampachtige wettische ijver (zie ook 2 Kor. 5:16). Op dit punt is Paulus' prediking niet anders geweest dan die van Jezus Zelf (zie Matth. 23; Luk. 18:9-14) Kortom, wat Paulus haatte in Jezus vóór zijn bekering, omhelsde hij in Hem na zijn bekering.

Gebroken
Een laatste opmerking op dit punt. Er is in het Jodendom, maar ook in het heidendom, meer wetticisme (drang tot religieuze prestaties) te signaleren dan Joden zelf (onder anderen Josephus) en ook de mens in het algemeen willen erkennen. Besnijdenis als ”must” voor het kindschap van God is in elk geval het ten tonele voeren van wetsgerechtigheid in plaats van gerechtigheid des geloofs. Miskotte heeft er ons in zijn proefschrift op gewezen dat de kern van de Joodse religie gelegen is in de idee van de correlatie (God en mens zijn als partners op elkaar aangewezen; de mens draagt naast het kwade ook het goede nog steeds in zich om). Mij dunkt dat Paulus in dit opzicht heeft gebroken met de Joodse religie.

Vergis ik mij als ik zeg dat zowel John Wesley als John Bunyan juist ook deze openbaring van de Zoon Gods hebben ontvangen, toen dat God behaagde? De eerstgenoemde bij het horen voorlezen van de voorrede van Luthers verklaring van de brief van Paulus aan de Romeinen (woensdagavond 24 mei 1738 te Londen; St. Paul's Cathedral) en de tweede bij het lezen van Luthers verklaring op de brief aan de Galaten.

De wet
Ten tweede. Van Bruggen laat het thema van de rechtvaardiging van de goddeloze voluit staan. Tegelijk echter vraagt hij aandacht voor de vele positieve uitspraken in Paulus' brieven over de wet. De wet is bij Paulus geen voorwaarde voor toelating tot het volk van God. Ook geen basis voor of weg van het behoud. Het hek is van de dam. Wat dat betreft is de heilsweg van de wet een doodlopende weg. Maar het beeld van Paulus als zou hij overal en altijd geleerd hebben van Mozes en de wet af te vallen, is een falsificatie (Hand. 21:21).

We zouden kunnen zeggen: het draait bij Paulus om de rechtvaardiging; het gaat om de heiliging. Wat in de traditie van de Reformatie nogal eens is ondergesneeuwd, is dat de wet volop overeind blijft bij Paulus. Op dit punt dus eerherstel aan een Paulus van wet en genade. De mens is –ook twintig jaar na zijn bekering– „vleselijk, verkocht onder de zonde” (Rom. 7:14). En het is de grootste vergissing die een mens kan maken, te menen dat hij met de hulp van wat genade met de wet in de hand voor God overeind kan komen.

Die vergissing is er mijn inziens de oorzaak van, dat in er in vele moderne Paulus-beelden zo veel oud „Joods zuurdeeg” blijft zitten. Zonder blikken of blozen schrijft E. P. Sanders dat „de meeste mensen er moeiteloos in slagen om het goede te doen.” Maar daar staat tegenover dat het een even grote vergissing is te menen dat het leven uit het geloof geen werken van het geloof met zich mee zou brengen.

Bij alle literatuur ook over Paulus' theologie die Van Bruggen opsomt (een indrukwekkende lijst), wordt helaas de magistrale studie van dr. H. Ridderbos, ”Paulus, ontwerp van zijn theologie”, niet één keer genoemd. Ook niet als het gaat over de interpretatie van teksten als Romeinen 10:4 en Galaten 3:10 en 5:3. In elk geval komt in het genoemde boek van Ridderbos de wet niet te kort (net zo min als bij Van Bruggen).

Correctie
In de derde plaats. Als ik goed geluisterd heb, is de Israël-theologie van Van Bruggen een forse correctie op bepaalde ideeën die wortel hebben geschoten in de gereformeerde traditie. Wat hij in zijn boek over Paulus (let op de titel) schrijft, liegt er niet om. Paulus is de man van één wereld (de Joodse), niet van twee (de Joodse en hellenistische; C. J. den Heyer). Israël is en blijft Gods uitverkoren volk; het Israël Gods (Gal. 6:16). „Het Koninkrijk Israël wordt niet vervangen door de republiek van de nieuwe christenen.” Wie in de Messias van Israël gelooft, wordt ingelijfd in het volk van God, Israël, ook zonder het blijvende keurmerk van dit volk –de besnijdenis– te dragen.

En de toekomst van Israël? Ooit heeft Van Bruggen gezegd: „Aan de stichting van de staat Israël in 1948 is geen religieus concept te verbinden.” Zou hij dat nu nog zeggen? Er staat in elk geval nog wat te gebeuren. Zie Romeinen 11 vanaf vers 25.

Het hier besproken boek van Van Bruggen is natuurlijk geen exegetisch commentaar. Maar mede dankzij een tekstregister achter in het boek is het zeker een uitstekende vraagbaak bij de uitleg van een groot aantal bijbelteksten en -perikopen (2 Kor. 3 bijv.). Al kan men bij bepaalde exegeses best zijn vragen hebben. Zo lijkt mij de vertaling van het Griekse woord ”ektrooma” in 1 Korinthe 15 vers 8 met ”nageboorte” in plaats van ”misdracht” niet een juiste weergave van Paulus' bedoeling. Verder behandelt de auteur tussendoor ook kernbegrippen uit Paulus' brieven, zoals het Griekse begrip ”nomos” (wet).

Ten slotte meld ik graag een ervaring tijdens een theologenseminar in Israël, jaren geleden. Wij hadden een eminente Joodse spreker (David Hartman) aangehoord –anderhalf uur lang– over het Godsgeschenk van de thora op de Sinaï. Hij sprak daar lyrisch over: „Hij kusse mij met de kussen van Zijn mond” (Hooglied 1:2). Ik was daar diep van onder de indruk. Hoe heerlijk is het om zo bezield en enthousiast over de wet van God te kunnen spreken. Inderdaad –ik geef Van Bruggen gelijk– zoiets kan niet even worden afgedaan met legalisme.

En toch… We lazen aan het eind van de dag Filippensen 3 en herinnerden ons de woorden, ooit door H. F. Kohlbrugge geschreven: „Werp weg (…) uw heiligingskrukken; u komt er de berg Sion niet mee op.” Het draait in Paulus' brieven mijns inziens steeds om de rechtvaardiging, maar het gaat daardoor ook altijd om de heiliging. Want de Naam des Heeren moet geheiligd worden over heel de aarde.