Boekrecensie

Titel: Confessie en praktijk
Auteur: Onder red. van dr. R. H. Reeling Brouwer

Uitgeverij: Theologische Universiteit van de Gereformeerde Kerken in Nederland
Kampen, 2001
ISBN 90 73954 47 9
Pagina's: 72
Prijs: ƒ 9,50

Recensie door drs. P. J. Vergunst - 5 juni 2001

ThUK publiceert teksten over confessie en praktijk

Opzien naar Zijn
onpeilbare grootheid

In een tijd waarin velen in de kerk de confessie als een document voor de vitrine beschouwen, doet het sympathiek aan dat vanuit de Theologische Universiteit van de Gereformeerde Kerken een boekje verschijnt dat handelt over het functioneren van de belijdenis. ”Confessie en praktijk” bevat teksten naar aanleiding van een in maart 2000 gehouden studiedag die de universiteit samen met het Confessioneel Gereformeerd Beraad belegde.

De kennis van God moet verworteld raken in het gewone leven. Zo vat ik de insteek van deze studiedag en uitgave op. En zo mag deze uitgave als winst beschouwd worden. Want als we niet leven uit wat we belijden, zijn we als gemeente niet geloofwaardig. En een gemeente die niet geloofwaardig overkomt, doet de Heere tekort en zet hen die buiten zijn op het verkeerde been.

Geloofsgeheimen
De opzet van dit boekje is zodanig dat eerst nagedacht wordt over de praktijk van de prediking en vervolgens over de betekenis van de belijdenis in de pastorale praktijk. In het eerste deel geeft dr. R. Roukema aan de hand van Gregorius van Nyssa aan dat God Zich in Zijn eigenschappen weliswaar geopenbaard heeft, maar dat Zijn wezen onze voorstellingen en gedachten ten diepste te boven gaat. Onze taal kan slechts naar de geloofsgeheimen verwijzen, zodat Roukema –met een knipoog naar de actualiteit– wenst „dat in moeizame discussies en geschillen –zoals over de verzoening tussen God en mensen door Christus– de diverse partijen dit wat meer zouden beseffen.”

Mijn wens: ook over een geheimenis –God ingegaan in ons zondige vlees– belijde de kerk helder en eenduidig.

Als Roukema zijn opmerking inzake de prediking dat het mysterie ons altijd weer ontglipt, doortrekt naar de belijdenis, en zegt dat onze menselijke woorden uiteindelijk alleen om de grote geheimen heen cirkelen, honoreert hij onvoldoende Christus' zelfgetuigenis uit Johannes 17 („Ik heb Uw Naam geopenbaard aan de mensen”), evenals de krachtige werking van de Heilige Geest, die getuigenis geeft van de waarheid van de Schrift. Deze opmerking laat voor mij zijn conclusie staan, namelijk dat bij de prediking het besef van onze ontoereikendheid en Gods onpeilbare grootheid in gedachten gehouden moet worden.

Volhardend gebed
Dr. R. H. Reeling Brouwer gaat naar aanleiding van een advies van Calvijn aan de eerste synode van de gereformeerde kerk in Parijs in een boeiend opstel in op de functie van de belijdenis tussen Schrift en prediking. Daar wordt, in 1559, de samenhang die Calvijn had aangebracht tussen godsleer en schriftleer weer losgelaten. „Calvijn beschreef de vooronderstelling van de prediking, maar wat vooronderstelling was wordt nu tot dogmatische inhoud.”

Dr. G. den Hartogh geeft vervolgens een kort commentaar bij een tekst voor stervenden uit 1563 van Zacharias Ursinus, een vrome overpeinzing over de Euthanasie, waarvan ik de slotzin doorgeef: „Daar onze zwakheid echter groot is en wij de genade en bijstand van Gods Heilige Geest enkel verkrijgen zullen door een volhardend gebed, is het noodzakelijk, dat wij Hem gedurende ons gehele leven om deze genade van harte aanroepen.”

Conflictbeheersing
In het tweede deel van dit deel uit de serie Kamper oraties beschrijven dr. L. A. Werkman en dr. R. R. Ganzevoort een complexe pastorale situatie, ontstaan door een al te intieme relatie. Hier wordt een bijbelse uitweg gewezen waarin het voortbestaan van het collectief niet de voorrang mag krijgen boven het recht doen aan individuen. De auteurs benadrukken dat het bij verzoening gaat om herstel van verhoudingen –veelal een pijnlijk proces– en niet om conflictbeheersing.

De bijdrage van dr. A. van der Kooi sluit hierbij aan. Aan de hand van incestervaringen van slachtoffers pleit hij voor bezinning op de samenhang tussen vergeving en heiliging, waarbij hij met name aandacht vraagt voor de slachtoffers.

Studiedag en boekje zijn bedoeld als begin van een gesprek, dat voortzetting verdient, schrijft Reeling Brouwer. Die noodzaak is in onze tijd, ook in de Gereformeerde Kerken, van vitaal belang. De stellingen over het belijden van dr. G. W. Neven waarmee ”Confessie en praktijk” inzet, vragen om stevig commentaar, met name zijn uitspraak dat de belijdenis der kerk uit de nood geboren is en in de regel sterk eenzijdig zal zijn. De evaluerende opmerkingen van dr. G. J. Mink en drs. W. J. W. Scheltens bieden voor dit vervolg goede aanzetten. Zij eindigen met de oproep te luisteren naar God, die Zijn Woord gegeven heeft. „Die goede luisterhouding wordt in het gebed gevonden.” In die weg is er toekomst voor de kerk.