Boekrecensie

Titel: Cultuur in beweging. Een zoektocht naar creativiteit in het spoor van Calvijn
Auteur: C. G. Geluk

Uitgeverij: Boekencentrum
Zoetermeer, 2000
Pagina's: 351
Prijs: ƒ 47,50

Recensie door drs. M. A. van den Berg - 2 mei 2001

Culturele context van reformator onvoldoende onderkend

Calvijn als donateur van Greenpeace

Als Calvijn in onze tijd geleefd had, zou hij zeker een actie van Greenpeace hebben gesteund. Tot deze opmerkelijke conclusie komt drs. C. G. Geluk in zijn „zoektocht naar creativiteit in het spoor van Calvijn.” Onder de titel ”Cultuur in beweging” schrijft hij een pleidooi voor een veel opener houding naar de moderne cultuur dan tot nog toe aanwezig is in de traditie van de gereformeerde gezindte. Met een beroep op de adagia ”sola Scriptura” en ”tota Scriptura”, als de bronnen van deze traditie, wil hij de vrees voor verandering wegnemen die een waarlijk gereformeerde, bijbelse creativiteit in de weg staat.

Tot zijn verrassing ontdekte drs. Geluk daarbij de grote voorman van de gereformeerde traditie, Calvijn, aan zijn kant te hebben. In zijn spoor wil hij heden ten dage de geestelijke nazaten van de reformator van Genève opwekken hun culturele verenging te overwinnen en de weerstand tegen verandering op te geven.

Nu gaat het mij in deze recensie niet zozeer om de discussie die de auteur met zijn studie vooral beoogt. Niet dat die niet belangrijk zou zijn, verre van dat, maar het is meer het element van de verrassing van ds. Geluk dat mij nieuwsgierig heeft gemaakt. Zijn boek kreeg in deze krant reeds eerder uitvoerig aandacht. Wat mij daarbij opviel en interesseerde, was het feit dat ds. Geluk stelt dat Calvijn veel onbevangener in de cultuur van zijn dagen heeft gestaan dan hij aanvankelijk dacht. Dat zegt natuurlijk allereerst iets over het Calvijn-beeld dat hij had voordat hij zich werkelijk intensief met Calvijns gedachtegoed ging bezighouden. Kennelijk waren Calvijn en calvinisme bij hem tot voor kort nog synoniemen voor een wereldvreemde levenshouding.

Zijn nieuwe speurtocht naar de bronnen heeft ds. Geluk, terecht, van de karikaturen verlost. Heel de schepping, de wereld, het leven met al zijn terreinen, zijn voor Calvijn geen thema's om angstig te vermijden. Zijn theologie gaat daadwerkelijk in op de uitdagingen van de cultuur van zijn tijd. Tot zover kan ik wel met ds. Geluk meekomen.

Relevantie
Toch is er ook wel een enkele kritische kanttekening te plaatsen bij de wijze waarop ds. Geluk zijn nieuw verworven inzichten aangaande Calvijn aan wil wenden voor zijn pleiten voor een gereformeerde verandering.

Het probleem dat ik met zijn benadering heb, is dat Calvijn, juist in zijn culturele relevantie, nog te weinig vanuit zijn eigen context is verstaan. De Calvijn van zijn zoektocht heeft eigenlijk een welhaast tijdloze grootheid gekregen. De themata in zijn theologie die met de vraagstelling van ds. Geluk te maken hebben, worden te algemeen gepresenteerd. Daarbij zijn de secundaire bronnen soms veel te overheersend aanwezig.

„Calvijn was geen calvinist.” Dat is een van de ontdekkingen van ds. Geluk. Inderdaad, de aanduiding „calvinist”, die historisch gezien stamt uit de kringen van lutheraanse afkeer van Calvijn, zou hem een gruwel zijn geweest. Toch wordt het mij niet helemaal duidelijk hoe ds. Geluk de afgrenzing ziet tussen Calvijn en zijn geestelijke nazaten. Soms lijkt het erop alsof hij het latere (neo)calvinistische cultuuroptimisme zonder meer in het verlengde ziet van de voorman op wie men zich daarin heeft beroepen. Aan de andere kant staat calvinisme bij hem soms ook voor een verspiritualiseerd beeld van de werkelijkheid, waarin het alleen nog maar gaat om het hart en de eeuwigheid. Het had mijns inziens duidelijker moeten zijn wat de schrijver met „calvinisme” en „gereformeerde traditie” in dit boek precies bedoelt.

Confessie
Het blijkt dat ds. Geluk kritiek heeft op de gereformeerde confessie vanwege het ontbreken van een aantal onmisbare artikelen. De belijdenis van de Heilige Geest komt zijns inziens daarin tekort. Dat vindt hij vreemd, mede in het licht van het feit dat Calvijn de „theoloog van de Heilige Geest” is genoemd.

Had men beter naar Calvijn geluisterd, dan zou het anders zijn geweest. Dat is wat ik daaruit op zou moeten maken. Maar hier is nu juist een duidelijke illustratie van het feit dat ds. Geluk veel te weinig de historische context van zowel Calvijn als van de confessie heeft verdisconteerd. Onze gereformeerde belijdenisgeschriften staan dicht bij Calvijn, niet alleen wat tijd betreft, maar ook gezien de inhoud en de accenten van die inhoud. Wat geeft ons het recht om vandaag te menen dat wij Calvijn beter verstaan dan bijvoorbeeld Guido de Brès, en dat we hem zelfs in stelling kunnen brengen tegen die directe leerling van Calvijn?

Wij kunnen kritiek hebben op de traditie die voortgekomen is uit het gedachtegoed van Calvijn, maar historisch gezien is het al gauw dubieus om vanuit het heden te menen dat wij Calvijn zuiverder verstaan dan onze voorgangers. Leerling zijn van Calvijn betekent niet hem willen claimen voor onze argumenten, maar door de grote meester leerling worden van de Schriften, waarin hij op zo onnavolgbaar rijke wijze inzicht had verkregen.

Autoriteit
Ik krijg de indruk dat ds. Geluk Calvijn graag als autoriteit aan zijn kant wil hebben in de discussie die hij voeren wil. Dat mag, dat heeft hij ook zeker in zijn pleidooi voor een bijbelse visie op de werkelijkheid. Overigens, ds. Geluk heeft Calvijn kennelijk meer nodig dan de traditie dat heeft die hij met beroep op Calvijn probeert te overtuigen. Ik heb niet direct de indruk dat de gereformeerde traditie zich nu zo vaak expliciet op Calvijn heeft beroepen bij de kritiek op de cultuur en de afwijzing van deze wereld. Binnen deze traditie zijn er wel meer legitieme autoriteiten voor de bezwaren tegen vernieuwing.

We kunnen Calvijn tot grote voorstander van verandering maken door uit zijn werken allerlei wereldaanvaardende uitspraken en positieve uitingen ten aanzien van cultuurvormen op een rij te zetten. We kunnen daartegenover Calvijn eveneens tot de meest verstokte tegenstander van elke verandering verklaren door bijvoorbeeld zijn laatste woorden, geuit op zijn sterfbed, te citeren, waarin hij zijn vrienden bezworen heeft om „niets te veranderen en niets te vernieuwen.”

In beide gevallen doen we hem geen recht. Calvijn leefde nog in een cultuur waarin de „eenheid des levens” alom aanwezig werd geacht. Hij was nog geen man van de Verlichting. Zijn positieve waarnemingen inzake mens en wereld zijn gedaan binnen een duidelijk theocentrisch wereldbeeld. Daarbij komt dat zijn eschatologische visie op het heil, die nu door velen als platonisch en dualistisch wordt gediskwalificeerd, toch meer tot het centrum van Calvijns gedachtegoed behoort dan ds. Geluk lijkt te denken (zie blz. 190).

Greenpeace
Op de vraag of Calvijn vandaag Greenpeace zou hebben gesteund, lijkt me minder vlot een antwoord te geven dan ds. Geluk doet. Wellicht is het beter om bij zijn zoektocht naar Calvijn nog meer de culturele context van Calvijn zelf in het oog te houden. De pastor van Genève wordt dan minder een tijdloze grootheid, terwijl hij toch ten volle zijn boodschap voor alle tijden aan ons door blijft geven.

Het valt mij op dat de literatuur die ds. Geluk bij zijn studie van Calvijn gebruikt heeft behoorlijk gedateerd is. Veel nieuwe verrassende studies over Calvijn ontbreken helaas in zijn literatuurlijst. Bestudering daarvan zou een scherper beeld kunnen geven van zijn historische context en continuïteit. Calvijn was een man van zijn tijd. Dat te stellen doet niets af van zijn waarde voor alle tijden, maar daarbij moet het eerste wel voldoende duidelijk zijn voordat er conclusies worden getrokken ten aanzien van het tweede.