Boekrecensie

Titel: Als wij samenkomen
Auteurs: dr. M. J. G. van der Velden, drs. W. P. van der Aa en drs. H. J. de Bie jr.

Uitgeverij: Boekencentrum
Zoetermeer, 2000
ISBN 90 2390 474 5
Pagina's: 207
Prijs: ƒ 32,50

Recensie door ds. J. Westerink - 11 april 2001

Boek legt uit waar de gereformeerde liturgie op stoelt

Getemperde vreugde
in de eredienst

Menige kerkenraad krijgt te maken met moeilijke vragen en heftige discussies over de invulling van de eredienst. Tegelijkertijd dreigen tradities en oude gebruiken te verdwijnen, zonder dat iemand ze mist. Veel kerkgangers weten niet waar de vormgeving van de liturgie op is gebaseerd. ”Als wij samenkomen” beantwoordt veel vragen. Wat doen wij in de kerk? Waarom doen wij dat? Hoe zijn wij er toe gekomen om het zo te doen?

Jaren geleden schreef de bekende prof. dr. A. A. van Ruler een boek onder de titel ”Waarom zou ik naar de kerk gaan?” Hij gaf daarin antwoord op vragen naar de zin en het doel van de kerkgang. Dit blijkt uit de titels van de hoofdstukken, zoals ”Om een kans op bekering te lopen”, ”Om het heil te ontvangen” en ”Om een traditie voort te zetten”. Het boek, ”Als wij samenkomen”, dat hier besproken wordt, zou dezelfde titel kunnen dragen, maar heeft toch een andere insteek. ”Als wij samenkomen” behandelt de „liturgie in de gereformeerde traditie.” De drie hervormde auteurs, dr. M. J. G. van der Velden, drs. W. P. van der Aa en drs. H. J. de Bie jr., willen antwoord op een drietal vragen geven: ”Wat doen wij in de kerk? Waarom doen wij dat? Hoe zijn wij ertoe gekomen om het zo te doen?”

De drie auteurs beschrijven dus de onderdelen waaruit de liturgie in de gereformeerde traditie bestaat. Daarbij krijgen ook varianten en vragen omtrent de gang van zaken in de kerkdienst aandacht, terwijl eveneens de bijzondere diensten –de diensten rond doop en avondmaal, leerdiensten, rouw- en trouwdiensten– aan de orde komen. Daarnaast zetten de schrijvers op een bevattelijke manier uiteen wat de betekenis van de verschillende onderdelen is. Bovendien beschrijven ze hoe bepaalde liturgische tradities zijn ontstaan en langs welke weg een en ander een plaats in de eredienst van de kerken van de Reformatie in Nederland heeft gekregen.

Heftige discussies
Het is niet voor het eerst dat een dergelijk boek verschijnt, maar ik ben dankbaar dat dit boek in onze tijd aandacht vraagt voor het gebeuren in onze kerkdiensten. Juist vandaag bestaat immers het gevaar van uitholling van tradities en oude gebruiken, die kunnen verdwijnen zonder dat iemand ze mist. Waarom doen wij in een kerk van gereformeerde confessie de dingen zoals wij ze doen? Moet dat zo? Kan het niet anders? Kan het niet beter? Menige kerkenraad kent de moeilijke vragen en de soms heftige discussies die op dit punt gevoerd worden. Denkt u alleen maar aan de vragen rond de gemeentezang. Wat wordt gezongen en hoe wordt gezongen?

Menige catecheet constateert dat trouw meelevende catechisanten niet weten waarom ze elke zondag aan bepaalde liturgische handelingen meedoen. Ze zouden ze missen wanneer ze werden nagelaten. Het valt hun op wanneer het er ergens anders wat anders aan toegaat. Maar waarom wij de dingen doen zoals wij ze doen en waarom wij niet doen wat anderen soms gewoon zijn, daar weten zij niets van. De verschijning van een boek dat antwoord geeft op al die vragen is daarom heel nuttig en ik hoop dat velen het lezen.

Accenten
De schrijvers geven over het algemeen een evenwichtige uiteenzetting van de gereformeerde liturgie. Voorzichtig zoeken zij hun weg wanneer op bepaalde onderdelen verschillende keuzen worden gemaakt en verschillende accenten worden gelegd. Wanneer zij zelf hun voorkeur bij een onderdeel van de liturgie uitspreken, laten zij ruimte voor een andere mening. Wij mogen met de auteurs op onderdelen van mening verschillen en andere accenten leggen. Persoonlijk doe ik dat ook.

Het hoofdstuk van prof. Van der Velden over de verschillende onderdelen van de zondagse liturgie heeft me aangesproken. Op een eenvoudige en betrokken manier beschrijft hij de betekenis van liturgische handelingen en woorden. In feite moet iedere kerkganger dit lezen en moet iedere catecheet dit met zijn catechisanten behandelen. Het zou onze deelname aan de eredienst ten goede kunnen komen.

Leerdienst
Het is eveneens goed aandacht te vragen voor de tweede dienst als leerdienst –geen herhaling zonder meer van de morgendienst–, maar ook geen (verkapte) evangelisatiedienst. De gemeente, oud en jong, heeft het onderwijs in de leer die naar de godzaligheid is zo hard nodig. Wat mij eveneens aansprak was de argumentatie voor de plaats van de geloofsbelijdenis aan het begin van de tweede dienst. Het gaat in de leerdienst over de inhoud van het geloof dat wij belijden.

Treffend is hoe in de verschillende tradities van de Reformatie de centrale plaats van de prediking in de eredienst steeds benadrukt is en daarnaast en daarna de zang van de gemeente, al dan niet met orgelbegeleiding. Heel nuchter vond ik de gedachte –ontleend aan Calvijn– om de liturgie te laten bepalen door de traditie en door de omstandigheden ter plaatse, waardoor sommige dingen wel of niet kunnen. Wie zich op de traditie beroept, ontdekt dat er diverse lijnen lopen. Als de prediking maar naar Schrift en belijdenis is en alle ruimte krijgt.

Kerkmuren
Op een paar onderdelen heb ik wat moeite met dit boek. Allereerst spreken de voor- en de achterflap van gereformeerde traditie en gereformeerde gezindte, terwijl de inhoud hier en daar toch nadrukkelijk bepaald wordt door de gang van zaken in de Nederlandse Hervormde Kerk. Een voorbeeld daarvan is de wijze waarop de ”censura morum” voorafgaand aan de avondmaalsbediening aan de orde komt. Had de schrijver zich op dit punt niet wat beter op de hoogte kunnen stellen van wat de ”censura morum” in andere kerken inhoudt?

Er is meer te noemen. Het boek zou aan waarde gewonnen hebben als over de kerkmuren heen naar andere kerken in de gereformeerde gezindte gekeken was. Nu geeft ”Als wij samenkomen” niet helemaal wat het belooft.

Meer moeite heb ik met wat over de doop is geschreven. Uiteraard is de problematiek van de volkskerk herkenbaar. Maar heeft de kerk, wanneer zij afgaat op wat de mond belijdt, ook niet te rekenen met een leven dat die belijdenis tegenspreekt? Wanneer je mensen die „ja” zeggen bij de doop van hun kind, vervolgens „nooit meer ziet”? Draagt de gemeente niet mede verantwoordelijkheid voor die eed, uitgesproken voor het aangezicht van de Heere?

Kun je het moment van de doop –zoals drs. Van der Aa dit doet– typeren als „Een geweldig moment. Een die dood was, is levend door het geloof”? Het doopsformulier zegt het anders en schriftuurlijker.

Zegel
Merkwaardig vind ik dat volgens de auteurs het formulier voor de volwassendoop in onbruik zou zijn geraakt. Mijn praktijk is een andere. Dat een volwassendoop een „belijdende daad” is, strijdt met de leer van de Reformatie. Juist het formulier voor de volwassendoop laat zien dat er in de kerk van de Reformatie geen principieel onderscheid is tussen de kinderdoop en de doop van hen die als kind niet gedoopt zijn. De doop, die in een gereformeerde kerk inderdaad aan een volwassene bediend wordt na geloofsbelijdenis –en dat is schriftuurlijk– is bij een kind en bij een volwassene teken en zegel van Gods verbond. Zo zou ik meer kunnen noemen, onder meer over wat inzake de vragen in het huwelijksformulier aan de orde komt.

Van harte stem ik ten slotte in met de opmerking bijna aan het einde van het boek dat de gereformeerde traditie reden heeft gehad om heel bewust te kiezen voor soberheid in de liturgie. Het is de moeite waard ons dat vandaag bij alles wat op ons afkomt, te realiseren. De schrijvers stemmen in met een opmerking van Noordmans en ik sluit me daar van harte bij aan: „Wij leven in een gebroken wereld. Het Koninkrijk van God moet nog aanbreken. Wij leven in de situatie van het ”nog niet”. De vreugde die in de eredienst wordt beleefd, is daarom getemperde vreugde.”