Boekrecensie

Titel: Om 'Amen' op te zeggen
Auteur: ds. J. van Amstel

Uitgeverij: Groen
Heerenveen, 2000
ISBN 90 5829 143 X
Pagina's: 204
Prijs: ƒ 24,95

Recensie door ds. A. Visser - 4 april 2001

Onderwijs in het verlengde van de Catechismus

Handreiking bij het gebed

Een pastorale handreiking op de weg van het gebed, zo zou ik het boek ”Om 'Amen' op te zeggen” van ds. J. van Amstel willen noemen. De auteur geeft onderwijs in het verlengde van het gebedsonderwijs van Jezus en de vertolking daarvan in de Heidelbergse Catechismus.

Bij uitgeverij Groen verscheen een boek van ds. J. van Amstel over het Onze Vader. Op eenvoudige, maar indringende wijze geeft de auteur in eenendertig hoofdstukken uitleg aan de inhoud van het Gebed des Heeren. Wie trouw de catechismusprediking volgt, zal hier niet echt veel nieuwe dingen vinden. Toch verdient dit boek qua inhoud en opzet aandacht. De aangegeven bijbelgedeelten en de gespreksvragen bij elk hoofdstuk kunnen een goede leidraad zijn bij de bespreking in een kleine groep. Ik maak, om een indruk te geven, een keus uit enkele hoofdstukjes.

Noodzaak
Het eerste hoofdstuk gaat in op de noodzaak van het gebed. Dat lijkt een open deur. Maar ds. Van Amstel laat duidelijk uitkomen dat het niet vanzelf spreekt dat we bidden. Gebed is voor de christen nodig. Ook onbekeerden worden opgeroepen tot de Heere te bidden: „O, alle einden der aarde, wendt u naar Mij toe en wordt behouden…” Gebed is het middel waardoor God met Zijn genade tot ons komt. De Heilige Geest werkt het gebedsleven, maar Hij wordt ook in de weg van het gebed ontvangen.

Er is geen bidden zonder danken, en geen danken zonder bidden. God wil Zijn genade en de Heilige Geest alleen aan hen geven, „die Hem met hartelijk zuchten zonder ophouden daarom bidden en daarvoor danken”, aldus de Heidelbergse Catechismus in zondag 45 (over het gebed). In dit verband onderstreept de auteur, in de lijn van de Heidelbergse Catechismus, dat we de Heere alles mogen vragen wat Hij ons beloofd heeft, en dat Hij ons gebed wil verhoren, als we Hem met vertrouwen aanroepen. Het is daarbij van belang dat we onze plaats voor God weten en innemen. „We worden verootmoedigd en daardoor verootmoedigen wij onszelf voor God” (blz. 41).

God, onze Vader
Op de vraag van de discipelen hoe we moeten bidden, antwoordt Jezus: „gij dan bidt aldus: Onze Vader Die in de hemelen zijt.” Dit betekent niet dat God de Vader van alle mensen is (blz. 62). We zijn allemaal uit dezelfde Hand voortgekomen, maar we zijn bij God vandaan gelopen. Van huis uit zijn we dus geen kind van God. Alleen door Christus worden verloren mensen uit genade tot Gods kinderen aangenomen. Allen die door de Geest van God geleid worden zijn kinderen van God. Wie door de Heilige Geest tot het geloof in de Heere Jezus komt, komt gelijk in de kring van Gods kinderen en gaat samen met hen God als Vader aanroepen.

De catechismus is destijds opgesteld om vooral de kinderen van de gemeente te onderwijzen, opdat zij in de weg van het belijden –het nazeggen– persoonlijk zouden leren geloven. Ik had graag gezien dat ds. Van Amstel aandacht geschonken had aan dit feit. De eenvoud van het onderwijs van Jezus aan Zijn discipelen –die nog veel dingen niet verstonden!– zou meer tot zijn recht zijn gekomen. Ik denk hierbij ook aan het veelvuldig gebruik van de Vadernaam in de formuliergebeden die in de gereformeerde gezindte in gebruik zijn. Moet je eerst weten een kind van God te zijn voor je het Onze Vader mag bidden? Of leidt juist het uitspreken van de Vadernaam tot de kinderlijke vrees en het vertrouwen? Het zou verkeerd zijn als wij God Vader noemen, zonder dat we daar iets bij voelen, omdat we Zijn kind niet willen zijn. Ik ben het met ds. Van Amstel eens dat oppervlakkig gebruik van de Vadernaam misbruik is van de Naam.

In het achttiende hoofdstuk worden behartigenswaardige dingen geschreven over de wil van God. Ds. Van Amstel gaat evenwichtig in op vragen die op dit punt leven. Tegelijk doet hij recht aan de uitleg van de catechismus dat het hier vooral gaat om het gehoorzaam doen van de wil van God. In het hoofdstuk ”God trouw dienen” komt dit aspect ook sterk naar voren, en terecht.

Pastoraal
Een pastorale handreiking op de weg van het gebed, zo zou ik dit boek van ds. Van Amstel willen noemen. Er wordt onderwijs gegeven in het verlengde van het gebedsonderwijs van Jezus en de vertolking daarvan in de Heidelbergse Catechismus. Vooral als zaken als schuld, schuldbesef en geestelijke strijd aan de orde komen, komt de auteur heel dicht bij de lezer. De stijl zou wat mij betreft iets sprankelender hebben gekund.

Helaas trof ik nogal wat doublures aan. Dezelfde zaken komen in een aantal hoofdstukken op (bijna) dezelfde manier terug. Als de thema's in groepsverband worden besproken, kan dit wellicht ondervangen worden. Het zou fijn zijn als dit keurig uitgegeven boek in veel handen komt. Tot verdieping van het persoonlijke gebedsleven, en tot verdieping van het gebedsleven in de gemeente.