Boekrecensie

Titel: Het Antjesgeloof. Het merkwaardige gezelschap van Zwart Jannetje uit Veenendaal
Auteur: Leendert H. de Kluijver

Uitgeverij: De Groot Goudriaan
Kampen, 2000
ISBN 90 6140 755 9
Pagina's: 240
Prijs: ƒ 39,90

Recensie door ds. W. van Gorsel - 28 maart 2001

Auteur voorzichtig in oordeel over ”profetes”

Over Zwart Jannetje gingen
wilde geruchten

Het was eigenlijk allemaal zo mooi begonnen. Jannetje Hootsen, geboren te Veenendaal in 1860, de zevende uit een gezin van tien, leek een godvrezend meisje. Maar na een omkeer ging ze uit de kerk, noemde alle predikanten Baälspriesters en werd middelpunt van een bijzonder gezelschap. L. H. de Kluijver beschreef het ”Antjesgeloof”.

Het is geschiedenis geworden, maar nog vrij recente geschiedenis. In mijn Schoonhovense periode heb ik een enkele hoogbejaarde ontmoet die haar nog gekend had: Zwart Jannetje uit Veenendaal, die een groep geestverwanten –fans, zouden we vandaag zeggen– om zich heen had verzameld.

Zo'n eeuw geleden, toen de sekte rond Zwart Jannetje haar hoogtepunt had bereikt, waren ze in het nieuws, de mensen uit Polsbroek en Schoonhoven die „vielen voor het recht van het vrouwtje.” Een episode uit de lokale kerkgeschiedenis, waaruit we in elk geval kunnen leren hoe het niet moet...

Antichrist
Ze moet een knap uiterlijk hebben gehad, donkere ogen en zwart haar. Daarom werd zij ”Zwart Jannetje” genoemd. Er is een verhaal dat zij onderwijzeres zou worden, maar dat zij haar studie heeft afgebroken. Bij de bekende predikanten Hoedemaker en Huët ging zij op catechisatie, en bij ds. H. C. Bervoets legde zij belijdenis af van haar geloof.

Rond haar twintigste moet een radicale verandering zijn opgetreden. Ze kwam onder invloed van de veel oudere Tijmen van Dijk, een gezelschapsman, keerde de kerk de rug toe en verklaarde alle dominees tot Baälspriesters en wolven in schaapskleren. Vooral dr. Abraham Kuyper moest het ontgelden: hij deed in die dagen veel van zich spreken – in 1886 ontketende hij de Doleantie. Maar voor Jannetje was hij de antichrist in eigen persoon...

In Polsbroek bestond toen een gezelschap van preeklezende, in elk geval thuiszittende mensen. Ledeboerianen, werden ze genoemd. Maar dan hadden ze de opvattingen van hun geestelijke vader toch wel geradicaliseerd. Ten slotte werd er niet meer gelezen, maar zomaar wat gesproken „wat van de hemel werd geschonken.” Met dit gezelschap is Jannetje op een of andere manier –mogelijk door Tijmen van Dijk?– in contact gekomen. Ze werd er op een voetstuk gezet, kreeg de leiding en werd als een profetes vereerd.

Wat er binnenskamers gebeurde, is moeilijk nog te achterhalen. Buitenstaanders waren op de bijeenkomsten niet welkom, met het gevolg dat al spoedig de wildste geruchten de ronde deden. Wat door de volgelingen natuurlijk weer werd uitgelegd als laster en vijandschap. Als Jannetje kwam, werd de loper uitgelegd. Tijdens de samenkomsten zou er gedanst en gezoend zijn. Het is wel zeker dat de verering van Jannetje zó ver ging dat haar werd toegezongen: „Haar naam moet eeuwig eer ontvangen.”

”Antjesgeloof”
Wat wél naar buiten kwam, was dat de kinderen uit de betrokken gezinnen geen onderwijs kregen, omdat ze niet mochten worden ingeënt tegen de pokken. Ook werd geen aangifte gedaan van mond- en klauwzeer onder het vee. In geval van ziekte kwam er geen dokter of veearts aan te pas. Aan de feestelijkheden bij de inhuldiging van koningin Wilhelmina deden ze niet mee, ze weigerden zelfs de vlag uit te steken.

Dat alles was meer dan voldoende voor een volledig isolement. Contact met de bevolking was er niet. Zelfs met familieleden werd de band verbroken als deze niet wilden buigen voor ”het vrouwtje”.

De aanhang was niet zo bijster groot, al blijft het voor ons een raadsel dat Jannetje toch op verschillende families zo veel invloed had. Haar volgelingen zaten vooral in Polsbroek en ook wel in het naburige Schoonhoven. Verder was er een gezelschap in Brandwijk. Bepaalde families waren volledig in haar greep. Voor hen was haar woord wet. In de omgeving van Polsbroek werd de sekte aangeduid als het ”Jannetjesgeloof”. In de Alblasserwaard sprak men van het ”Antjesgeloof”. Na 1900 is de beweging over haar hoogtepunt heen. Van die tijd af taande haar invloed sterk.

Geheim
Jannetje is uiteindelijk in Veenendaal gaan 'samenwonen' met Teunis Hoogendoorn. Op 2 december 1919 is zij overleden. Daarmee is de kring rondom haar ter ziele gegaan. Van de families die ertoe behoorden, zijn enkelen teruggekeerd naar de kerk, vele anderen zijn terechtgekomen in de onkerkelijkheid. En –dat is een gemeenschappelijk kenmerk– de nazaten zwijgen liever over het verleden, wellicht omdat zij zich ervoor schamen. Vele brieven en foto's zijn prijsgegeven aan het vuur om op deze wijze de sporen uit te wissen.

Des te groter is de prestatie van Leendert H. de Kluijver –bij de lezers van deze krant bekend als ”Lowietje”– die reeds jarenlang pogingen heeft gedaan om het geheim achter de kring van Zwart Jannetje te ontsluieren. Het resultaat van deze nasporingen heeft hij samengebracht in een mooi en boeiend boek, dat de opgang en de neergang van de sekte beschrijft, maar dat tegelijk een soort familiekroniek is van de mensen die ooit tot het gezelschap behoorden.

Ook in het verleden is er wel over Zwart Jannetje en haar kring geschreven, onder anderen door dr. C. Veltenaar en door ds. A. Vroegindeweij. Wim Zaal wijdde een hoofdstuk aan haar in zijn boekje ”Gods onkruid”. Maar een systematische beschrijving, gegrond op bronnenonderzoek, was er nog niet. In die leemte voorziet dit boek, dat boeiend geschreven is en dat zeker aftrek zal vinden in de regio's waar het zich allemaal heeft afgespeeld.

Boodschap
Overigens blijven we ook na lezing van dit boek met vragen zitten. Die betreffen allereerst de leer. Wat trok mensen zo aan in de boodschap van Zwart Jannetje? Wat verkondigde ze? Hield zij er speciale opvattingen op na, en weken die af van Schrift en belijdenis, van de geloofsbeleving van Reformatie en Nadere Reformatie? Of hebben we te maken met een bizarre uitloper van 'gezelschapstheologie'?

Op al deze vragen vallen geen bevredigende antwoorden te geven, om de eenvoudige reden dat er niets bewaard gebleven is, en dat er ook niemand meer leeft die het uit eigen ervaring kan navertellen. Zelfs de brieven die als bijlagen in het boek zijn opgenomen, helpen ons niet echt uit de droom.

Er zijn aanwijzingen dat Jannetje zelf in haar kring een ontoelaatbare plaats heeft ingenomen. Getuigenissen van buitenstaanders dat zij door haar fans zou zijn beschouwd als de personificatie van de Heilige Geest, Die in haar menselijke natuur op aarde zou zijn gekomen, en dat zij daarom recht had op aanbidding, zijn misschien omstreden. Maar er is wel een brief –ik heb hem zelf al eerder gelezen en hij is ook in het boek opgenomen– waarin Jannetje wordt aangeduid als „die zoo Hoog Eerwaarde en Hoog Achtbare Heilige Vrouw Christi.” Men heeft dat later willen verdoezelen, maar het staat er zwart op wit.

Voorzichtig
De auteur is dan ook naar mijn smaak wat voorzichtig in zijn beoordeling. Wel geeft hij toe dat sommige feiten wijzen op „een sektarische inslag” (blz. 186), maar onder de noemer ”sekte” wil hij de kring rondom Jannetje niet brengen.

Overigens komt het oordeel ons ook niet toe, want alleen de Heere kent degenen die de Zijnen zijn. Desondanks laten sommige vragen zich toch niet onderdrukken. Onder andere deze: Kan iemand die oprecht de Heere vreest, zó ver komen dat hij of zij tot zulk een dwaalleer komt en zich bovendien goddelijke eer laat welgevallen, en verder alles afschrijft buiten de eigen kring? Of is de satan zo listig en zo machtig dat mensen zich kunnen voordoen als van God geleerd, de ”tale Kanaäns” sprekend, terwijl het alleen maar imitatie is? En kunnen geestelijke mensen zo misleid worden dat ze blindelings zo'n leidersfiguur volgen? De vragen zouden nog met vele andere te vermeerderen zijn.

In elk geval leert het verschijnen en weer verdwijnen van de kring rondom Zwart Jannetje ons de waarheid van wat de profeet zegt: „Zo ze niet spreken naar dit Woord, het zal zijn dat zij geen dageraad zullen hebben.”