Boekrecensie

Titel: David Brainerd. Leven van kracht tot kracht. Uit het leven van een zendeling
Auteur: L. J. van Valen

Uitgeverij: De Groot Goudriaan
Kampen, 2000
ISBN 90 6140 722 2
Pagina's: 250
Prijs: ƒ 39,90

Recensie door W. van der Zwaag - 21 februari 2001

Brainerd besteedde zijn leven dienst van de indianen

Zendeling in de
spelonken der aarde

Hij deed vrijwillig afstand van alle aards gemak. „Vaarwel vrienden en aardse vertroostingen (...) Vaarwel, ik wil mijn leven doorbrengen tot het laatste ogenblik toe in holen en spelonken der aarde, indien het koninkrijk van Christus daardoor bevorderd kan worden.” Over de zendingsarbeid van David Brainerd (1718-1747) onder de indianen verscheen een belangwekkende beschrijving van L. J. van Valen.

„Ik zag in diezelfde tijd zoveel uitnemendheid van Christus' koninkrijk en de oneindige begeerlijkheid van de bevordering hiervan in de wereld, dat al mijn gedachten daardoor verslonden werden en het mij gewillig maakte, ja zelfs verheugd deed zijn een vreemdeling of heremiet gemaakt te worden in de wildernis tot het laatste ogenblik van mijn leven toe, indien ik daardoor het gezegend belang van de grote Zaligmaker maar kon bevorderen.” Deze woorden schreef de jonge zendeling onder de indianen, David Brainerd, op 22 mei 1746 in zijn bijna dagelijks bijgehouden dagboek.

Doorn in het vlees
Van Valen heeft reeds diverse werken, vooral over de Schotse kerkhistorie, op zijn naam staan. In een historische inleiding geeft hij een beknopt overzicht van de godsdienstige achtergrond van deze in Nieuw-Engeland geboren zendeling. Brainerd stamde uit een geslacht dat diep geworteld was in de puriteinse traditie. Reeds als kind was hij werkzaam met zijn zieleheil. Hij raakte diep overtuigd van zijn verloren toestand. Later kende hij weer tijden van vleselijke gerustheid en een opgaan in godsdienstplichten. De leer van Gods soevereiniteit riep bij hem aanvankelijk grote weerstand op. Totdat na veel innerlijke worstelingen het licht opging in zijn ziel „tot onuitsprekelijke heerlijkheid.”

In de winter van 1741-42, tijdens het hoogtepunt van de zogenaamde Great Awakening –de Grote Opwekking–, deed er zich te Yale College waar Brainerd studeerde een bijzondere geestelijke opwekking voor onder de studenten. De universitaire docenten stonden hier in het algemeen afwijzend tegenover. Tijdens verhitte discussies liet de bijna afgestudeerde Brainerd zich kritisch uit over de geestelijk staat van een van zijn docenten. Hij werd van de universiteit ontslagen.

Toen hij later op „een waarlijk nederige en christelijke wijze” zijn verontschuldiging aanbood, werd dit genegeerd. Ook zijn verzoek om de academische graad te krijgen werd beslist geweigerd – hoewel diverse predikanten zijn pleitbezorgers waren. De affaire is voor de jonge Brainerd levenslang een doorn in zijn vlees geweest. „Zelden heeft iemand zo intens geleden en werd zo streng behandeld over een zo onbeduidende belediging,” aldus historicus John Thornbury.

Tegenstand
Brainerd werd in 1743 door vertegenwoordigers van de ”Society for Propagating Christian Knowledge” benaderd voor het zendingswerk onder de indianen. Zijn standplaats Kaunaumeek lag twintig mijl verwijderd van Stockbridge, waar later de bekende prediker en theoloog Jonathan Edwards enige tijd onder de indianen werkzaam was. Met laatstgenoemde maakte Brainerd ook kennis. Dit leidde tot een levenslange vriendschap en tot wederzijdse beïnvloeding.

De jonge zendeling besloot zijn voorvaderlijk landgoed te verkopen. Voortaan zou hij al zijn bezittingen en zijn leven besteden in dienst van de heidense indianen. Talrijke in- en uitwendige bezwaren moesten hierbij worden overwonnen. Brainerd moest grote ontberingen doorstaan, mede als gevolg van een zwakke gezondheid. Twintig uur per week zat hij gemiddeld in het zadel. Vaak moesten de grote afstanden ook te voet afgelegd worden.

De indianen hadden een ingeworteld wantrouwen tegen de zich christelijk noemende blanken. Die hadden hen immers van hun jachtgronden beroofd en hen uit winstbejag met drankmisbruik bekendgemaakt. Brainerd was een van de weinige ware christenen die men ooit had gezien. Bovendien stonden de indianen op een lage trap van beschaving, kenden ze een onvoorstelbare afgoderij en vormden hun talen een grote barrière. Die moedbenemende omstandigheden en de ondervonden tegenstand deden de jonge zendeling soms bijna besluiten zijn arbeid op te geven. Maar elke keer overwon de brandende begeerte naar de bekering van dit ongelukkige volk zijn twijfel en vrees.

Onwederstandelijke kracht
Na twee jaar intensieve arbeid had zich nog geen enkele bekeerling aangediend. In weerwil van satan, wereld en zonde volhardde Brainerd echter in vasten en gebed! In de hete en droge zomer van 1745 gebeurde het. Het behaagde de Heere des oogstes te Crosweeksung op wonderbaarlijke wijze Zijn kracht en genade in een grote menigte toehoorders te openbaren. „Ik stond verbaasd over de invloed die de hoorders bijna algemeen aangreep. Ik kon dit met niets anders vergelijken dan met de onwederstandelijke kracht van een machtige stroom of aanzwellende wolkbreuk, die met ondraaglijk gewicht en spanning neerdrukt en wegvaagt wat deze in de weg staat. Personen van alle leeftijden werden in zielenood neergebogen. Nauwelijks was iemand in staat de kracht van deze verrassende handeling te weerstaan. Oude mannen en vrouwen die gedurende vele jaren dronken ellendelingen waren geweest en kleine kinderen leken in wanhoop te verkeren vanwege hun ziel, evenals personen van middelbare leeftijd.”

Brainerd kon nauwelijks bevatten dat de Heere hém als een nietig instrument tot dit wonder had uitverkoren. Het had er volgens hem de schijn van alsof nu de gehele wereld bekeerd zou worden. Na verloop van korte tijd werden vele indianen van verschillende leeftijden gedoopt. De veranderingen in de dagelijkse levenspraktijk waren opmerkelijk. De begeerte naar nader onderwijs was groot, de broederlijke liefde vaak ongeëvenaard en de levenswandel geheiligd. Het zijn voor het natuurlijk verstand onbegrijpelijke zaken.

Jerusha
Het gerucht van de geestelijke opwekking onder de heidenen verspreidde zich wereldwijd na de publicatie van een gedeelte van Brainerds ”Journal”. In de zomer van 1747 kwam Brainerd te paard, uitgeput en in een vergevorderd stadium van tuberculose, aan bij Jonathan Edwards in de pastorie te Northampton om daar te sterven. In een brief aan zijn broer Israël schreef hij: „Ik verklaar, nu ik ga sterven, dat ik voor de hele wereld mijn leven niet anders bestemd zou willen hebben.” Brainerd werd geheel in beslag genomen door het verlangen naar de hemel. „Niets verkwikt mijn ziel zozeer dan wanneer ik tot God mag gaan, ja tot de God van mijn allerhoogste blijdschap.”

Tegen Edwards zei hij korte tijd voor zijn dood: „Ik ben in mijn gedachten bezig geweest met het oude, geliefde onderwerp, de voorspoed van Gods kerk op aarde.” Brainerd werd tot het laatste toe verzorgd door Edwards dochter Jerusha, met wie hij een innige vriendschap had gesloten en mogelijk zou zijn verloofd. Op de laatste zondag voor zijn dood vroeg Brainerd haar: „Lieve Jerusha, ben je gewillig afstand van mij te doen? Ik ben geheel gewillig om van jou te scheiden… Maar we zullen samen een zalige eeuwigheid doorbrengen.” Brainerd stierf in Edwards pastorie op vrijdag 9 oktober 1747 op negenentwintigjarige leeftijd, na nog geen vijf jaar ambtelijke arbeid. Enkele maanden later werd ook Jerusha ziek. Zij overleed na vijf dagen en werd op 15 februari 1748 naast Brainerd begraven op het kerkhof van Northampton.

Jaloersheid
Bij zijn laatste wilsbeschikking had Brainerd zijn geestelijke vader toestemming gegeven een gepast gebruik te maken van zijn nagelaten papieren, brieven en het door hem bijgehouden dagboek. Deze bescheiden heeft Edwards onder de titel ”An Account of the Life of the Late Reverend Mr. David Brainerd” in Amerika gepubliceerd. Later werd het boek in vele talen vertaald. Zo werden, in de weg van Gods voorzienigheid, de namen van Edwards en Brainerd voorgoed aan elkaar verbonden.

De „eerste volledige missionaire biografie die ooit werd gepubliceerd” (Iain H. Murray) verkreeg internationaal erkenning. Weinig boeken hebben zo veel invloed uitgeoefend op de ontwaking van de zendingsgedachte. En weinig boeken hebben zo aangespoord tot gebed als dit aangrijpende werk, dat onweersprekelijk een van de klassieken van de zendingshistorie is geworden. Van Valen noemt aan het eind van zijn overzicht een aantal zendelingen, onder wie William Carey en Robert Murray McCheyne, die door het dagboek van Brainerd zijn geïnspireerd.

De schrijver heeft naast een soort parafrase van Brainerds dagboek een boeiend verslag van het veelbewogen leven van deze gedreven missionaris gegeven. Wij hopen dat de lezing hiervan voor velen een aansporing zal betekenen het originele en volledige dagboek ter hand te nemen. Dit is afgedrukt in ”The Works of Jonathan Edwards”, deel twee. Voor wie de taal een belemmering is, verwijzen we naar het ”Historiesch Verhaal” (Utrecht 1756) met een Voorberigt van Ds. G. V. Schuylenborgh, dat mogelijk nog antiquarisch verkrijgbaar is. Het gaat om lectuur waar men klein onder wordt, lectuur ook van een dienaar Gods, van wie de zielspraktijk tot grote jaloersheid zou moeten verwekken.