Boekrecensie

Titel: Avondmaal vieren in de enige troost
Auteur: dr. M. Verduin

Uitgeverij: Groen
Heerenveen, 2000
ISBN 90 5829 129 4
Pagina's: 80
Prijs: ƒ 19,95

Recensie door ds. W. van Sorge - 21 februari 2001

De troost van het avondmaal

Dr. Verduin schreef ”Avondmaal vieren in de enige troost.” Het boekje is bedoeld als „een eenvoudige verklaring van het klassieke formulier van het Avondmaal.”

De publicatie is verdeeld in zes hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk –”Hoort de woorden der inzetting...”– vertelt iets over het ontstaan van het formulier. Deze passage eindigt met de uitspraak: „Het formulier van het Avondmaal is een juweel, een kostbare erfenis, die elementen bevat uit de gehele christelijke liturgische traditie.”

Dr. Verduin biedt ons in dit boek een uitleg die duidelijk en terzake is, zodat allerlei facetten van dit 'juweel' voor ons gaan schitteren. Zo komt bijvoorbeeld in het tweede hoofdstuk de zelfbeproeving aan de orde. Het eerste deel van de zelfbeproeving –„Een iedere bedenke bij zichzelf zijn zonden en vervloeking”– brengt het formulier in rechtstreeks verband met het offer van Christus op Golgotha: dáár zien we hoe zwaar God de zonden straft en hoe ernstig Hij de overtreding van Zijn wet opneemt. Mijns inziens terecht wijst de schrijver hierop.

Bij het tweede deel van de zelfbeproeving wordt de „gewisheid” van Gods belofte onderstreept, tot bemoediging van aangevochten gelovigen. Het derde deel benadrukt dat het niet in de eerste plaats om een dankbaar gevoel gaat, maar om de gezindheid van ons hart, die in onze concrete levenswandel tot uitdrukking komt. Hoofdstuk drie vermeldt schone dingen over ”Christus in onze plaats”. En hoofdstuk vier draagt als titel: „Ik heb de vaste grond gevonden”.

Terecht stelt de schrijver, nadat hij de roeping tot eenheid van de gelovigen benadrukt heeft, dat vooral rond de viering van het avondmaal de verdeeldheid pijnlijk ervaren wordt. Wie zal deze pijn niet meevoelen? Een concrete oplossing in deze nood kan ik evenmin geven als dr. Verduin. Hoofdstuk vijf gaat over onze verootmoediging voor God, hoofdstuk zes over Viering en dankzegging. De auteur onderstreept het gebod van de Heiland: „Doet dit tot Mijn gedachtenis.” In dit verband komt ook het „zich een oordeel eten en drinken” aan de orde: een uitdrukking die vaak wordt misverstaan.

Bredere uitwerking
Tot slot een kritische opmerking of vraag, die echter slechts details betreft. Persoonlijk vind ik het jammer dat dit reformatorische boek ingeleid wordt met een lied van de rooms-katholieke theoloog Thomas van Aquino. Met name de beginstrofe acht ik zeer aanvechtbaar. In het gedeelte over „onwaardiglijk eten en drinken” wijst dr. Verduin terecht op de liefdeloosheid in Korinthe. Stellig actueel voor de christelijke gemeente nú. Maar kan deze uitdrukking niet een bredere uitwerking en toepassing krijgen? Is het wérkelijk waar dat de praktijk van vier à vijf avondmaalsvieringen per jaar een smaden van de hemelse Gastheer is? (zie blz. 62). Het lijkt mij dat hier te veel beweerd wordt. Hier kan noch Chrysostomus noch Calvijn noch dr. Verduin mij overtuigen. Bij de literatuur miste ik het boek van ds. H. Visser: ”Tot Mijn gedachtenis”. Deze opmerkingen doen geen enkele afbreuk aan mijn oprechte waardering voor het vele goede dat ons in kort bestek in dit boek geboden wordt.