Boekrecensie

Titel: Huisgenoten Gods
Auteur: drs. E. F. Vergunst

Uitgeverij: Groen
Heerenveen, 2000
ISBN 90 5829 131 6
Pagina's: 140
Prijs: ƒ 24,95

Recensie door ds. P. D. J. Buijs - 7 februari 2001

Jood en christen,
twee huisgenoten

Drs. E. F. Vergunst, hervormd emeritus predikant te Ridderkerk, weet zich zeer betrokken bij de bezinning op de relatie tussen Israël en de kerk. Zijn jarenlange voorzitterschap van de stichting Shaare Zedek getuigt daarvan. Hij heeft nu een boek het licht doen zien onder de titel ”Huisgenoten Gods. Het geheim van Israël en de gemeente”.

Op de achterflap van het boek staat te lezen: „Als eerstgeboren zoon heeft Israël in Gods handelen zijn unieke en onverliesbare plaats. Intussen heeft ook de gemeente uit de volken in het huisgezin van God een plaats ontvangen en deelt zij mee in de erfenis van Israël. Joden en christenen behoren nu samen tot de huisgenoten van God en zijn als zodanig onlosmakelijk aan elkaar verbonden. Het is voor de gemeente van groot geestelijk belang daar bijbels zicht op te hebben. Wie Israël uit het oog verliest, raakt het zicht op Gods heilsraad en heilsdaden kwijt. Dat kan alleen maar tot geestelijke schade zijn.”

In tien hoofdstukken gaat de schrijver in op de verhouding tussen beide huisgenoten. Aan elk hoofdstuk zijn gespreksvragen toegevoegd, zodat het boekje zich leent om in bijbelkringen en gespreksgroepen te worden besproken. Ook is een tiental meditaties toegevoegd over Israël in de prediking, onder andere bij de heilsfeiten, bij Petrus en bij Paulus. Ten slotte is een brief opgenomen die door een zekere Shlomo ben Amnon vanuit Israël is geschreven aan vrienden van het Israël Comité Nederland: het aangrijpende relaas over 35 Joodse kinderen die in 1941 in het concentratiekamp Kamenec-Podolsk naar de grafkuil gingen, terwijl ze Psalm 23 zongen. Even later werden ze doodgeschoten. Een brief die ontroering én vragen oproept.

Uit het boek spreekt de passie van ds. Vergunst voor Israël. En dat heeft hij van geen vreemde. Ging de apostel Paulus hem daar niet in voor (Rom. 9:1-3)? Sterker nog: zien we het niet in het leven van de Heere Jezus Zelf? Wie het boekje doorneemt, proeft ook telkens de zorg van de schrijver, dat er binnen de gemeente te weinig bijbels zicht op Israël te vinden is. Te vaak wordt –onbewust– toch de opvatting gehuldigd dat de kerk in de plaats van Israël is gekomen. Overtuigend toont dit boek aan dat niets minder waar is, en dat er nog altijd rijke beloften in de Schrift voor Israël te vinden zijn. Zorgvuldig luistert ds. Vergunst naar de Schriften, die ook op dit punt onvermoede diepten blijken te bevatten. We kunnen er alleen maar onze winst mee doen. Overigens is hij terughoudend over de concrete invulling van de beloften voor Israël. En terecht. We weten maar al te zeer hoe er om ons heen allerlei scenario's worden uitgedacht, die meer product zijn van menselijke fantasie dan van eerlijk luisteren naar de Bijbel.

Wel vraag ik me af of de toepassing van de gelijkenis van de verloren zoon, die als een rode draad door dit boek loopt, niet iets te kort door de bocht is. En wie zal het laatste woord spreken over Rom. 11:26 – „alzo”, of toch: „daarna”? Wat mij opviel: de taak van de kerk ten opzichte van Israël ziet de schrijver vooral liggen in voorbede en daadwerkelijk meeleven. Maar hoe zit het met het getuigenis van het Evangelie? Deze studie verdient een breed lezerspubliek. De zaak waarom het gaat is het waard!