Boekrecensie

Titel: De Tien Geboden anno nu
Auteur: André Chouraqui

Uitgeverij: Meulenhoff
Amsterdam, 2000
ISBN 90 2906 804 3
Pagina's: 255
Prijs: ƒ 39,50

Recensie door G. Roos - 17 januari 2001

Politieke vertaling boek Chouraqui zou gevaarlijk zijn

Degradatie van de decaloog

Jean de Jáuregui probeerde in de zestiende eeuw Willem van Oranje te vermoorden. Of André Chouraqui (1917) familie van hem is? Mogelijk brengt de klank zo'n veronderstelling tot leven. Maar wie een boek schrijft over de Tien Geboden kan zelf geen aanslag op prinsen beramen. De in Algerije geboren Franse Jood, ooit adviseur van Ben Goerion, eens plaatsvervangend burgemeester van Jeruzalem, stelt vast dat de decaloog meer dan ooit van belang is. Toch stelt de publicatie teleur.

Chouraqui streeft naar een wereldwijd geldende ethiek. Zijn boek komt voort uit verlangen zijn werk, gewijd aan vertaling van het Oude en Nieuwe Testament en de koran, „af te sluiten met een synthese.” Hij ziet al vanaf zijn kinderjaren de tien Woorden als samenvatting van alles wat de mens kan bevatten en voor het universum kan wensen.

Van uniciteit van het Joodse of christelijke geloof of de islamitische religie blijkt geen sprake. Want „vanaf de hoogten van de Sinaï wordt Mozes verenigd met Jezus, met Mohammed en de boodschappers van andere godsdiensten uit alle tijden en werelddelen, en nodigt ons uit voor de liefde te kiezen om simpelweg te kunnen leven.”

Deze haaks op het christelijk geloof staande idee is van groot belang voor Chouraqui's verstaan en hanteren van de Tien Geboden. Vanuit het perspectief van de Bijbel vormen zij immers geen doel in zichzelf. Zij willen niet louter ten dienst van mensen functioneren. Het gaat bij de volgelingen van Jezus van Nazareth, de Messias, tevens om herstel van de –ooit in het Paradijs verloren– liefde achter het doen en laten als dienst aan God. Het Godsbeeld dat de auteur hanteert, verklaart waarom hij niet in dit spoor loopt.

Godsbeeld
Achter elke wet zit een regisseur. Welke Wetgever dient de auteur? Het bestaan van een Opperwezen kan volgens Chouraqui niemand in twijfel trekken. Maar de Schepper heet „ongenoemd en naamloos, met geen andere geschiedenis dan die van de schepsels die uit zijn Woord zijn ontstaan.” Deze God „kent geen andere vorm, begrenzing of geschiedenis dan die van de schepsels die Hij naar Zijn evenbeeld heeft geschapen.” Bij deze keuze rijst de vraag of Hij een echte Persoon is, met uit de Bijbel af te leiden karaktertrekken? Of de volstrekt onkenbare?

Volgens de Franse Jood „biedt het hebraïsme een derde weg tussen het persoonlijke polytheïsme en het onpersoonlijke monotheïsme: die van het persoonlijk monotheïsme dat aan de heidenen uit het Midden-Oosten een warme verstandhouding met het Wezen ontleent en langs nog onduidelijke weg geïnspireerd is door het onvoorstelbare vermogen tot abstractie van de Zuid- en Oost-Aziatische volken.” Zo zou Israël het 'voorrecht' hebben de betrekking van afhankelijkheid tussen het goddelijke en het menselijke te hebben vervangen door een voorstelling die eerder van toepassing is op individuele relaties, de liefde tussen ouder en kind.”

Eigenlijk valt dit zo op te vatten alsof Israël deze God heeft gemaakt. Weliswaar zegt Chouraqui dat „de Hebreërs de identiteit van hun Elohims, Schepper van hemel en aarde en alles wat ze bevatten, als een openbaring hebben begroet.” Maar dat betekent nog niet dat Chouraqui het begrip openbaring als van boven gegeven uitgangspunt oppakt. Het woord openbaring krijgt in zijn visie een totaal andere vulling dan in de oud-christelijke kerk en de Reformatie.

Gevaarlijk
De schrijver komt er toe vast te stellen dat „het eerste gebod de weg heeft geëffend voor een volledige verzoening tussen joden, christenen, moslims, de rest van de mensheid en tenslotte de hele schepping.” Zoiets kan –indien iemand het politiek zou vertalen– gevaarlijke vormen aannemen. In het volgen bijvoorbeeld van het pleidooi van de auteur om „hokjesgeest die het bestaan verdeelt” te overschrijden, als „een voorwaarde sine qua non voor het welzijn van onze mensheid.”

„De religieuze toekomst van de mensheid ligt” –nog altijd volgens de vroegere adviseur van Ben Goerion– „in een harmonieuze relatie tussen de onpersoonlijke theologieën van het Oosten en het personalisme van de joden, christenen en moslims. Dat is het paradoxale van het Wezen. Midden in het immanente is hij op onpersoonlijke wijze één met die theologieën omdat de bron van de goddelijke uitvloeiing het oneindige is van het niet-zijn.”

Mens als God
De mens is vanuit de optiek van Chouraqui medeschepper. „De mensheid, die vele honderdduizenden jaren oud is, heeft zelf zijn geschiedenis geschapen. Eigenlijk wordt de mens uitsluitend uit zichzelf geboren.” Wie, zoals de auteur, poneert dat het een plicht van de mens is door naleving van de wetten de eenheid van de godheid onder de mensen te volbrengen, loopt de kans versleten te worden voor iemand die God en mens vereenzelvigt.

Onbijbelse mystiek viert hoogtij in dit boek. De Tien Geboden zouden „een archetype” vormen van de geschiedenis van de wereld. „Zelf is die geschiedenis een grote, kosmische week die zal eindigen met onze terugkeer naar het Paradijs, waar we zullen genieten van de rust van de rechtvaardigen.”

Chouraqui knoopt aan bij Bahya ibn Pakuda die in het Arabisch liefde typeert als „een bezieling van het bestaan, die zich in zijn essentie losmaakt in de richting van de Geliefde om één te worden met zijn verheven licht.”

Volgens de auteur komt deze definitie overeen met die van Johannes de Evangelist, maar komt zij ook terug in het denken van Joodse mystici en islamitische theologen, alsmede 'onsterfelijken' in Perzië. Bij christenen zoals Meister Eckhart, Theresia van Avila en Johannes van het Kruis, of ook de anonieme auteur van de Imitatio Christi. „De gemeenschappelijke inspiratiebron is het todo en het nada, het al en het niets, het naamloze Niets, zonder gezicht of geschiedenis, een eeuwig mysterie waar de Schepper zich bevindt en dat in het Hooglied en de psalmen wordt bezongen. Alle mystici vertellen ons dat de Plaats van het wonderlijke treffen tussen het Opperwezen en het ultieme Niets de plek is waar de theïsten en agnosten zich met elkaar verzoenen.”

Rechten van de mens
Na kennisname van deze uitgangspunten van Chouraqui komt het ook niet meer vreemd over als hij de Tien Geboden en de Universele Verklaring van de rechten van de mens –direct voortkomend „uit de juridisch georganiseerde gemeenschap van alle volken en uitdrukking gevend aan het gemeenschappelijk streven van alle mensen”– op één lijn plaatst. „Op 10 december 1948 „gaf de hele mensheid blijk van een zowel ruimtelijke en temporele als spirituele universaliteit.” De auteur ziet in de Universele Verklaring een soort bekroning van de universele zeggingskracht van de Decaloog.

Volgens Chouraqui heeft de Universele Verklaring voor alle mensen van alle naties dezelfde imperatief van de vrijheid tot gemeengoed gemaakt die in het boek Exodus wordt verkondigd door de Tien Geboden, die zich onmiddellijk openbaren als het prototype van de plichten van de mens. De Decaloog biedt de mensheid een handvat van de vrijheden van een volk dat uit de slavernij is verlost.

Doel van de wet
Volgens Chouraqui hadden „de Hebreeuwse bijbel, het Nieuwe Testament en de Arabische koran, als doel het koninkrijk Gods op aarde te vestigen.” En „de boodschap van de koran had als doel de voorgaande verbonden, die van Mozes en Jezus, in te lossen, de verbonden tussen de hele mensheid en de Schepper van hemel en aarde tot leven te wekken teneinde de wereld te redden.”

Deze visie op de wet zonder de soevereine 'Regisseur' die Zich in de Bijbel openbaart in Zijn eigenschappen, doet tekort aan haar karakter. In feite degradeert zij de decaloog. Wie de Tien Geboden losmaakt van de persoonlijk door genade kenbare Wetgever en niet vraagt naar de liefde tot Zijn Persoon, kan de wet hanteren met een schijn van waarheid. Maar zo iemand doet haar tekort. In dat opzicht ligt het denken van sommige papieren leden van een gereformeerde kerk niet ver bij dat van Chouraqui vandaan.

New Age
Luthers laatste woord tot Zwingli tijdens het Marburger godsdienstgesprek in 1529 was: „Gij zijt van een andere geest dan wij.” Die woorden reserveerde ik voor het slot van deze recensie. Ondanks de veelbelovende titel. Van enige apologetiek in de zin van C. S. Lewis blijkt na een eerste gretig grijpen naar dit boek geen sprake. Aristoteles (384-322 voor Christus) lijkt meer zeggenschap te hebben dan Schleiermacher (1768-1834) die in elk geval nog stelde dat het christendom als de hoogste ontwikkeling van het religieuze leven wonderwel overeenstemt met de diepste intenties van de menselijke geest. Of valt er te denken aan New Age? Volgens het New-Agedenken bestaat God vooral in goddelijke kracht en energie en maakt de mens dan deel uit van deze goddelijke energie. Zoals ook in het hindoeïsme kwaad niet zozeer zonde is, maar een onverlicht zijn, en verlossing niet plaatsheeft door een kracht van buiten maar via zelfverwerkelijking. Chouraqui lijkt daarbij aan te sluiten.