Boekrecensie

Titel: Truth Decay. Defending Christianity Against the Challenges of Postmodernism
Auteur: Douglas Groothuis

Uitgeverij: InterVarsity Press, Downers Grove
Illinois (USA)/Leicester (Engeland)
ISBN 0 85111 524 1
Pagina's: 303
Prijs: ƒ 76,50

Recensie door dr. P. de Vries - 10 januari 2001

Pleidooi voor
leerstellig christendom

Aan het leerstellige element van het christelijk geloof wordt in onze postmoderne tijd weinig waarde toegekend. Ook binnen de gereformeerde gezindte wordt soms gehoord dat het niet gaat om opkomen voor leersystemen, maar om het belijden van Gods grote daden. Het boek ”Truth Decay” van Douglas Groothuis kan ons leren dat dit een onjuiste tegenstelling is. Bijbels christendom is ook een leerstellig christendom, dat de gezonde leer bewaart ter wille van een gezond geloofsleven en een gezonde geloofservaring.

Douglas Groothuis, professor in de filosofie aan het Denver Seminary in de Verenigde Staten, vertelt in zijn jongste boek, ”Truth Decay. Defending Christianity Against the Challenges of Postmodernism” (”Het verval van de waarheid. De verdediging van het christelijk geloof tegen de uitdagingen van het postmodernisme”), hoe hij eens een interreligieuze samenkomst bijwoonde. Vrijwel alle deelnemers brachten naar voren dat hun godsdienstige overtuigingen die van de ander niet uitsloten maar aanvulden. Zij zagen iedere religie als een oprechte poging om God te dienen. Daarachter zat de gedachte dat wij geen objectieve en voor elk geldende kennis over God kunnen bezitten. De enige waarheid die universeel geldt is dat wij de religieuze en levensbeschouwelijke opvattingen van de ander moeten respecteren.

Onder de aanwezigen was een islamitische vrouw die hiertegen protesteerde. Zij bracht naar voren dat iedereen diende te erkennen dat Allah god was en Mohammed zijn profeet. Groothuis stelt dat hij uiteraard niet kon instemmen met wat deze vrouw betuigde. Wat hem echter met haar verbond was het zicht op de aard van de waarheid. De waarheid die de christelijke kerk belijdt is dat God, Die Schepper is, Zijn Zoon zond ter verzoening van de zonde. Niemand deelt in de zaligheid tenzij hij met de mond belijdt dat Jezus Heere is en met het hart gelooft dat God Hem uit de doden heeft opgewekt.

Groothuis zet in ”Truth Decay” niet uitvoerig de inhoud van de waarheid uiteen, maar geeft een uiteenzetting en verdediging van het gegeven dat de waarheid objectief en universeel geldend is. Hij laat zien dat deze overtuiging wezenlijk is voor het christelijk geloof.

Objectieve waarheid
De studie van Groothuis beweegt zich op het grensgebied van theologie en filosofie. De verhouding tussen deze twee is altijd spanningsvol geweest. Het is echter een misverstand te menen dat de vragen van de filosofie van geen enkel belang zijn voor de theologie en dat men hieraan geen aandacht hoeft te schenken of zelfs maar mag schenken. In de filosofie bezint men zich onder andere op de aard van de waarheid en de werkelijkheid. Nu worden deze problemen niet rechtstreeks in de Schrift aan de orde gesteld, de bijbelse boodschap is echter wel verbonden met een bepaalde kijk op de aard van de waarheid en de werkelijkheid.

Kenmerkend voor het postmodernisme is dat het ontkent dat er een objectieve en algemeen geldende waarheid is. Terwijl het modernisme zich afzette tegen klassieke vormen van christendom omdat die voor de rechtbank van de rede niet zouden kunnen bestaan, keert het postmodernisme zich tegen het voor het orthodoxe christendom zo fundamentele gegeven dat de waarheid die het belijdt, geldig is voor alle tijden, alle plaatsen en alle mensen.

Absolute tolerantie
Groothuis wijst er overigens op dat we de tegenstelling tussen modernisme en postmodernisme niet groter moeten maken dan zij feitelijk is. Het modernisme maakte de rede los van God en Zijn openbaring. Het ging uit van de allesbeheersende plaats van de rede. Met betrekking tot de zichtbare werkelijkheid was het uitgangspunt dat deze volledig door de natuurwetenschappen zou worden beschreven. Levensbeschouwing en ethiek werden niet, zoals in het klassieke christelijke geloof het geval was, gerelateerd aan historische gebeurtenissen. Men dacht op basis van de rede een universele levensbeschouwing en ethiek te kunnen opstellen.

Deze gedachte nu wordt door het postmodernisme radicaal verworpen. Levensbeschouwelijke en ethische inzichten worden als cultuurbepaald en uiteindelijk persoonsgebonden gezien. De gedachte dat er een universeel geldende waarheid en ethiek zijn, wordt als hoogmoed gezien.

Echter, ook het postmodernisme blijkt ondertussen van een universeel geldende norm uit te gaan. Dat is de norm van absolute tolerantie, een norm die ten slotte in zichzelf tegenstrijdig is. Het postmodernisme pleegt geen vraagtekens te zetten bij de allesomvattende plaats die aan de natuurwetenschappen wordt toegekend. Evenmin als bij het modernisme is er plaats voor de historische realiteit van de wonderen die ons in de Schrift worden verhaald. De relativering van de rede blijkt in haar algemeenheid althans niet te leiden tot een relativering van de betekenis die aan natuurwetten mag worden toegekend.

Het modernisme gaat uit van een universele, niet aan de openbaring gebonden rede en het postmodernisme van de persoonsgebonden, individuele ervaring. Wat zij in ieder geval met elkaar gemeenschappelijk hebben, is dat zij de openbaring verwerpen. In het verwerpen van de openbaring heeft het modernisme, dat nog van een universele waarheid wilde weten, de weg bereid voor het relativisme van het postmodernisme.

MacGrath
Groothuis bestrijdt dat wij een tegenstelling mogen maken tussen de visie dat God in de Bijbel Zichzelf openbaart en dat Hij ons waarheden over Zichzelf openbaart. Deze twee mogen we niet van elkaar losmaken. Het tweede element staat onder invloed van het postmodernisme onder zware druk.

Op dit punt gaat Groothuis de confrontatie aan met MacGrath. Hij stelt mijn inziens volledig terecht dat MacGrath geen recht doet aan de betekenis van het leerstellig element in het christelijk geloof. MacGrath ziet de dogma's en de christelijke leer allereerst als een neerslag van geloofservaring. Groothuis beklemtoont dat voorop moet staan dat zij de bijbelse boodschap weergeven. Ervaring is onmisbaar, maar dan wel ervaring van de waarheid. De Bijbel openbaart ons niet alleen de daden van God, maar geeft ook de interpretatie van die daden. De woorden Gods zijn ons toebetrouwd.

MacGrath stelt de relevantie en aantrekkelijkheid van het christelijk geloof centraal. Een ander bezwaar van Groothuis tegen MacGrath is dan ook dat deze geen recht doet aan het fundamentele belang van de waarheidsvraag. Groothuis brengt naar voren dat bij de presentatie van het christelijk geloof de waarheid ervan het uitgangspunt moet zijn. Van hieruit moet de persoonlijke en culturele situatie van de postmoderne mens worden doorgelicht. De benadering van Paulus op de Areopagus moet hierbij voor ons model zijn. Ongetwijfeld is het christelijk geloof relevant. Daarover kan echter alleen in het licht van de waarheid van het christelijk geloof worden gesproken.

Denkwetten
In zijn studie beklemtoont Groothuis dat waarheid datgene is wat met de werkelijkheid correspondeert. Hij bestrijdt de gedachte dat innerlijke consistentie een genoegzame voorwaarde voor waarheid is. In dit verband vraagt hij aandacht voor de denkwetten zoals die op noemer zijn gebracht door Aristoteles. Deze zijn universeel. Wereldwijd geldt dat een uitspraak over de werkelijkheid niet tegelijkertijd waar en niet waar kan zijn. Christelijk geloof is niet rationalistisch, maar het is wel rationeel te verantwoorden.

Ik ben het hier van harte mee eens, zij het dat ik meer dan Groothuis wil benadrukken dat de bijbelse openbaring ons waarheden openbaart die alleen in het geloof gekend kunnen worden. De denkwetten als zodanig laten ons niet zien wat waarheid is. Zij hebben een puur formele functie. In het verstaan van de openbaring heeft de rede slechts een dienende functie. Dit facet wordt door Groothuis niet ontkend, maar komt toch wat te weinig uit de verf.

Het is typisch postmodern om aandacht te hebben voor verhalen. Verhalen worden als een middel gezien om de eigen situatie weer te geven en te interpreteren. In de Bijbel staan ook tal van verhalen. In de zogenaamde narratieve theologie, die in Nederland onder meer door Nico ter Linden wordt bedreven, is onder invloed van het postmodernisme het feitelijk karakter van de bijbelse geschiedenissen niet van belang.

Groothuis laat echter zien dat zo'n benadering strijdig is met de wijze waarop in de Bijbel de geschiedenissen worden gepresenteerd. Deze staan alleen binnen het grote kader (of om het postmodern te zeggen: het grote verhaal) van schepping, zondeval, verlossing en voleinding. De boodschap van het christelijk geloof is onlosmakelijk verbonden met het gegeven dat schepping, zondeval, verlossing en voleinding geen mythes of sagen, maar feiten zijn.

Televisie
In een bijlage gaat Groothuis nog in op het medium televisie. Hij stelt dat de televisie een aanjager is voor het postmodernisme. Wij maken via dit medium altijd op een bepaalde wijze kennis met de werkelijkheid. Dit draagt bij tot de gedachte dat er geen allesomvattende kijk op de werkelijkheid is, maar dat die kijk puur persoonlijk is bepaald. Het is ook kenmerkend voor de televisie dat informatie op fragmentarische wijze tot ons komt. Groothuis komt niet zover dat hij adviseert de televisie buiten de deur te houden, maar hij pleit wel voor uiterste terughoudendheid.

Wanneer in een postmodern klimaat normen worden gehanteerd (bijvoorbeeld het opkomen voor minderheidsgroepen), kan men dat uiteindelijk zelf niet rechtvaardigen. Het postmodernisme blijkt de normloosheid (of anders gezegd: de puur persoonlijke bepaalde normen) die het als hoogste waarde propageert, ook zelf niet te kunnen waarmaken.

Groothuis ontkent dat ethische normen cultuurbepaald zijn. Hij neemt het op voor het huwelijk als enige instelling waarbinnen de gave van de seksualiteit mag worden beoefend. Bijzonder jammer is dat hij geen moeite blijkt te hebben met de vrouw in het ambt en de gehele vrouwenemancipatie. Hij wil niet op postmoderne wijze teksten laten zeggen wat je ze wilt laten zeggen, maar naar zijn mening zijn teksten over de positie van de vrouw de eeuwen door niet juist verstaan. Hij beweert dat Paulus met de zogenaamde zwijgteksten alleen ordemaatregelen geeft, om misstanden in gemeentelijke samenkomsten te voorkomen. Op geen enkele wijze gaat hij echter in op de scheppingsordeningen. Het verschil in positie en taak van man en vrouw (wat iets anders is dan ongelijkwaardigheid) vloeit immers uit de schepping en de daaraan verbonden scheppingsopdracht voort.

Reformatorische wijsbegeerte
Wanneer ik zijn visie op de positie van de vrouw buiten beschouwing laat, is wat Groothuis in ”Truth Decay” naar voren brengt, ook in onze Nederlandse situatie van belang. Wereldwijd doen zich dezelfde ontwikkelingen voor. Binnen de gereformeerde gezindte is er in het algemeen niet zo veel aandacht voor filosofische vragen. Een duidelijke uitzondering vormt de reformatorische wijsbegeerte. In de vorm waarin zij werd voorgedragen door Dooyeweerd en waarin zij nu nog wordt voorgestaan door onder meer Ouweneel, speelt het onderscheid tussen het theoretische denken en de naïeve ervaring een grote rol. Doordat dit onderscheid zo strak wordt gehanteerd, wordt geen recht gedaan aan het gegeven dat de Bijbel ook geopenbaarde waarheden weergeeft.

Zeker de laatste jaren is er binnen de kringen van de reformatorische wijsbegeerte meer diversiteit gekomen en het strakke onderscheid tussen naïeve ervaring en theoretisch denken wordt niet meer door iedereen gedeeld. Ik hoop dat men in deze kringen kennisneemt van de gedachten van Groothuis en die op positieve wijze weet te integreren. Ik wijs ook nog op het feit dat, terwijl de reformatorische wijsbegeerte veelal spreekt van schepping, zondeval en verlossing, Groothuis heel terecht de voleinding daaraan toevoegt. Deze wereld wordt geoordeeld en er is alleen behoud in Christus. Wie deze notie verwaarloost, komt tot een ongeoorloofd cultuuroptimisme.

Wij leven in een tijd waarin aan het leerstellige element van het christelijk geloof weinig waarde wordt toegekend. Ook binnen de gereformeerde gezindte wordt soms gehoord dat het niet gaat om opkomen voor leersystemen (dat is op zich al een suggestief woord), maar om het belijden van Gods grote daden. Het boek van Groothuis kan ons leren dat dit een onjuiste tegenstelling is. Ik merk terzijde op dat we hier feitelijk een terugkeer zien van het door de vroegere ethische richting in de Hervormde Kerk gehanteerde adagium ”Niet de leer maar de Heer”. Het geloof in Christus heeft bijbels gezien een welomschreven inhoud. Bijbels christendom is ook een leerstellig christendom, dat de gezonde leer bewaart ter wille van een gezond geloofsleven en een gezonde geloofservaring.

Antwoord
Het zal duidelijk zijn dat het boek van Groothuis geen gemakkelijk boek is, al is het helder geschreven. Het vooronderstelt basiskennis van de filosofie en zicht op elementaire filosofische vraagstukken. Wie die bezit kan met dit boek zijn of haar winst ongetwijfeld doen. In ieder geval kan de lezer ervan leren dat het christelijk geloof de confrontatie met de werkelijkheid en met de postmoderne mens niet uit de weg hoeft te gaan, maar aankan en meer dan dat. Het heeft het enige werkelijke antwoord op de diepste en uiteindelijke vragen. Immers, naar het woord van Augustinus is het hart van een mens onrustig totdat het rust vindt in God.