Boekrecensie

Titel: Het geestelijke leven
Auteur: Theodorus à Brakel

Uitgeverij: Koster
Barneveld, 2000; ISBN 90 5551 165 X
Pagina's: 344
Prijs: ƒ 49,50

Titel: De trappen van het geestelijke leven
Auteur: Theodorus à Brakel

Uitgeverij: Koster
Barneveld, 2000
ISBN 90 5551 166 8
Pagina's: 317
Prijs: ƒ 49,50

Titel: Theodorus à Brakel; Een voorbeeld van allertederste Godsvrucht
Auteur: drs. A. Ros

ISBN 90 5551 179 X
Pagina's: 103
Prijs: ƒ 17,90. Tot 1 januari 2001 gratis bijgeleverd bij bovengenoemde twee boeken.

Recensie door J. M. D. de Heer - 27 december 2000

Het nut van
„christelijke oefeningen”

Het gebed is de ademtocht der ziel. Met deze uitdrukking wordt wel aangegeven dat het geestelijk leven niet zonder gebed kan. In de zeventiende eeuw breidde ds. Theodorus à Brakel dit uit. In zijn twee hoofdwerken wijst hij herhaaldelijk op het nut, ja de noodzaak dat een christen „dagelijks hebbe enige Christelijke oefeningen.” Met deze opwekking begint hij zelfs zijn eerste boek, ”Het geestelijke leven”, dat nu samen met ”De trappen van het geestelijke leven” voor een schappelijke prijs in nieuwe spelling in de winkel ligt.

Wie snel, deze week nog, de bestelling voor beide boeken plaatst, krijgt een biografie van Theodorus à Brakel, geschreven door drs. A. Ros, cadeau. Het boek gaat voor een deel terug op een eerdere uitgave over Theodorus à Brakel, zijn zoon Wilhelmus en diens echtgenote Sara Nevius.

Theorodus à Brakel was afkomstig uit een rooms-katholiek geslacht, werd geboren en groeide op in Enkhuizen en bleef als predikant het noorden van het land trouw (Jellum en Beers, 1638; Den Burg (Texel), 1652; en Makkum, 1653 tot zijn overlijden in 1669). In de laatste jaren van zijn leven ontvielen de predikant vijf dochters. Het knakte zijn gestel.

Ros deed interessant speurwerk naar de dichtwerken die de boeken van Theodorus opsierden, waaruit onder meer blijkt dat de predikant bevriend is geweest met Theodorus Couperus, eveneens auteur van stichtelijke werken. Ook zorgde Ros ervoor dat de heruitgaven van Theodorus' hoofdwerken nu compleet met opdracht en woord vooraf het licht zien.

Het biografisch getinte boekje roept eigenlijk om een vervolg. Het zou de moeite waard zijn de werken van Brakel sr. en jr. met elkaar te vergelijken en nader onderzoek te doen naar de aard van de vroomheid in de familie Brakel. Gemeenschappelijke thema's zijn in elk geval de geestelijke overdenkingen, zelfverloochening, het vasten en de waardering voor profetie. Maar ook in geloofsleer en -leven zijn de overeenkomsten tussen het drietal frappant.

Vrienden
Theodorus schreef ”Het geestelijke leven” als predikant van de Friese dorpjes Jellum en Beers, waar hij gezelschappen met zijn „bijzondere vrienden” hield. Deze drongen erop aan de stof die hij behandelde op papier te zetten. In den lande bleek al snel dat velen blij waren met het boek. Ruim een eeuw lang zouden de herdrukken elkaar in rap tempo opvolgen.

Al lezend in beide werken zal een belangstellende lezer met klimmende verwondering en respect moeten vaststellen dat Theodorus een nabij leven had aan Gods genadetroon. 's Morgens stond hij in alle vroegte op (drie à vier uur) om de dag te beginnen met de verheerlijking van God en de overdenking van Christus' leven, en in het bijzonder Zijn lijden. Als wij God verheerlijken, schrijft à Brakel in ”Trappen” (67), is Hij altijd bij ons tegenwoordig; want Hij woont onder de lofzangen Israëls.” Overigens zou Wilhelmus later schrijven dat zijn vader „niemand een regel wil voorschrijven.”

Kernachtig beschrijft à Brakel het wezen van zijn oefeningen in ”Trappen”: „Ik neem Christus Jezus aan door het ware geloof en eigen mij Hem toe, zo ben ik dan wederom rechtvaardig” (219), en elders: „Wij moeten ons dus ten enenmale door het geloof aan God overgeven, wetend dat onze zaligheid alleen wordt bepaald door Gods eeuwig en onveranderlijk welbehagen dat Hij in ons gehad heeft” (269).

Opvallend is de orde die à Brakel in de geestelijke overdenkingen adviseerde. Zelfs in het hoofdstuk over ”geleid worden als in de derde hemel” adviseert de predikant zijn lezers: „Hij beginne liever van onderaf zijn ellende eerst te overdenken en Christus' lijden en sterven voor ons... en wachte totdat God hem brenge tot die hoogte om Zijn liefde te zien.” In het licht van Brakels oefeningen is aan te nemen dat dit geen vlotte, beschouwelijke conclusies geweest zijn.

UItblussen
In zijn eerste pennenvrucht geeft à Brakel concrete aanwijzingen voor de stof van overdenkingen op alle dagen van de week (125), hij roept op te passen voor het „onnodig bedrijf” der wereld, omdat de Geest „door die dingen wordt uitgeblust” (134). Het tweede deel van het boek bevat aanwijzingen hoe een „godvruchtig mens” zich heeft te gedragen als hij door God getroost wordt of juist die troost moet missen. Juist om deze praktische aard prees Gisbertus Voetius het boek.

De ”Trappen” gaan over vergelijkbare thema's. Toch hebben de twee boeken een verschillend karakter. In ”Het geestelijke leven” leert de lezer Theodorus het duidelijkst kennen als leider en raadsman van godvruchtige gezelschappen. In ”Trappen” klinkt meer de vader die tegenover zijn nageslacht verantwoording aflegt van de hoop die in hem is. Het werk heeft ook de vorm van samenspraken tussen vader en zoon. Vooral het tweede deel is zeer persoonlijk. Theodorus laat daarin blijken dat de adviezen die hij anderen gaf in zijn eigen leven praktijk waren.

In ”Trappen” vertelt hij achtereenvolgens over zijn geestelijke oefeningen als kind, jongen en vader (verreweg het grootste deel) in Christus. Als kind in Christus –Theodorus was toen een kind– „drong mijn geest mij tot bidden... Ik overpeinsde ook wel het lijden en sterven van Christus... Ik begon mij nu en dan van spijze te onthouden” (106).

Een duidelijke toename en opklimming is waar te nemen. Theodorus leerde God verheerlijken niet zozeer om de weldaden die in zijn leven verheerlijkt waren, als om God Zelf (193). Ook kwam de predikant als vader in Christus tot de ontdekking dat hij tijdens zijn nachtrust de gemeenschap met God kwijtraakte. En dus stond hij, naar het voorbeeld uit Psalm 119:62, te middernacht op om God te loven. En hoewel zijn lichaam hem soms „bedroog” door slaap te vragen, zette de predikant door, met een beroep op diverse psalmen. „Kon ik maar zonder rusten mij altijd in God vermaken!” (156).

Kenmerken
Achter de twee boeken zijn enkele kleinere werkjes gevoegd met christelijk meditaties en gebeden en over de kenmerken van de genade (opgesteld, zeer bijbels, naar aanleiding van de orde des heils in Romeinen 8:29-30). In ”Trappen” zal de auteur zijn 'zoon' overigens wel waarschuwen voor het gevaar „teveel in uzelf, op uw heiligmaking” te staan. „Ik heb u al gezegd: Gij moet buiten uzelf gaan, in Christus; daar zijt gij volmaakt” (70, zie ook 57).

Aan ”Trappen” voegde zoon Wilhelmus een verslag van het sterfbed van zijn vader toe. Met ontroering hoorde hij aan hoe zijn vader sprak over „de bekering der Joden en hun herstelling; alsmede van een heerlijker staat van de Kerk van Jezus Christus op aarde.”

De levenswandel van Theodorus heeft een onuitwisbare indruk achtergelaten in het gezin à Brakel. In zijn Redelijke Godsdienst prijst Wilhelmus het nut van de persoonlijke overdenkingen aan. Van Sara Nevius is een reeks meditaties bewaard gebleven, omdat Wilhelmus ze na haar overlijden uitgaf.

Maar ook Anna Maria van Schurman hoorde een tijdlang tot de vriendenkring van de Brakels. Of Wilhelmus Sara leerde kennen toen hij van 1659 tot 1662 in Utrecht studeerde, is minder zeker dan Ros stelt (62). In elk geval woonde Anna Maria tussen 1660 tot 1662 niet in Utrecht, zodat in die tijd het contact tussen Wilhelmus en Sara via diens vriendin Anna Maria niet tot stand kan zijn gekomen.

Kritiek
De boeken van à Brakel sr. hebben in later tijden ook kritiek opgeroepen. Inderdaad lijkt het erop dat Brakel de alledaagse realiteit ontvluchtte (Ros, 92). De theocratische geest van de vroege vertegenwoordigers van de Nadere Reformatie lijkt in Makkum wat gedoofd te zijn.

De auteur was zelf niet zo bang voor de kritiek, „dewijl ik de eer Gods en de stichting dergenen die God van harte begeren te dienen en hun Zaligmaker in liefde aan te hangen, bedoeld heb.” Als de lezer iets bedenkelijks in ”Trappen” aantreft, laat hij het hele boek dan „met aandacht” lezen”, voegde Wilhelmus er later aan toe. Deze leesregel geldt ook vandaag. Te gemakkelijk worden boeken van oudvaders vluchtig geraadpleegd, slordig gelezen en vervolgens uit de tijd waarin ze zijn ontstaan gehaald om beoordeeld te worden met moderne maatstaven.