Boekrecensie

Titel: Wie zoekt, zal vinden
Auteur: M. Timmermans

Uitgeverij: Timmermans
Veen, 2000
ISBN 90 804812 2 X
Pagina's: 251
Prijs: ƒ 32,50

Recensie door B. L. P. Tramper - 27 december 2000

De Heidelberger in verhaalvorm

Door het verhaal over de belevenissen van Karl en Johan tijdens de Dertigjarige Oorlog (1618-1648) weeft auteur M. Timmermans nauwkeurig de hoofdlijnen uit de Heidelberger Catechismus heen. De gesprekken tussen de twee jongemannen gaan bijna uitsluitend over de inhoud van het troostboek. Ook tijdens ontmoetingen met paters en militairen komen diverse zondagsafdelingen aan bod.

Dat maakt meteen de bedoeling van het boek ”Wie zoekt, zal vinden” helder: Timmermans wil zijn lezer inwijden in de schatkamers van de catechismus die eeuwen geleden in Heidelberg werd geschreven door Caspar Olevianus en Zacharius Ursinus. De schrijver is kennelijk van mening dat de lessen van de twee theologen nog niets aan actualiteit hebben verloren. Wie zou hem ongelijk willen geven.

Het verhaal zet in met de zondag over de sacramenten en mondt via uiteenzettingen over het avondmaal, de doop en de waarachtige bekering in vraag en antwoord 33 uit in een behandeling van de Tien Geboden. Karl is de man die tekst en uitleg geeft, Johan leeft met hem mee.

Het tweetal is onderweg vanuit Duitsland naar Denemarken. Karl reist als koerier in opdracht van de stedenbond. Hij moet hulp vragen in de strijd tegen de oprukkende legers van de keizer, die met geweld de Rooms-Katholieke Kerk in de Duitse landen in ere wil herstellen. Een overzichtelijke kaart in het boek geeft aan welke gebieden de lutherse godsdienst zijn toegedaan en welke de calvinistische en de roomse.

Op weg naar Denemarken logeren de vrienden in een klooster, waar ze gesprekken voeren met monniken en priesters. Vanuit Emden, waar ze een kerkdienst bijwonen, vaart het tweetal per geuzenschip naar Denemarken. In de kajuit legt Karl de Tien Geboden uit. Een geus bekent hem: „Als ik na een zeereis van enkele weken eindelijk aan wal kom en ik zie op straat of in een winkel een heel mooi meisje of jonge vrouw, dan moet ik hier bekennen dat ik daar graag een scheepsbeschuitje mee zou willen eten. En dat is zonde, ik weet het. Maar hoe krijg ik het eruit?”

Handen
Aan het eind van het verhaal komen de twee in een hinderlaag terecht. Karl overlijdt in een ijskoude stroom tijdens een vluchtpoging. „In een ogenblik gaat het leven aan zijn geestesoog voorbij. Dan zakt hij weg in een diepe rivier. Maar eer hij angst voelt opkomen, voelt hij zich als gedragen en doet zijn ogen open. Onder hem is een zwarte diepte, maar onzichtbare handen dragen hem naar ondieper water. Dan breekt de waterspiegel open en het licht heeft de overhand. Twee heerlijke gestalten buigen zich met vreugde over hem heen. Ze steken hun handen uit en Karl voelt zich aan twee handen uit het water op de oever getild.”

De inhoud van de Heidelberger ligt Timmermans na aan het hart. Ook blijkt uit het boek zijn liefde voor de geschiedenis van de Reformatie in Europa. Graag wil hij anderen daarover informeren. Méér nog: hij wil anderen het Evangelie brengen. Om dat te doen, kiest hij voor de vorm van een historisch verhaal. Die vorm staat duidelijk wel op het tweede plan. Het verhaal verdwijnt daardoor naar de achtergrond.

Timmermans heeft het boek in eigen beheer uitgegeven. Het ziet er aantrekkelijk uit en telt zo'n tien kleurrijke illustraties van Adri Burghout.