Boekrecensie

Titel: Zoals wij zijn, zo zullen de tijden zijn; deel 2: Verbeeld verleden
Redactie: Willem Brouwer, Daniël Lobregt, Johan Morren e.a.
ISBN 90 90140 822/ 90 90141 529
Pagina's: ca. 150 per stuk
Prijs: samen ƒ 65,- (incl. porto)
Te bestellen bij Hans Teerds, Zuideindseweg 80a, 2645 BH Delfgauw, tel. 015-2618409

Recensie door ir. L. van der Waal - 6 december 2000

Delfts CSFR-dispuut viert 50e verjaardag

Zoals wij waren,
zoals wij zijn

”Johannes Calvijn” –het oudste dispuut van de landelijke studentenvereniging CSFR– vierde 14 oktober zijn 50-jarig bestaan. In de periode 1950-2000 deden zich grote veranderingen voor in de samenleving. Centraal tijdens het feestelijk gedenken stond de vraag in hoeverre deze veranderingen van invloed zijn geweest op het denken binnen het dispuut. Een tweedelige publicatie geeft daarop een antwoord.

De eerste bundel gaat over de veranderingen in de onderwerpen waarmee men zich bezighield, en waar de antwoorden op de vragen werden gezocht. In de tweede bundel passeert de geschiedenis van het dispuut de revue in de vorm van foto's en (ludieke) verhalen. Met deze dubbele uitgave presenteert het dispuut een boeiende publicatie, waarin een indrukwekkende hoeveelheid energie en tijd is gestoken.

Tussen de leden en het dispuut bestaat een wisselwerking, stelt de lustrumcommissie in de inleiding op de eerste bundel. Zoals de leden zijn, zo zal het dispuut zijn. Maar omgekeerd ontvangen de leden vorming en toerusting in het dispuut ter voorbereiding op hun plaats in de maatschappij. En dat zal uiteindelijk doorwerken in de samenleving. Vandaar de titel van de bundel: ”Zoals wij zijn, zo zullen de tijden zijn”. Dat moge wat stoutmoedig klinken, maar zoals uit het vervolg van de bundel blijkt, bedoelt deze aan Augustinus ontleende uitspraak geen parmantige pretentie maar een verplichtende intentie. Daarmee stelt het dispuut van nu zich nadrukkelijk onveranderd in continuïteit met de vorige studentengeneraties. Maar er zijn uiteraard ook veranderingen.

Wereldmijding voorbij
Oud-lid dr. ir. J. van der Graaf opent de bundel met een schets over de ontwikkelingen in kerk en maatschappij in de achterliggende vijftig jaar. Daarna volgen afzonderlijke interviews met oud-leden uit elkaar opvolgende studentengeneraties, gesprekken met een viertal oud-leden die op vooraanstaande plaatsen in de politiek terechtgekomen zijn, en een gedachtewisseling met drie oud-leden die aan de Technische Universiteit werkzaam zijn (geweest). De vraag naar de waardering van de techniek wordt nader belicht in een bijdrage van oud-lid ir. A. Duyn en prof. dr. ir. E. Schuurman. Ten slotte worden de veranderingen binnen het dispuut zichtbaar gemaakt met de uitkomsten van een enquête onder leden en oud-leden.

De bundel sluit af met een overzicht van de historicus drs. A. A. van der Schans. In een boeiende beschrijving, doorspekt met evaluaties en commentaar, laat hij de ingrijpende veranderingen in de samenleving de revue passeren. Niet alleen in leeftempo, mobiliteit, communicatie en vrije tijd is er veel veranderd, maar vooral ook in gezin, geloof, moraal, welvaart en consumptie. Dat alles kon aan het dispuut, zoals Van der Schans laat zien, niet ongemerkt voorbijgaan.

De veranderingen komen uiteraard het duidelijkst naar voren bij een vergelijking van het dispuut van nu met dat van de begintijd. De sterke, eenzijdige concentratie op het geestelijk gedachtegoed dat door de generatie van het eerste uur van huis uit was meegebracht en dat werd gekenmerkt door nadruk op het hiernamaals, wereldmijding en vreemdelingschap is duidelijk verleden tijd. Welvaart en emancipatie hebben ook het thuisfront van de huidige studentenpopulatie aanzienlijk veranderd. Het dispuut heeft zijn leden uit een bredere traditie, die ook uit niet-reformatorische bronnen hun antwoorden putten. Terwijl aan de oudere generatie de actuele vragen van de samenleving voorbijgingen, hebben de latere generaties een breder aandachtsveld. Fundamentele ethische problemen komen op de agenda. De techniek wordt niet langer als een neutraal vakgebied gezien.

Ongedeelde kerk
Met de theocratie –het ideaal van een ongedeelde kerk die een publieke plaats in het volksleven zou hebben– hielden de studenten van de beginperiode zich intensief bezig. Het thema is door de latere generaties bewaard. Maar meer dan bij de vroegere studenten leeft in het huidige dispuut de vraag wat hiervan in de samenleving valt te realiseren. Gegeven de gemarginaliseerde positie van de kerk is er meer begrip voor de reformatorische zuil om staande te blijven in de huidige weerbarstige werkelijkheid. Daarmee is ook de gedachte van een ongedeelde kerk als vooronderstelling van de theocratie minder actueel en wordt de noodzaak om eigen kerk te verlaten en hervormd te worden minder beleefd.

Wat blijft, en voortdurend aan de orde komt, zijn de centrale geloofsvragen. Er mogen dan discussies zijn geweest over de binding aan de grondslag van het dispuut, er mogen elementen van postmodern denken binnensluipen, de vragen van kerk en verbond en van geloofsbeleving en toe-eigening blijven een plaats in de bezinning houden.

Dat verwondert niet. Want –ondanks alle verandering– „als we voor God staan, staan we daar niet als mensen van de twintigste eeuw, maar als goddelozen en vijanden”, schreef ds. G. Boer eens in een briefwisseling met dr. H. Berkhof.

Ten slotte: hoe zullen de leden van het dispuut erin slagen de tijden te doen zijn zoals ze zijn? In een wereld waarin het christendom geen cultuurbepalende factor is zal, lezen we, onverminderd aan de theocratische gedachte vastgehouden moeten worden. Want het gaat er onveranderd om de Naam te erkennen van Hem Die de wereld regeert. Het gaat erom voor die waarheid uit te komen.