Boekrecensie

Titel: Werk in uitvoering 2
Supervisoren: dr. M. Barnard e.a.

Uitgeverij: Nederlands Bijbelgenootschap/Katholieke Bijbelstichting 2000
ISBN 90 6126 857 5
Pagina's: 400
Prijs: ƒ 29,90

Recensie door dr. Chr. Fahner - 22 november 2000

NBV mist soms elementen uit grondtekst

Werken aan een bijbelvertaling

”Werk in uitvoering 2”. Zo luidt de titel van de tweede deeluitgave van de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV). De NBV wil een doeltaalgerichte vertaling zijn. Daarin is men geslaagd, in die zin dat de gebruikte taal hedendaags Nederlands is. Hoe is het gesteld met de andere doelstelling, brontekstgetrouwheid? Een proef aan de hand van het boek Markus.

”Werk in uitvoering 2” bevat de boeken Genesis, 31 psalmen, Zacharia, het apocriefe Tobit, Markus, 1 Korinthiërs en Openbaring. De NBV is een project van het Nederlands Bijbelgenootschap en de Katholieke Bijbelstichting, in samenwerking met het Vlaams Bijbelgenootschap en de Vlaamse Bijbelstichting. Het is de bedoeling dat de vertaling over enkele jaren uitkomt.

Wie het project nog niet zo goed kent, kan vanaf pagina 363 de uitgangspunten beschreven vinden. Die houden onder andere in: geen hoofdletters bij persoonlijke voornaamwoorden die naar God of Jezus verwijzen. Toch kan daardoor soms de duidelijkheid versterkt worden. Markus 1:10 wordt vertaald met de implicatie, dat hij (= Jezus) uit het water opklom, en ... de Geest ... op zich (zag) neerdalen. Men kan dat laatste ook vertalen met: „op Hem.” Dat is zelfs beter, als we de vier evangelieteksten naast elkaar leggen. Johannes is het die uit het water opkwam en de gebeurtenissen zag.

Er wordt veel getutoyeerd in het evangelie. Daarentegen zien we het gebruik van ”u” in 1 Korinthiërs, en een wisselend gebruik in Openbaring. Ook maken de vertalers soms expliciet wat in de grondtekst impliciet bleef: „broeders en zusters” (Grieks: „broeders”). Het vrijwel systematisch achterhouden van het voegwoord ”en” is een volgend kenmerk. De voetnoten bevatten geen tekstverwijzingen. Wel verwijzen ze naar woorden of tekst(gedeelt)en die in „andere handschriften” voorkomen. Het gaat dan vaak over passages die in de basistekst ontbreken maar wel in de Statenvertaling voorkomen.

Meedenken
Als ik probeer mee te denken, verbaast het me dat er geen weergave van de wisseling in de tekst van de verleden tijden naar het historisch presens te vinden is. Als men brontekstgetrouw wil beginnen ligt hier een gemiste kans. Aandacht hiervoor had „de bijzondere zeggingskracht” van bijvoorbeeld Markus aanmerkelijk versterkt.

Een typisch kenmerk van de brontaal, het verschil tussen de aspecten van werkwoordscategorieën, is grotendeels onverwerkt gebleven. Het gaat hier om bijvoorbeeld regelmaat tegenover eenmaligheid die in het Grieks aanwezig zijn in werkwoordsvormen, maar die niet in het Nederlands in één woord voorhanden zijn. Deze tegenstelling wordt tekstkenmerk als een schrijver verschillende aspecten in contrast zet. Het komt mij voor dat de aandacht hiervoor niet systematisch aan bod komt, al zijn er voorbeelden te melden waar de vertalers door toevoeging van een Nederlands woord aspectkenmerken wel doorgeven – zo bijvoorbeeld „voortaan” in Markus 1:28, maar alleen „brachten” zonder meer in Markus 1:32.

Een recensie in kort bestek schrijven over enige boeken van een NBV is schier onmogelijk. Daarom heb ik ervoor gekozen om één hoofdstuk nader te bezien (Markus 1). Om de zaak niet ingewikkelder te maken, volgen hieronder alleen voorbeelden waarbij geen tekstkritische kwesties in het geding zijn. Eén zaak is duidelijk: de NBV wil doeltaalgericht zijn. Daarin is men geslaagd, in die zin dat de gebruikte taal hedendaags Nederlands is. Hoe is het gesteld met de andere doelstelling, de brontekstgetrouwheid? Ik geef mijn bevindingen op een aantal punten weer.

Consistent
Het gaat bij consistentie om de vraag of eenzelfde woord in het Grieks op diverse plaatsen, mede gezien de context, gelijk is weergegeven. In Markus 1 zijn diverse voorbeelden te geven (evangelie, vervullen), waaruit blijkt dat een mijns inziens onnodige inconsistentie wordt toegelaten. Dat is niet zo gemakkelijk voor systematische bijbelstudie. Ik ben benieuwd hoe er ooit een concordantie op de NBV gemaakt zal worden.

Vergeleken met de Griekse grondtekst zijn hier en daar woorden toegevoegd. Dat gebeurde ook in de Statenvertaling, die ik hier als een vormgetrouwe vertaling ter vergelijking heb opengeslagen. De NBV gaat verder. Toevoegingen zijn ongetwijfeld als verduidelijking bedoeld. Maar ze zijn als zodanig onherkenbaar omdat de NBV niet van cursieve woorden of woorden tussen haakjes gebruikmaakt.

In de NBV worden soms elementen uit de grondtekst weggelaten, vooral als deze als impliciet in de vertaling beschouwd worden. Vaak wordt zo het deelwoord „zeggende” weggelaten. Op andere plaatsen is het woord zelfstandig weergegeven. Weglatingen beperken de mogelijkheid voor de lezer om de grondtekst te proeven. Hij kan wel het verhaal meemaken, maar mist de precieze binding aan het origineel. Verschuivingen of wisselingen ten aanzien van de grondtekst geven weliswaar explicitering. Maar de lezer weet niet meer precies wat de oorspronkelijke zegging is.

Zinsstructuur
De zinsstructuur van het Grieks kent eigenaardigheden die niet zomaar in het Nederlands zijn weer te geven. Het is vaak nodig om herstructurering toe te passen. Vaak gebeurt dat ook in de Statenvertaling. Daarin vinden we bijvoorbeeld regelmatig de vervanging van een deelwoordelijke constructie in het Grieks door weergave met een bijzin. Dan wordt van een deelwoord in een bijzin een persoonsvorm gemaakt. Dat kan tot vervaging leiden. Zo bijvoorbeeld het „om... te bidden” van Markus 1:35. In het Grieks staat: „(Hij) bad”, een feit dus. Door herstructurering van de zinsbouw kunnen relaties in de tekst wegraken.

Doelgroepen
Dat de NBV in een aantal kerken ingang zal vinden is zeker. Maar de Nederlandse doelgroepen zijn zeer verschillend. Voor degenen bij wie de Statenvertaling geldt als een Nederlandse vertaling bij uitnemendheid zal het besef blijven bestaan dat de NBV te weinig aansluit bij de grondtekst en te weinig consistent is. Bepaalde begrippen uit het bijbels taalgebruik die voor hen vol betekenis zijn, worden door het gebruik van hedendaagse alternatieven niet meer als zodanig herkend.

Dat de Bijbel ook kan dienen voor geïnteresseerden in de Europese cultuurgeschiedenis is dan misschien mooi meegenomen. Maar als dat gebeurt zonder de erkenning van de Schrift als Woord van God zal de lezing ervan het voornaamste doel missen. Het gaat er immers om dat de zondige mens wordt opgeroepen tot bekering en dat hem de weg van verzoening en heil gewezen wordt, met het gebed om de toepassing door de Heilige Geest.

Weliswaar laat deze uitgave zien dat men een brede kerkelijke achterban zoekt. Maar liefst 23 kerken en geloofsgemeenschappen, waaruit de supervisoren voortkomen, worden genoemd. Onder hen bevinden zich dr. M. Barnard, dr. A. de Kuiper, dr. A. Noordegraaf, dr. M. J. Paul en dr. H. Scholtmeijer voor de Nederlandse Hervormde Kerk, prof. dr. H. G. L. Peels en drs. W. Steenbergen voor de Christelijke Gereformeerde Kerken, prof. dr. J. van Bruggen, dr. L. J. Wierenga en mevr. drs. M. Wilcke-van der Linden voor de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) en drs. R. de Blois voor de Gereformeerde Gemeenten. Daarmee is echter nog niet gezegd hoe de NBV in de respectieve kerken zal geaccepteerd worden als ze eenmaal klaar is.