Boekrecensie

Titel: De kerk centraal. Zestig jaar in dienst van de kerken
Auteur: ds. J. H. Velema

Uitgeverij: Groen
Heerenveen, 2000
ISBN 90 5829 190 1
Pagina's: 196
Prijs: ƒ 32,50

Recensie door dr. ir. J. van der Graaf - 8 november 2000

Ds. J. H. Velema schrijft fris boek bij zestigjarig ambtsjubileum

Een kerkverband
met een rekverband

Ds. J. H. Velema 'verdient' een felicitatie met zijn zestigjarig ambtsjubileum én met zijn boek ”De kerk centraal”. Het boek staat vol met anekdoten en wetenswaardigheden zijn werk binnen en buiten de kerk. Ds. Velema bepleit een kerkverband met een rekverband: één in geloof, zonder het in alles, ook in alle praktische zaken, eens te zijn. „Alles wat werkelijk gereformeerd is, hoort in één kerkverband.”

Bladerend in oude jaargangen van ”de Waarheidsvriend” las ik bij het vijftigjarig bestaan van de Gereformeerde Bond in 1956, dat ds. J. H. Velema in ”De Wekker” twee „zeer waarderende artikelen” had geschreven, „in overeenstemming met wat prof. Kremer op de jubileumdag zeide.” „De Gereformeerde Bond kwam er bij ds. Velema zelfs beter af dan de synode der Gereformeerde Kerken…”

In het boek van de 84-jarige christelijke gereformeerde emeritus ”De kerk centraal”, dat dezer dagen ter gelegenheid van zijn zestigjarig ambtsjubileum is verschenen, verklaart Velema zich wat de Gereformeerde Kerken betreft nader. Een van zijn leermeesters, de dogmaticus prof. J. J. van der Schuit, was resoluut in zijn afwijzing van het kuyperiaanse neocalvinisme, dat „hoogmoed en zelfverzekerdheid” uitstraalde: „abonnee op ”De Standaard” betekent uitbreiding van het Koninkrijk Gods.” Dit onderwijs van Van der Schuit stempelde het denken van Velema en deed hem tegelijkertijd concluderen: „De Gereformeerde Kerken moeten wel radicaal veranderen, willen we ooit één worden.” En even eerder liet hij in zijn boek al weten altijd „een verborgen liefde voor de Hervormde Kerk te hebben gehad”, sinds zijn vader (ook predikant) hem op een dankdag had meegenomen naar de Bovenkerk in Kampen, waar ds. C. B. Holland preekte, „een ervaring die diepe indruk maakte”.

Verdeeldheid
Nochtans merkte ”de Waarheidsvriend” van 1956 ook bij de artikelen van Velema op: „Over de gemeenschappelijke schuld, die rust op heel de Gereformeerde Gezindte, ook bij ds. Velema geen woord.” Welnu, dat is later dan wel anders geworden. Inzake de schuld van de kerkelijke verdeeldheid heeft de Nunspeter emeritus vaak de bazuin aan de mond gezet. En in het boek dat nu bij zijn jubileum verschijnt, doet hij dat nog eens dunnetjes over. Hij schreef zelf ooit een boekje, getiteld ”Waarom christelijk gereformeerd?” Nu zou de titel kunnen luiden ”Waarom nog christelijk gereformeerd?” Heel eerlijk behandelt hij de situatie binnen zijn kerken, waarbij hij de vraag of men uiteen is gegroeid of bezig is uiteen te groeien bevestigend beantwoordt. Men moet er bijvoorbeeld niet aan denken, zegt hij, welke gevolgen het voor de interne verhoudingen zou hebben, „wanneer een besluit om de vrouw in het ambt toe te laten of tot vereniging met een andere gereformeerde kerk wordt genomen.”

In zijn analyse van het kerkelijke leven bij anderen is hij niet minder eerlijk. Hij keert zich scherp tegen zowel de (vroegere) ware-kerkpretenties van de vrijgemaakten („had Adam nog geleefd, dan was hij vrijgemaakt geweest”) als tegen het zelfgekozen isolement van de Gereformeerde Gemeenten en het standpunt van de Gereformeerde Bond inzake de relatie tussen kerk en verbond. Maar dat neemt niet weg dat het ideaal van de éne kerk van gereformeerde signatuur, zij het met behoud van het „beginsel van afscheiding”, hem nog steeds helder voor ogen staat. Daarom gaf hij aan zijn boek de titel mee ”De kerk (enkelvoud) centraal”. Letterlijk zegt hij: „Er zijn verschillen tussen oud-gereformeerd en vrijgemaakt gereformeerd, maar alles wat werkelijk gereformeerd is, welke verschillen er ook geweest zijn of nog zijn, welke historie zich ook heeft afgespeeld en welke breuken ook zijn geslagen, hoort in één kerkverband, dat dan misschien wat rekbaarder mag en kan zijn dan de kerkverbanden die we nu kennen. In deze tijd van voortgaande secularisatie, die de gereformeerde dijken aantast, kunnen we niet op de oude kerkelijke voet verder gaan.”

Velema wil dus een kerkverband met een rekverband: één in geloof, zonder het in alles, ook in alle praktische zaken, eens te zijn. Maar zal dat verband, zo is mijn vraag, gezien de tijdgeest, zich niet opnieuw opdelen in richtingen en stromingen, die moeilijk bijeen te houden zijn? Als voorschot wil Velema in ieder geval nemen (meer) samenwerking op het plaatselijk vlak, met name daar waar er over en weer „veel herkenning en waardering” is. Daarin zullen velen met hem accorderen.

Geloof
Boven dit artikel had ik ook een andere titel kunnen zetten: „Geloven is niet vanzelfsprekend en geloven is niet onmogelijk”. Want, zegt Velema, „het is een geweldige opgave om het roer recht te houden en niet te vervallen in automatisme aan de ene of lijdelijkheid aan de andere kant.” Wie Velema kent uit zijn vele publicaties over geloofszaken, ontmoet in dit boek geen vreemde. Ook hier is kennelijk prof. J. J. van der Schuit zijn leermeester geweest. Van der Schuit wilde boven het schema voorwerpelijk-onderwerpelijk uit: „Het gaat om pneumatisch, geestelijk denken, preken, leven.” Hij pleit terecht voor trinitarische prediking, signaleert eveneens terecht „een vleugje remonstrantisme”, dat over de prediking komt te liggen vanwege evangelische invloeden en kritiseert ten slotte niet minder terecht een geloofsleven waarin de nadruk meer op de christen dan op Christus komt te liggen. Hier ziet men Velema ook helemaal in het hart. Wanneer zijn pen hier soms ook scherp wordt, dan is dat vanwege hartstocht om het Evangelie voor verlorenen.

Varia
Ds. Velema heeft een heldere en directe schrijfstijl. Dat maakt het lezen van dit boek tot een genoegen. Het staat vol met anekdoten en (historische) wetenswaardigheden. Uiteraard over de gemeenten die hij diende: Steenwijk, waar hij het goed had met zijn hervormde collega Jörg, Bunschoten, waar hij veel godsvrucht en vrucht op de prediking aantrof, Apeldoorn (bijna twintig jaar!) en Nunspeet, twee heel verschillende Veluwse gemeenten. Maar ook over de synode, waarvan hij verschillende keren voorzitter was, over het curatorium van de Theologische Hogeschool, waar op een bepaald moment doctores benoemd konden worden, over het pastoraat en het werk onder jongeren, over zijn reizen, onder andere naar Israël, waarbij liefde tot het oude bondsvolk werd gewekt of verdiept.

Maar ds. Velema had ook vele functies buitenshuis, dat wil zeggen, buiten de eigen kerk en gemeente. Hij was jarenlang voorzitter van het COGG. Hij maakte de oprichting van Koers (naast het Reformatorisch Dagblad) mee, alsook de oprichting van de RPF en de oprichting van de EO, waarvan hij jarenlang voorzitter was. Ook hier is de pen van de jubilaris helder, waarbij helderheid naar sommiger oordeel scherpte zal betekenen. Wanneer hier wordt afgedrukt wat Velema over de onverkwikkelijkheden bij de oprichting van Koers en het RD vermeldt, zou de rubriek ”Opgemerkt” in deze krant voorlopig wel weer het nodige voedsel hebben. De een was in die tijd „van Urk”, de ander „van Driebergen.” En „een vooraanstaand predikant van de Gereformeerde Gemeenten”, die eerst van „de sectarische tendensen in de Driebergse opstelling” sprak, was de eerste die zei dat „de voorwaarden, die ”Urk” stelde, niet gereformeerd in de klassieke zin van het woord” waren. En wat de EO betreft acht hij „de schimpscheuten aan haar adres uit de rechterflank van het gereformeerde volksdeel (...) soms al te goedkoop en doorzichtig”, want dan sluit men de ogen „voor de werkelijke situatie van ons volksdeel en de zwakheid van de reformatorische zuil.” Het is echter Velema ten voeten uit als hij ook als zijn zorg uitspreekt dat de EO bij de bereikte breedte de nodige diepte zou kunnen verliezen.

Schoonheidsfout
Ds. Velema 'verdient' een felicitatie met zijn zestigjarig ambtsjubileum en ook met dit frisse boek van zijn hand. Hij duide het mij niet euvel dat het enige verwondering wekte schrijver dezes niet aangeduid te zien met de naam die al geslachten lang gebruikt wordt en desnoods met daarbij de naam waarmee zijn moeder hem ten doop hield, maar met een betiteling die uit de (zondag)sport stamt. Dat viel me een beetje tegen van mijn geestelijke (wapen)broeder. Het doet aan mijn waardering voor het boek van dominee Jan Hendrik Velema niets af.