Boekrecensie

Titel: Ben ik wel uitverkoren?
Auteur: H. Westerink

Uitgeverij: De Vuurbaak
Barneveld, 2000
ISBN 90 5560 197 7
Pagina's: 66
Prijs: ƒ 14,90

Recensie door ds. G. Bouw - 11 oktober 2000

Uitverkiezing aan jongeren uitgelegd

Over de uitverkiezing is altijd al heel wat te doen geweest, gezegd en geschreven. Vanuit verschillende invalshoeken, op verschillende manieren, met onderscheiden intenties en derhalve ook leidend tot zeer uiteenlopende conclusies. Helaas was dat lang niet altijd „tot eer van Gods heilige Naam en tot een levende troost van Zijn volk”, zoals dat in de Dordtse Leerregels zo prachtig gezegd en gedaan wordt en zoals bovenal de Heere God Zélf dat in Zijn Woord ook telkens weer zo treffend bedoelt en doet! Aan de reeks van boeken over dit onderwerp voegt H. Westerink de titel ”Ben ik wel uitverkoren?” toe.

Zoals de titel aangeeft, hebben we hier niet te doen met een diepgravende theologische studie over de uitverkiezing. Dat was ook niet de bedoeling en dat kan ook niet in zo'n klein paperbackje van 66 korte bladzijden. Dit is meer een hartelijke en echt pastorale poging om vooral jonge mensen een helpende hand te bieden. De auteur wil hen helpen om persoonlijk, voor zichzelf, tot die blijde en vaste zekerheid te mogen komen dat ze mogen weten als een wonder van Gods genade werkelijk reeds van eeuwigheid uitverkoren te zijn. En dat pogen is te begrijpen en ook alleen maar zeer te waarderen. Vele jongeren zitten inderdaad met die klemmende vraag: Ben ik wel uitverkoren?

Heel praktisch en concreet gaat Westerink op allerlei facetten in. Heel begrijpend en begrijpelijk ook. Je kunt merken dat hij bepaalde uitersten en obstakels en moeiten en mogelijke twijfels en onzekerheden heel goed aanvoelt. En hij probeert daar eerlijk en vooral ook bijbels op in te gaan en antwoord op te geven. Prachtige dingen worden daarbij vanuit de Heilige Schrift (en ook steeds verwijzend náár die Schrift) gezegd.

Wat mij opvalt (en wat ik zeer waardeer!) is dat Westerink na en vanuit de Schrift ook telkens weer zo treffend naar het belijden van de kerken, met name in de Dordtse Leerregels, verwijst. Dat vervreemdt jongeren niet van het belijden en het onderwijs van de kerken, maar wil hen er juist aan binden!

Vertaling
Behalve veel waardering heb ik ook nog een enkele wat anders getinte opmerking, hoewel positief bedoeld. Afgezien van het feit dat Westerink (bijna) steeds vanuit de Nieuwe Vertaling en het Gereformeerd Kerkboek citeert (wat zeker in de achterban van deze krant niet door iedereen gewaardeerd wordt), valt het op dat hij steeds over ”gelovigen” en ”gelovige jongeren” spreekt. Dat is misschien begrijpelijk, gezien zijn opzet en bedoeling, maar ga je er dan toch ook niet té gemakkelijk van uit dat onze jongeren al gelovig zijn en dat ze dat alleen nog maar moeten gaan weten? Dreigt dan niet het gevaar van een zekere verbondsoverschatting, zoals bij anderen van een zekere onderschatting sprake is?

Het is niet zo dat Westerink vanzelfsprekend uitgaat van iemands geloof. Hij zegt zelfs (blz. 62): „Wat zou het intens verdrietig zijn als gedoopte kinderen zouden menen dat zij vanzelfsprekend uitverkoren zijn.” Maar tóch zou over het algemeen iets meer aandacht voor het persoonlijk bearbeid en geleid (moeten) worden door de Heilige Geest zeer aan te bevelen zijn.