Boekrecensie

Titel: Waarom ik in de gevestigde kerk blijf
Auteur: A. Monod

Uitgeverij: Frits Hardeman
Ede, 2000
ISBN 90 76430 17 9
Pagina's: 142
Prijs: ƒ 19,95

Recensie door ds. W. van Gorsel - 20 september 2000

Een actueel geschrift
van Adolphe Monod

„Afscheiding is dán slechts toegestaan, indien zij mij wordt bevolen.” Zomaar één zin uit het boekje van Adolphe Monod waarin hij zijn blijven in de Franse gereformeerde kerk motiveert. Dat geschrift (1849) was –in het Frans– al bekend in ons land en heeft veel betekend, onder andere voor het standpunt van Groen van Prinsterer. Nu verschijnt het voor het eerst in het Nederlands. De vertaling is van ds. R. D. Kwint.

Aan het eigenlijke geschrift van Monod gaat vooraf een inleiding over zijn leven (1802-1856) en over zijn plaats in het Franse Réveil (van de hand van J. C. J. Versteeg), en een situatieschets van de kerk in Frankrijk in de negentiende eeuw, door ds. L. H. Oosten. Aan het slot zijn nog enkele korte preken (avondmaalstoespraken) toegevoegd, door Monod gehouden op zijn ziek- en sterfbed.

In 1848 kwam er een scheur in de Franse kerk, als gevolg van het feit dat de meerderheid een geloofsbelijdenis niet wilde opnemen in de nieuwe kerkorde. Voor sommigen –onder andere Monods broer Frédéric– was dat een reden om de kerk te verlaten. Monod echter, hoezeer hij ook begrip had voor de argumenten van hen die heengingen, besloot te blijven. Van zijn motieven legt hij in dit boekje getuigenis af.

Die argumenten zijn, in grote lijnen, de volgende. Monod weet zich door Gods voorzienigheid in deze kerk geplaatst. Daar heeft hij zijn taak gekregen en daar mag hij met zegen werken. De besluiten van de septembervergadering hebben daarin voor hem geen verandering gebracht. Wel heerst er in de kerk een grote wanorde; de tucht is in verval geraakt. Maar hij ziet dat als een tijdelijke situatie. Men moet geduld hebben. „De onrechtzinnigheid heeft geen enkel recht. Wij zijn in ons eigen huis en gaan alleen weg als we eruit gezet worden.” Monod ziet zelfs een positieve ontwikkeling: sinds 1819 is het aantal orthodoxe predikanten sterk toegenomen.

Actueel
Het is uiteraard niet toevallig dat dit geschrift van Monod op dit moment in ons land het licht ziet. Zowel in het Ten geleide als op de achterflap wordt gewezen op de actualiteit voor de kerkelijke toestand van onze tijd. Een situatie die, aldus de inleiders, „niet in alle opzichten, toch wel in menig opzicht, vergelijkbaar is met de situatie van toen.”

Juist op dit punt rijzen bij mij vragen. Naar mijn bescheiden kennis van de Franse kerkgeschiedenis was de situatie in 1848 toch een geheel andere dan die wij nu beleven. In de septembervergadering, waarvan Monod melding maakt, werd niet de belijdenis ontkracht, maar werd geen meerderheid gevonden om een nieuwe geloofsbelijdenis op te nemen. Voor de minderheid was dat aanleiding om de kerk te verlaten, waartoe Monod geen reden zag.

Met de argumenten die Monod aanvoert, kan ik tot heden mijn blijven in de Nederlandse Hervormde Kerk uitstekend motiveren. Of die argumenten ook geldig blijven wanneer Samen op Weg onverhoopt een feit wordt, staat nog te bezien.